| Een hulpmiddel voor het controleren van de plaatsing van een endotracheale (ET) tube door toepassing van een partieel vacuüm (met behulp van een injectiespuit met zuiger of een zelfopblazende verdikking) via een dunne tube die tijdens behandeling van de luchtweg in de tracheacanule is ingebracht. Het wordt gebruikt bij intubatie van volwassenen. Het hulpmiddel maakt gebruikt van het anatomische verschil tussen de trachea en de oesofagus: wanneer de detectorverdikking of injectiespuit wordt ingedrukt (een partieel vacuüm wordt toegepast), loopt het hulpmiddel weer vol lucht als in de trachea is geïntubeerd, en dit gebeurt niet als in de oesofagus is geïntubeerd (de oesofagus sluit zich rond de tube). Het wordt gebruikt in zorginstellingen of in het veld om te controleren op oesofageale intubatie. Dit is een hulpmiddel voor eenmalig gebruik. |