| ontremde hechtingsstoornis (aandoening) | | ontremde hechtingsstoornis | | moeite met grenzen in relaties | | Hechtingsstoornis waarbij een kind ongeremd is in omgang met onbekenden en niet selectief in het kiezen van vriendschappen; het kind is een allemansvriend en kan alleen oppervlakkige relaties aangaan; dit komt voor als er op jonge leeftijd geen hechting heeft plaatsgevonden omdat het kind is opgegroeid in een extreme situatie van verwaarlozing of mishandeling, of als er vaak een wisseling is geweest van verzorgers. |  | Dit betekent dat je moeite hebt om grenzen te bewaren in relaties. Dat komt omdat je als kind nare dingen hebt meegemaakt. Zoals slaan of misbruik. Of heel weinig liefde en aandacht kreeg. | | Childhood disinhibited attachment disorder | | Institutional syndrome
|
| | Id | 270905000 | | Status | Primitive |
| DHD Diagnosis thesaurus reference set |
| RIVM authorized national diagnosis thesaurus to ICD10 complex mapping reference set | | Target | F94.2 | | Term | Ontremde hechtingsstoornis op kinderleeftijd |
|
| SNOMED CT to ICD-10 extended map | | Target | F94.2 | | Rule | TRUE | | Advice | ALWAYS F94.2 | | Correlation | SNOMED CT source code to target map code correlation not specified |
|
|