Tekst | Omschrijving | Rationale | G-Standaard CI | SHB CI | ICD9 | ICD10 | SNOMED-CT |
---|---|---|---|---|---|---|---|
ABCG2 141KK | Bij genotypering wordt het genotype vastgesteld. Het geeft aan welke allelen van het gen voor ABCG2 het geteste individu bezit. | Achtergrond informatie staat in [Bron: https://www.knmp.nl/downloads/g-standaard/farmacogenetica/abcg2-feb21.pdf]. Voor ABCG2 zijn meer dan 100 verschillende allelvarianten geïdentificeerd/beschreven. Slechts 2 van deze allelvarianten komen voor in een frequentie van meer dan 1% (en zijn dus polymorfismen). Van deze twee allelvarianten is er van slechts één een klinisch effect aangetoond (een verminderde effectiviteit van allopurinol). Het betreft het allel dat leidt tot wijziging van het 141e aminozuur van ABCG2 van glutamine (afkorting Gln of Q) in lysine (afkorting Lys of K). De betreffende genvariatie wordt in de regel aangeduid als Q141K. Het 141K-allel leidt tot een eiwit met een verminderde expressie in de celmembraan en daardoor een verminderde transportfunctie. De afname bedraagt ongeveer 50%. | 1387 - ABCG2 141KK | 585 - ABCG2 141KK | |||
ABCG2 141QK | Bij genotypering wordt het genotype vastgesteld. Het geeft aan welke allelen van het gen voor ABCG2 het geteste individu bezit. | Achtergrond informatie staat in [Bron: https://www.knmp.nl/downloads/g-standaard/farmacogenetica/abcg2-feb21.pdf]. Voor ABCG2 zijn meer dan 100 verschillende allelvarianten geïdentificeerd/beschreven. Slechts 2 van deze allelvarianten komen voor in een frequentie van meer dan 1% (en zijn dus polymorfismen). Van deze twee allelvarianten is er van slechts één een klinisch effect aangetoond (een verminderde effectiviteit van allopurinol). Het betreft het allel dat leidt tot wijziging van het 141e aminozuur van ABCG2 van glutamine (afkorting Gln of Q) in lysine (afkorting Lys of K). De betreffende genvariatie wordt in de regel aangeduid als Q141K. Het 141K-allel leidt tot een eiwit met een verminderde expressie in de celmembraan en daardoor een verminderde transportfunctie. De afname bedraagt ongeveer 50%. | 1386 - ABCG2 141QK | 584 - ABCG2 141QK | |||
Angio-oedeem |
angio-oedeem: variant van urticaria waarbij het oedeem voorkomt in diepe dermis, de subcutane weefsels en/of in de slijmvliezen van het hoofd-halsgebied (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek).
|
In de werkgroep is in november 2017 het volgende besproken:
Angio-oedeem in de anamnese (allergisch) en angio-oedeem in de anamnese (niet-allergisch) worden weer samengevoegd tot één contra-indicatie angio-oedeem in de anamnese. Deze contra-indicatie is bedoeld voor bewaking op niet-allergisch angio-oedeem.
Het onderscheid tussen allergisch en niet-allergisch angio-oedeem is in de praktijk niet werkbaar. Vaak is niet bekend of er sprake is van allergisch of niet-allergisch angio-oedeem. Met één contra-indicatie kunnen zorgverleners bij het optreden van angio-oedeem ervoor kiezen om contra-indicatie Angio-oedeem in de anamnese vast te leggen, ook als niet bekend is of het om een allergische reactie gaat. Op geneesmiddelovergevoeligheid kan worden bewaakt met de overgevoeligheids-of allergiemodule in het zorginformatiesysteem.
In de werkgroep is 20 november 2014 het volgende besproken:
Angio-oedeem in de anamnese alleen is niet specifiek genoeg. Het is te breed. De werkgroep besluit om er twee contra-indicaties van te maken, met onderscheid tussen allergisch en niet-allergisch angio-oedeem. Op geneesmiddelen die allergisch angio-oedeem hebben veroorzaakt wordt i.h.a.bewaakt via de overgevoeligheidsmodule. De enige uitzondering zijn ACE-remmers. Op ACE-remmers wordt bewaakt via de contra-indicatiemodule, omdat ACE-remmers absoluut gecontraïndiceerd zijn als een patiënt ooit als reactie op een geneesmiddel allergisch angio-oedeem heeft gehad. Bij niet-allergisch angio-oedeem wordt bewaakt op geneesmiddelen die een aanval van niet-allergisch angio-oedeem kunnen uitlokken bij patiënten die niet-allergisch angio-oedeem in de anamnese hebben.
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Gekozen wordt om angio-oedeem in anamnese op te nemen op de lijst van contra-indicaties/voorzorgen. De vraag was of het gaat om een allergie, of dat het als contra-indicatie/voorzorg beschouwd moet worden. Het document ‘Angio-oedeem’ van het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb, mei 2004 wordt genoemd. Hierin is beschreven dat C1-esterasetekort/-disfunctie zowel hereditair als verworven voor kan komen (en dat soms een idiopathische vorm van angio-oedeem wordt gezien, waarbij geen biochemische afwijkingen geconstateerd worden). Er is een melding van een klacht van een patiënt bekend dat er niet op angio-oedeem werd bewaakt. In het NHG-formularium is ‘angio-oedeem in anamnese’ gekoppeld aan RAAS-remmers, en in het Informatorium Medicamentorum komt bij ‘contra-indicaties’ voor: angioneurotisch oedeem in anamnese (bij ACE-remmers, angiotensine-IIantagonisten, moxonidine) en hereditair angio-oedeem type 3 (bij oestrogenen).
| 220 - ANGIO-OEDEEM, NIET-ALLERGISCH | 75 - HEREDITAIR ANGIO-OEDEEM | T78.3 - angioneurotisch oedeem | 41291007 - Angioedema (disorder) angio-oedeem (aandoening) | |
Astma |
In de werkgroep is in november 2013 het volgende besproken:
Voorgesteld wordt om astma en COPD als aparte contra-indicatieaarden op te nemen op de Nationale Lijst. Aanleiding voor dit voorstel zijn verzoeken uit de praktijk. Uit de discussie bij dit voorstel komt naar voren dat de bewaking op geneesmiddelen voor astma en COPD identiek is, behalve voor acetylsalicylzuur. De werkgroep besluit om astma en COPD als aparte contra-indicatieaarden op te nemen. Er is geen reden om dit niet te doen.
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
De werkgroep is van mening dat astma en COPD samen genomen kunnen worden. In de tekst kunnen de adviezen zo nodig uitgesplitst worden. Het kan dan bijv. gaan om ademdepressie of bronchoconstrictie. Oktober 2007: gekozen wordt voor de terminologie Astma/COPD.
| 1347 - Astma | 4 - ASTMA/COPD 44 - ASTMA | 491 - Chronische bronchitis 491.0 - Simple chronic bronchitis 491.1 - Mucopurulent chronic bronchitis 491.2 - Obstructive chronic bronchitis 491.8 - Other chronic bronchitis 491.9 - Chronsiche bronchitis, NNO 493 - Astma 493.0 - Extrinsiek astma 493.1 - Intrinsiek astma 493.2 - Chronic obstructive asthma 493.8 - Other forms of asthma 493.81 - Exercise induced bronchospasm 493.82 - Cough variant asthma 493.9 - Asthma, unspecified | J42 - Niet gespecificeerde chronische bronchitis J45 - Astma J45.1 - Niet-allergisch astma J45.8 - Gemengd astma J45.9 - Astma, niet gespecificeerd J45.0 - Overwegend allergisch astma J46 - Status asthmaticus | 195967001 - Asthma (disorder) | |
Bariatrische chirurgie | Er zijn verschillende soorten bariatrische chirurgie. De
meest toegepaste zijn Roux –en- Y gastric bypass (RYGB) en gastric sleeve. Onder contra-indicatie "bariatrische chirurgie" vallen verschillende soorten. Als een medicatiebewakingsadvies alleen geldt voor een bepaald type bariatrische chirurgie, bijvoorbeeld een RYGB, dan wordt dat in de adviestekst vermeld. In het algemeen wordt bij het uitwerken van medicatiebewakingsadviezen vaak informatie gevonden over toepassing van geneesmiddelen bij patiënten die een RYGB hebben ondergaan of die een gastric sleeve hebben. Oude naam (t/m 2018): gastric bypass. | In de NCI-lijst zal worden vermeld voor welke typen bariatrische chirurgie informatie beschikbaar is over toepassing van geneesmiddelen. Dit wordt vermeld in de Omschrijving bij "bariatrische chirurgie". In de werkgroep is 22 november 2018 het volgende besproken: De term "gastric bypass" dekt de lading niet. Onder deze contra-indicatie vallen verschillende vormen van bariatrische chirurgie. Daarom moet deze term worden vervangen door "bariatrische chirurgie". Als in de toekomst blijkt dat verschillende contra-indicaties nodig zijn voor een goede medicatiebewaking, wordt dit besluit heroverwogen. In de werkgroep is 20 november 2014 het volgende besproken: Voorgesteld wordt om maagverkleining, stoma en morbide obesitas als voorzorg op te nemen op de Nationale Contra-indicatielijst. Bij deze patientkenmerken kan sprake zijn van een veranderde opname van geneesmiddelen. Dit kan gevolgen hebben voor de dosering. Daarom is een medicatiebewakingssignaal met bijpassend advies gewenst. De werkgroep gaat akkoord met het voorstel. De voorgestelde term maagverkleining is echter niet juist. Bij een maagverkleining is er een deel van de maag ingesnoerd. Relevant is de bypass. Bij een bypass is er geen maag meer, waardoor de kinetiek van geneesmiddelen verandert. Hiermee moet rekening worden gehouden. Er kunnen problemen ontstaan als de bypass niet wordt genoemd bij overdracht naar een ander ziekenhuis.De juiste term is "gastric bypass". | 1355 - bariatrische chirurgie | 117 - GASTRIC BYPASS 117 - bariatrische chirurgie | Z98.0 - aanwezigheid van bypass en anastomose van darm Z90.3 - verworven afwezigheid van maag (deel van maag) Z90.4 - verworven afwezigheid van overige delen van spijsverteringsstelsel | 698450007 - History of bypass of stomach (situation) 442338001 - Bypass of stomach (procedure) 53442002 - Excision of stomach structure (procedure) Gastrectomy (procedure) gastrectomie (verrichting) 128400002 - Anastomosis of stomach (procedure) aanleggen van anastomose van maag (verrichting) | |
Borstkanker | synoniem: Mammacarcinoom (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | Besluit om de naam te wijzigen van Mammacarcinoom in Borstkanker. In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken: De werkgroep heeft erover gedacht verschillende hormoonafhankelijke tumoren samen te voegen onder één contra-indicatie/voorzorg. In de commentaarronde bleek dat Health Base momenteel mammacarcinoom en endometriumcarcinoom apart als contra-indicatie heeft opgenomen, waarvan de bewaking onderling verschilt. Bijvoorbeeld: tamoxifen is alleen bij endometriumcarcinoom gecontra-indiceerd. Daarom is besloten Mammacarcinoom apart op de lijst op te nemen. | 228 - Borstkanker | 27 - (DOORGEMAAKT) MAMMACARCINOOM | 174 - maligne neoplasma mamma van de vrouw 174.0 - Maligne neoplasma tepel of tepelhof vrl. mamma 174.1 - Maligne neoplasma centraal deel vrl. mamma 174.2 - Maligne neoplasma bovenste - binnenste kwadrant vrl. mamma 174.3 - Maligne neoplasma onderste - binnenste kwadrant vrl. mamma 174.4 - Maligne neoplasma bovenste - buitenste kwadrant vrl. mamma 174.5 - Maligne neoplasma onderste - buitenste kwadrant vrl. mamma 174.6 - Maligne neoplasma axillaire uitloper vrl. mamma 174.8 - Maligne neoplasma vrouwelijke borst, lokalisatie NEC 174.9 - Maligne neoplasma vrouwelijke borst NNO 175 - Maligne neoplasma mannelijke borst 175.0 - Maligne neoplasma tepel of tepelhof mnl. borst 175.9 - Maligne neoplasma mannelijke borst 233.0 - Carcinoma in situ mamma (ICD-9-DE) | C50 - Maligne neoplasmata van mamma C50.0 - Tepel en tepelhof C50.1 - Centraal deel van mamma C50.2 - Binnenste bovenkwadrant van mamma C50.3 - Binnenste onderkwadrant van mamma C50.4 - Buitenste bovenkwadrant van mamma C50.5 - Buitenste onderkwadrant van mamma C50.6 - Axillaire uitloper van mamma C50.8 - Neoplasma met overlappende lokalisatie van mamma C50.9 - Mamma, niet gespecificeerd D05 - Carcinoma in situ van mamma D05.0 - Lobulair carcinoma in situ D05.1 - Intraductaal carcinoma in situ D05.7 - Overig gespecificeerd carcinoma in situ van mamma D09 - Carcinoma in situ van overige en niet gespecificeerde lokalisaties D05.9 - carcinoma in situ van mamma, niet-gespecificeerd | 372064008 - malignant neoplasm of female breast 372095001 - malignant neoplasm of male breast 92593006 - carcinoma in situ of female breast 92652009 - carcinoma in situ of male breast 254837009 - Malignant tumor of breast (disorder) Malignant neoplasm of breast (disorder) maligne neoplasma van mamma (aandoening) maligne neoplasma van mamma (aandoening) 189336000 - Carcinoma in situ of breast (disorder) |
Borstvoeding | 1330 - Borstvoeding | 99 - LACTATIE PERIODE | V24.1 - Lactating mother | Z39.1 - Zorg voor en onderzoek van zogende moeder | 169750002 - Mother currently breast-feeding (finding) | ||
Brugada-syndroom | Inmiddels zijn in de Pharmabase èn in de G-Standaard de contra-indicaties van de nationale lijst opgenomen waarbij sprake is van hartritmestoornissen. Discussie 2008: Er was discussie of één overkoepelende term gebruikt zou moeten worden (Hartritmestoornis), of afzonderlijke contra-indicaties/voorzorgen, en zo ja, welke. Vooralsnog is er geen bewaking op hartritmestoornissen in de G-Standaard. In Pharmabase is recent ‘Tachy-aritmie’ vervangen door twee afzonderlijke contra-indicaties/voorzorgen: Wolff-Parkinson-White-syndroom (WPW); 2) Brugada-syndroom. De toelichting is terug te vinden in Commentaren Medicatiebewaking. In grote lijnen komt het er op neer dat de geraadpleegde deskundige aangaf dat bij de meeste vormen van hartritmestoornissen geen geneesmiddelen gecontra-indiceerd zijn, met uitzondering van WPW en Brugada. De verschillende middelen die bij WPW en Brugada bewaakt worden zijn terug te vinden in Commentaren Medicatiebewaking (bij WPW zijn dit er veel minder dan bij Brugada, waar ook bewaking op bijvoorbeeld TCA’s en SSRI’s plaatsvindt). Aan de gebruikers van Pharmacom/Medicom is hierover vorig jaar het volgende gemeld: “Tachy-aritmie is een breed begrip, waar veel verschillende ritmestoornissen onder vallen. Niet alle aandoeningen ondervinden evenveel hinder van bepaald geneesmiddelgebruik. Van bepaalde geneesmiddelen was de relevantie van het signaal CI 012 onduidelijk. Bij patiënten met het Brugada-syndroom of het Wolff-Parkinson-White-syndroom kan gebruik van bepaalde geneesmiddelen tot (grote) problemen leiden. Het gaat hierbij echter om een veel kleinere groep patiënten, bij wie daadwerkelijk iets met het signaal gedaan kan worden. Het is de werkgroep niet helemaal duidelijk waarom WPW en Brugada door Health Base zijn benoemd. Zo is er over Brugada weinig gepubliceerd. Atriumfibrilleren komt mogelijk meer voor, maar hier hoeft mogelijk niet op bewaakt te worden. Wel is de vraag of bewaakt moet worden op 1) ‘sick sinus’ (brady- of tachyaritmie), wrsch. alleen bètablokkers en/of 2) AV-geleidingsstoornis (bradyaritmie, 2e en 3e graads AV-block);, wrsch. van belang bij digoxine, betablokkers en calciumantagonisten. Voorlopig kiest de werkgroep voor de contraindicaties/voorzorgen die Health Base recent heeft gedefinieerd. De overige hartritmestoornissen moeten in de toekomst beoordeeld worden. | 221 - Brugada-syndroom | 62 - BRUGADA-SYNDROOM | 426.9 - Geleidingsstoornis, NNO | I45.9 - Geleidingsstoornis, niet gespecificeerd I49.8 - overige gespecificeerde hartritmestoornissen | 418818005 - Brugada syndrome (disorder) | |
COMT Met/Met |
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. COMT Val/Val is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. COMT Val/Met en Met/Met zijn afwijkende genotypen.
| 1369 - COMT MET/MET | 571 - COMT Met/Met | ||||
COMT Val/Met |
Genotype met verminderde activiteit van COMT. Dit enzym speelt een rol bij het katabolisme van catecholamines. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - COMT. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 21 maart 2017).
|
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. COMT Val/Val is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. COMT Val/Met en Met/Met zijn afwijkende genotypen.
| 1368 - COMT VAL/MET | 572 - COMT Val/Met | |||
COMT Val/Val (wild type) |
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. COMT Val/Val is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. COMT Val/Met en Met/Met zijn afwijkende genotypen.
| 1370 - COMT VAL/VAL | 573 - COMT Val/Val | ||||
Contactlenzen | Op dragen van contactlenzen wordt nu via een etikettekst bewaakt. Het voordeel is dat daarmee iedereen bereikt wordt die lenzen draagt, ook als de apotheker niet weet of iemand lenzen heeft. Nadeel is dat de etikettekst voor velen niet van toepassing is. Het voordeel van een contra-indicatieaard is dat ook middelen die droge ogen geven kunnen worden bewaakt. De werkgroep besluit om contactlenzen op te nemen op de lijst, met name vanwege de bewaking op middelen die droge ogen veroorzaken. Daarnaast blijft een etikettekst ook gewenst. De inhoudelijk deskundigen zullen verder uitwerken of dit voor alle middelen zinvol is of bijvoorbeeld alleen voor middelen die schade aan de contactlenzen geven. | 241 - Contactlenzen | 102 - CONTACTLENZEN | Z97.3 - Aanwezigheid van bril en contactlenzen | 285049007 - Does use contact lenses (finding) | ||
COPD | Voorgesteld wordt om astma en COPD als aparte contra-indicatieaarden op te nemen op de Nationale Lijst. Aanleiding voor dit voorstel zijn verzoeken uit de praktijk. Uit de discussie bij dit voorstel komt naar voren dat de bewaking op geneesmiddelen voor astma en COPD identiek is, behalve voor acetylsalicylzuur. De werkgroep besluit om astma en COPD als aparte contra-indicatieaarden op te nemen. Er is geen reden om dit niet te doen. In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken: De werkgroep is van mening dat astma en COPD samen genomen kunnen worden. In de tekst kunnen de adviezen zo nodig uitgesplitst worden. Het kan dan bijv. gaan om ademdepressie of bronchoconstrictie. Oktober 2007: gekozen wordt voor de terminologie Astma/COPD. | 1348 - COPD | 66 - COPD 4 - ASTMA/COPD | J44 - Overige chronische obstructieve longaandoeningen J44.0 - chronische obstructieve-longaandoening met acute infectie van onderste luchtwegen J44.1 - chronische obstructieve-longaandoening met acute exacerbatie, niet-gespecificeerd J44.8 - overige gespecificeerde chronische obstructieve-longaandoeningen J44.9 - chronische obstructieve-longaandoening, niet-gespecificeerd | 13645005 - Chronic obstructive lung disease (disorder) | ||
CVA (hersenbloeding) | Bij contra-indicatie CVA (hersenbloeding) is de oorzaak een bloeding in de hersenen. | Er zijn andere geneesmiddelen gecontra-indiceerd dan bij herseninfarct. Ten behoeve van medicatiebewaking is deze contra-indicatie apart opgenomen in de nationale lijst met contra-indicaties. | 238 - CVA (hersenbloeding) | 74 - HERSENBLOEDING | 430 - Subarachnoid hemorrhage (subarachnoidale bloeding) 431 - Intracerebral hemorrhage (intracerebrale bloeding) 432 - Other and unspecified intracranial hemorrhage 432.0 - Nontraumatic extradural hemorrhage 432.1 - Subdural hemorrhage 432.9 - Unspecified intracranial hemorrhage | I60 - Subarachnoïdale bloeding I60.0 - Subarachnoïdale bloeding uit carotissifon en -bifurcatie I60.1 - Subarachnoïdale bloeding uit arteria cerebri media I60.2 - Subarachnoïdale bloeding uit arteria communicans anterior I60.3 - Subarachnoïdale bloeding uit arteria communicans posterior I60.4 - Subarachnoïdale bloeding uit arteria basilaris I60.5 - Subarachnoïdale bloeding uit arteria vertebralis I60.6 - Subarachnoïdale bloeding uit overige gespecificeerde intracraniale arteriën I60.7 - Subarachnoïdale bloeding uit niet gespecificeerde intracraniale arterie I60.8 - Overige gespecificeerde subarachnoïdale bloeding I60.9 - Subarachnoïdale bloeding, niet gespecificeerd I61 - Intracerebrale bloeding I61.0 - Intracerebrale bloeding in hemisfeer, subcorticaal I61.1 - Intracerebrale bloeding in hemisfeer, corticaal I61.2 - Intracerebrale bloeding in hemisfeer, niet gespecificeerd I61.3 - Intracerebrale bloeding in hersenstam I61.4 - Intracerebrale bloeding in cerebellum I61.8 - Overige gespecificeerde vormen van intracerebrale bloeding I61.9 - Intracerebrale bloeding, niet gespecificeerd I62 - Overige niet-traumatische intracraniale bloeding I62.0 - Subdurale bloeding (acuut)(niet-traumatisch) I62.1 - Niet-traumatische extradurale bloeding I62.9 - Intracraniale bloeding (niet-traumatisch), niet gespecificeerd - G46* Vasculaire syndromen van hersenen bij cerebrovasculaire ziekten (I60-I67†) G46.0* - Arteria-cerebri-mediasyndroom (I66.0†) G46.1* - Arteria-cerebri-anteriorsyndroom (I66.1†) G46.2* - Arteria-cerebri-posteriorsyndroom (I66.2†) G46.3* - Vasculair syndroom van hersenstam (I60-I67†) G46.4* - Vasculair syndroom van cerebellum (I60-I67†) G46.5* - Zuiver motorisch lacunair syndroom (I60-I67†) G46.6* - Zuiver sensorisch lacunair syndroom (I60-I67†) G46.7* - Overige lacunaire syndromen (I60-I67†) G46.8* - Overige vasculaire syndromen van hersenen bij cerebrovasculaire ziekten (I60-I67†) I61.5 - Intracerebrale, intraventriculaire bloeding I61.6 - Intracerebrale bloeding met multipele lokalisaties G46 - Vasculaire syndromen van hersenen bij cerebrovascu-laire ziekten (I60-I67) I64 - beroerte, niet-gespecificeerd als bloeding of infarct | 230690007 - Cerebrovascular accident (disorder) 21454007 - Subarachnoid intracranial hemorrhage (disorder) 274100004 - Cerebral hemorrhage (disorder) |
CVA (herseninfarct/TIA) | Bij contra-indicatie CVA (herseninfarct/TIA) is de oorzaak ischemie in de hersenen. Er kan sprake zijn van: 1. één of meer korte, voorbijgaande aanvallen van neurologische stoornissen t.g.v. een tijdelijke doorbloedingsstoornis (TIA: Transient Ischemic Attack) 2. reversible ischemic neurological deficit, waarbij binnen 6 weken herstel optreedt 3. herseninfarct. Hierbij nemen de cerebrale uitvalsverschijnselen geleidelijk toe of zijn blijvend ('progressive stroke', resp. 'completed stroke') (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | Cerebrovasculair accidenten (CVA’s of beroertes) worden grofweg ingedeeld in niet-bloedige CVA's (herseninfarcten) en bloedige CVA's (hersenbloedingen). In het NHG-formularium zijn oestrogeenpreparaten en triptanen gekoppeld aan de contra-indicatie TIA & CVA. Uit het feit dat ‘TIA’ is toegevoegd, moet al worden opgemaakt dat het wat betreft de CVA’s gaat om infarcten, niet om bloedingen. Bij bloeding zijn andere adviezen nodig bijv. ‘geen aspirine’. De werkgroep stelt voor de omschrijving te vervangen door ‘CVA (Herseninfarct/TIA). CVA wordt in de naam vooraan gezet, omdat dat als hoofdbegrip wordt beschouwd, en door toevoeging van (Herseninfarct/TIA) vallen alleen niet-bloedige CVA’s onder de omschrijving. | 223 - CVA (herseninfarct/TIA) | 71 - CVA / TIA | 433 - Afsluiting (occlusie) en stenose van de precerebrale arterien 433.0 - Basilar artery 433.1 - Arteria carotis 433.2 - Vertebral artery 433.3 - Multiple and bilateral 433.8 - Other specified precerebral artery 433.9 - Afsluiting of stenose van precerebrale arterie, NNO 434 - Afsluiting van cerebrale arterien 434.0 - Cerebrale trombose 434.1 - Cerebrale embolie 434.9 - Afsluiting van cerebrale arterie, NNO 437 - Other and ill-defined cerebrovascular disease 437.0 - Cerebral atherosclerosis (CEREBRALE ATHEROSCLEROSE) 437.1 - Other generalized ischemic cerebrovascular disease 437.2 - Hypertensive encephalopathy (HYPERTENSIEVE ENCEFALOPATHIE) 437.3 - Cerebral aneurysm, nonruptured (CEREBRAAL ANEURYSMA) 437.4 - Cerebral arteritis (CEREBRALE ARTERIITIS) 437.5 - Moyamoya disease (MOYAMOYA ZIEKTE) 437.6 - Nonpyogenic thrombosis of intracranial venous sinus (NIET-ETTERIGE TROMBOSE VAN INTRACRANIALE VENEUZE SINUS) 437.7 - Transient global amnesia 437.8 - Other 437.9 - Unspecified 435.9 - Passagere cerebrale ischemie, NNO | I64 - Beroerte, niet gespecificeerd als bloeding of infarct I63 - Cerebraal infarct I63.0 - Cerebraal infarct door trombose van precerebrale arteriën I63.1 - Cerebraal infarct door embolie van precerebrale arteriën I63.2 - Cerebraal infarct door niet gespecificeerde occlusie of stenose van precerebrale arteriën I63.3 - Cerebraal infarct door trombose van cerebrale arteriën I63.4 - Cerebraal infarct door embolie van cerebrale arteriën I63.5 - Cerebraal infarct door niet gespecificeerde occlusie of stenose van cerebrale arteriën I63.6 - Cerebraal infarct door trombose van cerebrale vene, niet-pyogeen I63.8 - Overige gespecificeerde vormen van cerebraal infarct I63.9 - Cerebraal infarct, niet gespecificeerd I67 - Overige cerebrovasculaire ziekten I67.0 - Dissectie van cerebrale arteriën zonder ruptuur I67.1 - Cerebraal aneurysma zonder ruptuur I67.2 - Cerebrale atherosclerose I67.3 - Progressieve vasculaire leuko-encefalopathie I67.4 - Hypertensieve encefalopathie I67.5 - Mojamoja-ziekte I67.6 - Niet-pyogene trombose van intracraniaal veneus stelsel I67.7 - Cerebrale arteriitis, niet elders geclassificeerd I67.8 - Overige gespecificeerde cerebrovasculaire ziekten I67.9 - Cerebrovasculaire ziekte, niet gespecificeerd G45 - 'Transient (cerebral) ischaemic attacks' [TIA] en verwante syndromen G45.0 - Vertebrobasilarissyndroom G45.1 - Arteria-carotissyndroom (hemisferisch) G45.2 - Multipele en bilaterale precerebrale-arteriesyndromen G45.3 - Amaurosis fugax G45.4 - Transient global amnesia G45.8 - Overige gespecificeerde 'transient (cerebral) ischaemic attacks' [TIA] en verwante syndromen G45.9 - 'Transient (cerebral) ischaemic attack' [TIA], niet gespecificeerd G46.3 - vasculair syndroom van hersenstam (I60-I67) G46.4 - vasculair syndroom van cerebellum (I60-I67) G46.5 - zuiver-motorisch lacunair-syndroom (I60-I67) G46.6 - zuiver-sensorisch lacunair-syndroom (I60-I67) G46.7 - overige lacunaire-syndromen (I60-I67) G46.8 - overige vasculaire-syndromen van hersenen bij cerebrovasculaire ziekten (I60-I67) | 20059004 - Cerebral artery occlusion (disorder) 230690007 - Cerebrovascular accident (disorder) 266257000 - Transient ischemic attack (disorder) |
CYP1A2 extensive/normal metabolizer | Naam gewijzigd van CYP1A2 extensive metabolizer in CYP1A2 extensive/normal metabolizer, conform besluit werkgroep Farmacogenetica van de KNMP. Voor 2020 Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP1A2 *1F/*1F is het meest voorkomende genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP1A2 *1A/*1F, *1C-heterozygoot, *1C/*1C, intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. CYP1A2 EM is het wildtype, maar CYP1A2*1F/*1F komt in Nederland vier maal vaker voor dan het wildtype. Er worden daarom adviezen gegeven voor genotypes anders dan *1F/*1F. | 1337 - CYP1A2 EXTENSIVE/NORMAL METABOLIZER | 554 - CYP1A2 EXTENSIVE METABOLIZER | ||||
CYP1A2 intermediate metabolizer | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP1A2 *1F/*1F is het meest voorkomende genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP1A2 *1A/*1F, *1C-heterozygoot, *1C/*1C, intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. CYP1A2 EM is het wildtype, maar CYP1A2*1F/*1F komt in Nederland vier maal vaker voor dan het wildtype. Er worden daarom adviezen gegeven voor genotypes anders dan *1F/*1F. | 1340 - CYP1A2 INTERMEDIATE METABOLIZER | 555 - CYP1A2 INTERMEDIATE METABOLIZER | ||||
CYP1A2 poor metabolizer | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP1A2 *1F/*1F is het meest voorkomende genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP1A2 *1A/*1F, *1C-heterozygoot, *1C/*1C, intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. CYP1A2 EM is het wildtype, maar CYP1A2*1F/*1F komt in Nederland vier maal vaker voor dan het wildtype. Er worden daarom adviezen gegeven voor genotypes anders dan *1F/*1F. | 1341 - CYP1A2 POOR METABOLIZER | 556 - CYP1A2 POOR METABOLIZER | ||||
CYP1A2*1A/*1F | 1336 - CYP1A2*1A/*1F | 557 - CYP1A2*1A/*1F | |||||
CYP1A2*1C-heterozygoot | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP1A2 *1F/*1F is het meest voorkomende genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP1A2 *1A/*1F, *1C-heterozygoot, *1C/*1C, intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. CYP1A2 EM is het wildtype, maar CYP1A2*1F/*1F komt in Nederland vier maal vaker voor dan het wildtype. Er worden daarom adviezen gegeven voor genotypes anders dan *1F/*1F. | 1338 - CYP1A2*1C-HETEROZYGOOT | 558 - CYP1A2*1C-HETEROZYGOOT | ||||
CYP1A2*1C/*1C | 1339 - CYP1A2*1C/*1C | 559 - CYP1A2*1C/*1C | |||||
CYP1A2*1F/*1F (meest voorkomend) | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP1A2 *1F/*1F is het meest voorkomende genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP1A2 *1A/*1F, *1C-heterozygoot, *1C/*1C, intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. CYP1A2 EM is het wildtype, maar CYP1A2*1F/*1F komt in Nederland vier maal vaker voor dan het wildtype. Er worden daarom adviezen gegeven voor genotypes anders dan *1F/*1F. | 1335 - CYP1A2*1F/*1F | 560 - CYP1A2*1F/*1F (MEEST VOORKOMEND) | ||||
CYP2B6 *1/*5 | 1371 - CYP2B6 *1/*5 | ||||||
CYP2B6 *5/*5 | 1372 - CYP2B6 *5/*5 | ||||||
CYP2B6 *5/*6 OF *5/*18 | 1373 - CYP2B6 *5/*6 OF *5/*18 | ||||||
CYP2B6 extensive/normal metabolizer | Naam gewijzigd van CYP2B6 extensive metabolizer in CYP2B6 extensive/normal metabolizer, conform besluit werkgroep Farmacogenetica van de KNMP. Voor 2020 Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP2B6 extensive metabolizer is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP2B6 intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. Daarnaast zijn afzonderlijke genotypen met CYP2B6*5 opgenomen, aangezien de invloed van dit genotype substraatafhankelijk is. | 1342 - CYP2B6 EXTENSIVE/NORMAL METABOLIZER | 551 - CYP2B6 EXTENSIVE METABOLIZER | ||||
CYP2B6 genotype anderszins - fenotype interm.metab | 1343 - CYP2B6 GENOTYPE ANDERSZINS - FENOTYPE INTERM.METAB | 552 - CYP2B6 INTERMEDIATE METABOLIZER | |||||
CYP2B6 genotype anderszins - fenotype poor metab | 1344 - CYP2B6 GENOTYPE ANDERSZINS - FENOTYPE POOR METAB | 553 - CYP2B6 POOR METABOLIZER | |||||
CYP2C19 extensive/normal metabolizer | Naam gewijzigd van CYP2C19 extensive metabolizer in CYP2C19 extensive/normal metabolizer, conform besluit werkgroep Farmacogenetica van de KNMP. Voor 2020 Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Toelichting op basis van de werkgroep Farmacogenetica van de KNMP: de genotypen van CYP2C19 dienen als groep (op basis van het voorspelde fenotype) te worden opgenomen. Reden: - er is geen verschil bekend in de enzymactiviteit van de 2 variant allelen met verminderde activiteit, er is maar een variant allel met verhoogde activiteit; Per combinatie van allelen (normaal +variant allel, variant allel + variant allel) is het advies hetzelfde, zodat er geen noodzaak is alle verschillende genotypen apart op te nemen. - in de literatuur is de indeling in voorspeld fenotype gangbaar. - uitsplitsen per genotype levert een langere lijst op zonder toegevoegde waarde boven een kortere lijst op voorspeld fenotype. - CYP2C19 Extensive metabolizer is het normale geno- c.q. fenotype. Hiermee kan worden vastgelegd dat geen afwijkend geno- of fenotype is gevonden bij labonderzoek. Opnemen als: CYP2C19 EXTENSIVE METABOLIZER CYP2C19 INTERMEDIATE METABOLIZER CYP2C19 POOR METABOLIZER CYP2C19 ULTRARAPID METABOLIZER | 514 - CYP2C19 extensive/normal metabolizer | 514 - CYP2C19 EM/NM | ||||
CYP2C19 intermediate metabolizer | 520 - CYP2C19 intermediate metabolizer | 520 - CYP2C19-IM | 425191003 - Disorder due cytochrome p450 CYP2C19 variant (disorder) | ||||
CYP2C19 poor metabolizer | 521 - CYP2C19 poor metabolizer | 521 - CYP2C19-PM | 424500005 - poor metabolizer due to cytochrome p450 CYP2C19 variant (disorder) | ||||
CYP2C19 ultrarapid metabolizer | 541 - CYP2C19 ultrarapid metabolizer | 541 - CYP2C19-UM | 423467002 - Cytochrome p450 CYP2C19 enzyme deficiency (disorder) | ||||
CYP2C9 *1/*1 | (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2C9. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 2 april 2010). | 506 - CYP2C9 *1/*1 | 506 - CYP2C9 *1/*1 | 424267009 - Disorder due cytochrome p450 CYP2C9 variant (disorder) | |||
CYP2C9 *1/*2 | 507 - CYP2C9 *1/*2 | 507 - CYP2C9 *1/*2 | 424452008 - Cytochrome p450 CYP2C9 enzyme deficiency (disorder) | ||||
CYP2C9 *1/*3 | 508 - CYP2C9 *1/*3 | 508 - CYP2C9 *1/*3 | 424452008 - Cytochrome p450 CYP2C9 enzyme deficiency (disorder) | ||||
CYP2C9 *2/*2 | 509 - CYP2C9 *2/*2 | 509 - CYP2C9 *2/*2 | 424452008 - Cytochrome p450 CYP2C9 enzyme deficiency (disorder) | ||||
CYP2C9 *2/*3 | 510 - CYP2C9 *2/*3 | 510 - CYP2C9 *2/*3 | 424452008 - Cytochrome p450 CYP2C9 enzyme deficiency (disorder) | ||||
CYP2C9 *3/*3 | 511 - CYP2C9 *3/*3 | 511 - CYP2C9 *3/*3 | 424452008 - Cytochrome p450 CYP2C9 enzyme deficiency (disorder) | ||||
CYP2C9 genotype anderszins, fenotype poor metab | (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2C9. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 2 april 2010). | 513 - CYP2C9 genotype anderszins, fenotype poor metab | 513 - CYP2C9-PM | - Geen koppeling met ICD-9 mogelijk. | 424451001 - Poor metabolizer due to cytochrome p450 CYP2C9 variant (disorder) | ||
CYP2C9 genotype anderzins, fenotype interm. metab | (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2C9. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 2 april 2010). | 512 - CYP2C9 genotype anderszins, fenotype interm. metab | 512 - CYP2C9-IM | - Geen koppeling met ICD-9 mogelijk. | 424267009 - Disorder due cytochrome p450 CYP2C9 variant (disorder) | ||
CYP2D6 extensive/normal metabolizer | Naam gewijzigd van CYP2D6 extensive metabolizer in CYP2D6 extensive/normal metabolizer, conform besluit werkgroep Farmacogenetica van de KNMP. Voor 2020 Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Toelichting op basis van de werkgroep Farmacogenetica van de KNMP: de varianten van CYP2D6 dienen als fenotype (= poor metabolizer, intermediate metabolizer, ultra rapid metabolizer) te worden opgenomen. Reden: - de enzymactiviteit van de meer dan 10 variant allelen kan goed in 2 groepen worden verdeeld, te weten geen activiteit en ongeveer de helft van de normale activiteit. Per combinatie van allelen (normaal + half functionerend, normaal + geen activiteit etc.) is het advies hetzelfde, zodat er geen noodzaak is alle verschillende combinaties van genotypen op te nemen - in de literatuur is de indeling in voorspeld fenotype gangbaar. - uitsplitsen per genotype levert een lange lijst op zonder toegevoegde waarde boven een korte lijst op voorspeld fenotype. - CYP2D6 extensive metabolizer is het normale geno- c.q. fenotype. Hiermee kan worden vastgelegd dat geen afwijkend geno- of fenotype is gevonden bij labonderzoek. | 505 - CYP2D6 extensive/normal metabolizer | 505 - CYP2D6 EM | - Geen koppeling met ICD-9 mogelijk. | 422510002 - extensive metabolizer due to cytochrome p450 CYP2D6 variant (disorder) | ||
CYP2D6 intermediate metabolizer | 501 - CYP2D6 intermediate metabolizer | 501 - CYP2D6-IM | - Geen koppeling met ICD-9 mogelijk. | 423856005 - intermediate metabolizer due to cytochrome p450 CYP2D6 variant (disorder) | |||
CYP2D6 poor metabolizer | 500 - CYP2D6 poor metabolizer | 500 - CYP2D6-PM | - Geen koppeling met ICD-9 mogelijk. | 423629005 - poor metabolizer due to cytochrome p450 CYP2D6 variant (disorder) | |||
CYP2D6 ultrarapid metabolizer | 502 - CYP2D6 ultrarapid metabolizer | 502 - CYP2D6-UM | - Geen koppeling met ICD-9 mogelijk. | 422681000 - ultrarapid metabolizer due to cytochrome p450 CYP2D6 variant (disorder) | |||
CYP3A4 extensive/normal metabolizer | Naam gewijzigd van CYP3A4 extensive metabolizer in CYP3A4 extensive/normal metabolizer, conform besluit werkgroep Farmacogenetica van de KNMP. Voor 2020 Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP3A4 extensive metabolizer is het normale genotype. CYP3A4 intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. Er is geen medicatiebewaking gekoppeld aan CYP3A4. | 548 - CYP3A4 EXTENSIVE/NORMAL METABOLIZER | 548 - CYP3A4 EXTENSIVE METABOLIZER | ||||
CYP3A4 intermediate metabolizer | 549 - CYP3A4 INTERMEDIATE METABOLIZER | 549 - CYP3A4 INTERMEDIATE METABOLIZER | |||||
CYP3A4 poor metabolizer | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP3A4 extensive metabolizer is het normale genotype. CYP3A4 intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. Er is geen medicatiebewaking gekoppeld aan CYP3A4. | 550 - CYP3A4 POOR METABOLIZER | 550 - CYP3A4 POOR METABOLIZER | ||||
CYP3A5 heterozygote expresser | Zie 'CYP3A5 non-expressor' | 539 - CYP3A5 heterozygote expressor | 539 - 539 CYP3A5 ( hetero) 539 - CYP3A5 (hetero) | ||||
CYP3A5 homozygote expresser | Zie 'CYP3A5 non-expressor' | 540 - CYP3A5 homozygote expressor | 540 - CYP3A5 (homo) | ||||
CYP3A5 non-expresser | Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP3A5 non-expressor is het meest voorkomende genotype. De heterozygote en homozygote expressors zijn variant allelen. | 538 - CYP3A5 non-expressor | 538 - CYP3A5 | ||||
Depressie | besluiteloosheid of concentratieproblemen; gedachten aan de dood of suïcide; traagheid en apathie of juist agitatie, overmatig schuldgevoel; vermoeidheid of energieverlies; slapeloosheid of overmatig slapen; gebrek aan eetlust en gewichtsverlies. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | Tijdens de commentaarronde is gevraagd of depressie moet worden uitgebreid met ‘andere stemmingsstoornissen’. Besloten wordt dat op de lijst te plaatsen voor contraindicaties/voorzorgen waarvoor later beoordeeld moet worden of ze op de nationale lijst moeten worden opgenomen. | 38 - Depressie | 29 - DEPRESSIE | 311 - Depressieve stoornis, NEC of NNO 296.2 - Major depressive disorder, single episode 296.3 - Major depressive disorder, recurrent episode 296.82 - Atypical depressive disorder 300.4 - Dysthymic disorder 301.12 - Chronic depressive personality disorder | F32 - Depressieve episode F32.0 - Lichte depressieve episode F32.1 - Matige depressieve episode F32.2 - Ernstige depressieve episode zonder psychotische symptomen F32.3 - Ernstige depressieve episode met psychotische symptomen F32.8 - Overige gespecificeerde depressieve episoden F32.9 - Depressieve episode, niet gespecificeerd F33 - Recidiverende depressieve stoornis F33.0 - Recidiverende depressieve stoornis, huidige episode licht F33.1 - Recidiverende depressieve stoornis, huidige episode matig ernstig F33.2 - Recidiverende depressieve stoornis, huidige episode ernstig zonder psychotische symptomen F33.3 - Recidiverende depressieve stoornis, huidige episode ernstig met psychotische symptomen F33.4 - Recidiverende depressieve stoornis, momenteel in remissie F33.8 - Overige gespecificeerde recidiverende depressieve stoornissen F33.9 - Recidiverende depressieve stoornis, niet gespecificeerd | 6471006 - Suicidal thoughts (finding) 225444004 - At risk for suicide (finding) 35489007 - Depressive disorder (disorder) |
Diabetes mellitus | synoniem: suikerziekte (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) Diabetes mellitus type 1: hierbij is sprake van een absoluut tekort aan insuline. De bèta-cellen van de pancreas produceren geen insuline meer. (Health Base. Commentaren Medicatiebewaking 2013-2014) Diabetes mellitus type 2: meestal staat hierbij resistentie van perifere weefsels tegen insuline op de voorgrond. Daarnaast is er vaak een relatief tekort aan insuline door disfunctie van de bèta-cellen, waardoor minder insuline wordt afgegeven en/of geproduceerd.(Health Base. Commentaren Medicatiebewaking 2013-2014) | In de commentaarronde is opgemerkt dat Health Base onder type 1 en type 2 niet dezelfde middelen bewaakt en niet dezelfde adviezen geeft. Er is dus in de huidige invulling van de contra-indicatie door Health Base een functioneel onderscheid. De splitsing heeft enerzijds te maken met een (zeer beperkt) verschil in bewaakte middelen en anderzijds met een groter verschil in afhandelingadviezen / info aan patiënt / info aan arts. Ook na bekijken van Commentaren Medicatiebewaking van Health Base is de werkgroep echter van mening dat het niet nodig is de naam diabetes mellitus uit te splitsen in type 1 en 2. | 190 - Diabetes Mellitus | 6 - DIABETES MET INSULINE-GEBRUIK 9 - DIABETES ZONDER INSULINE-GEBRUIK | 250 - Diabetes mellitus 250.0 - Diabetes mellitus ongecompliceerd 250.1 - Diabetes Mellitus met keto-acidose 250.2 - Diabetes Mellitus met hyperosmolair coma 250.3 - Diabetes Mellitus met coma NEC 250.4 - Diabetes Mellitus met nierafwijkingen 250.5 - Diabetes Mellitus met oogafwijkingen 250.6 - Diabetes Mellitus met neurologische afwijkingen 250.7 - Diabetes Mellitus met afwijkingen perifere circulatie 250.8 - Diabetes Mellitus met afwijkingen NEC 250.9 - Diabetes Mellitus met NNO complicatie | E10 - Insuline-afhankelijke diabetes mellitus E11 - Niet-insuline-afhankelijke diabetes mellitus E12 - Diabetes mellitus verband houdend met ondervoeding E13 - Overige gespecificeerde vormen van diabetes mellitus E14 - Niet gespecificeerde diabetes mellitus E10 - type 1-diabetes E11 - type 2-diabetes E12 - diabetes mellitus verband houdend met ondervoeding E13 - overige gespecificeerde vormen van diabetes mellitus E14 - niet-gespecificeerde diabetes mellitus O24.4 - diabetes mellitus ontstaand tijdens zwangerschap | 73211009 - diabetes mellitus (disorder) |
Dialyse: Hemodialyse | In de werkgroep is in november 2012 het volgende besproken: Hemodialyse en Peritoneaaldialyse zijn inmiddels opgenomen in de Nationale Contra-Indicatielijst. Aangegeven wordt dat dialyse een behandeltraject is en daarom geen generieke contra-indicatie. Het behandeltraject ‘dialyse’ zou moeten worden gekoppeld aan een patiëntkenmerk. Meer voor de hand ligt het begrip ‘Nierfunctiestoornis’, maar dan is nog niet bekend dat het gaat om een dialysepatiënt. Omdat er geen andere manier is om dialyse vast te leggen is gekozen om het als contra-indicatie in de lijst op te nemen. Aan de patiënt moet altijd navraag worden gedaan over de behandeling, want de behandelwijze zou veranderd kunnen zijn. | 1331 - Dialyse: Hemodialyse | 106 - HEMODIALYSE | Z49.0 - Zorg ter voorbereiding van dialyse Z49.1 - Extracorporale dialyse Z99.2 - afhankelijkheid van hemodialyse | 443143006 - Dependence on hemodialysis (finding) 112066009 - Absent renal function (disorder) | ||
Dialyse: Peritoneaaldialyse | In de werkgroep is in november 2012 het volgende besproken: Hemodialyse en Peritoneaaldialyse zijn inmiddels opgenomen in de Nationale Contra-Indicatielijst. Aangegeven wordt dat dialyse een behandeltraject is en daarom geen generieke contra-indicatie. Het behandeltraject ‘dialyse’ zou moeten worden gekoppeld aan een patiëntkenmerk. Meer voor de hand ligt het begrip ‘Nierfunctiestoornis’, maar dan is nog niet bekend dat het gaat om een dialysepatiënt. Omdat er geen andere manier is om dialyse vast te leggen is gekozen om het als contra-indicatie in de lijst op te nemen. Aan de patiënt moet altijd navraag worden gedaan over de behandeling, want de behandelwijze zou veranderd kunnen zijn. | 1332 - Dialyse: Peritoneaaldialyse | 107 - PERITONEAALDIALYSE | Z49.0 - Zorg ter voorbereiding van dialyse Z49.2 - Overige dialyse | 443596009 - Dependence on peritoneal dialysis (finding) | ||
DPD genactiviteitsscore 0 | 542 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 0 | 542 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 0 | |||||
DPD genactiviteitsscore 0,5 | 1346 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 0,5 | 561 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 0,5 | |||||
DPD genactiviteitsscore 1 | 543 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 1 | 543 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 1 | |||||
DPD genactiviteitsscore 1,5 | 1345 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 1,5 | 562 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 1,5 | |||||
DPD genactiviteitsscore 2 (extensive metabolizer) | 544 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 2 (EXTENSIVE METABOLIZER) | 544 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 2 (EXTENSIVE METABOLIZER) | |||||
Endometriose | 225 - Endometriose | 18 - ENDOMETRIOSE | 617 - Endometriose 617.0 - Endometriose van uterus 617.1 - Endometriose van ovarium 617.2 - Endometriosis of fallopian tube 617.3 - Endometriose van peritoneum in het bekken 617.4 - Endometriose van septum rectovaginale of vagina 617.5 - Endometriosis of intestine 617.6 - Endometriosis in scar of skin 617.8 - Endometriosis of other specified sites 617.9 - Endometriose NNO | N80 - Endometriose N80.0 - Endometriose van uterus N80.1 - Endometriose van ovarium N80.2 - Endometriose van tuba Fallopii N80.3 - Endometriose van peritoneum in bekken N80.4 - Endometriose van septum rectovaginale en vagina N80.5 - Endometriose van darmen N80.6 - Endometriose in litteken van huid N80.8 - Overige gespecificeerde vormen van endometriose N80.9 - Endometriose, niet gespecificeerd | 129103003 - Endometriosis (disorder) | ||
Endometriumcarcinoom | LET OP: deze contra-indicatie geldt alleen als de patiënte een baarmoedersparende behandeling heeft ondergaan. Deze contra-indicatie geldt niet als de baarmoeder verwijderd is. | De werkgroep heeft erover gedacht verschillende hormoonafhankelijke tumoren samen te voegen onder één contra-indicatie/voorzorg. In de commentaarronde bleek dat Health Base momenteel mammacarcinoom en endometriumcarcinoom apart als contra-indicatie heeft opgenomen, waarvan de bewaking onderling verschilt. Bijvoorbeeld: tamoxifen is alleen bij endometriumcarcinoom gecontra-indiceerd. Daarom is besloten Endometriumcarcinoom apart op de lijst op te nemen. | 224 - Endometriumcarcinoom | 19 - ENDOMETRIUM- CARCINOOM | 182 - Maligne neoplasma corpus uteri 182.0 - Corpus uteri, except isthmus 182.1 - Isthmus 182.8 - Other specified sites of body of uterus | C54.1 - Maligne neoplasma van corpus uteri, Endometrium | 254878006 - endometrial carcinoma (disorder) |
Epilepsie | (Coëlho Zakwoordenboek der Geneeskunde, 28e druk, Elsevier Gezondheidszorg) | De werkgroep is van mening dat de naam die in de verschillende bronnen wordt gebruikt, kan worden gehandhaafd. | 42 - Epilepsie | 2 - EPILEPSIE | 345 - Epilepsy and recurrent seizures 345.0 - Gegeneraliseerde niet-convulsieve epilepsie 345.1 - Gegeneraliseerde convulsieve epilepsie 345.2 - Petit Mal Status 345.3 - Grand Mal Status 345.4 - Partiele epilepsie met aantasting van het bewustzijn 345.5 - Partiele epilepsie 345.6 - Infantiele Spasmen 345.7 - Epilepsia Partialis Continua 345.8 - Vorm van epilepsie NEC 345.9 - Epilepsie NNO | G40 - Epilepsie G40.0 - Lokalisatiegebonden (focale)(partiële) idiopathische epilepsie en epileptische syndromen met aanvallen van lokale oorsprong G40.1 - Lokalisatiegebonden (focale)(partiële) symptomatische epilepsie en epileptische syndromen met eenvoudige partiële aanvallen G40.2 - Lokalisatiegebonden (focale)(partiële) symptomatische epilepsie en epileptische syndromen met complexe partiële aanvallen G40.3 - Gegeneraliseerde idiopathische epilepsie en epileptische syndromen G40.4 - Overige vormen van gegeneraliseerde epilepsie en epileptische syndromen G40.6 - Grandmalaanvallen (met of zonder petit mal), niet gespecificeerd G40.7 - Petit mal zonder grandmalaanvallen, niet gespecificeerd G40.8 - Overige gespecificeerde vormen van epilepsie G40.9 - Epilepsie, niet gespecificeerd G40.5 - Speciale epileptische syndromen | 84757009 - epilepsy (disorder) |
Extrapiramidale stoornis (excl. Parkinson) | Extrapiramidaal systeem: het complex van kernen van corpus striatum en pallidum, die samen met de piramidebaan de motoriek verzorgen (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek). | Het voorstel om 'Parkinson, ziekte van' aan te passen in 'Parkinson, ziekte van/Extrapiramidale stoornis' is omgezet in een ander besluit. De contra-indicatieaarden Extrapiramidale stoornis en Ziekte van Parkinson zijn op 17 juni 2010 samengevoegd. Nu staat alleen “Parkinson, ziekte van” in de lijst. Het is in de praktijk niet duidelijk dat dit ook voor de Extrapiramidale stoornis is bedoeld. Dus iemand die alleen op Extrapiramidaal zoekt, zal nooit iets vinden. Het besluit is om ‘Extrapiramidale stoornis’ en de ‘Ziekte van Parkinson’uit elkaar te trekken en apart te benoemen in de Nationale Contra-Indicatielijst. In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken: De werkgroep is van mening dat bewaakt moet kunnen worden op 1) de ziekte van Parkinson, 2) tardieve dyskinesie (zoals nu bij Health Base), 3) overige vormen van parkinsonisme, bijv. bij Lewy-Body-dementie. Tijdens de eerdere vergadering van 12 juli 2007 werd besloten tot de contra- indicaties/voorzorgen 1) Parkinson en overige extrapiramidale stoornissen; 2) Tardieve dyskinesie. Volgens Pinkhof Geneeskundig Woordenboek wordt tardieve dyskinesie echter beschreven als: ‘extrapiramidale verschijnselen (o.a. orofaciale dyskinesieën) die optreden na langdurig gebruik van fenothiazinen’. Dat betekent dat ‘tardieve dyskinesie’ dan zowel onder ‘Parkinson en overige extrapiramidale stoornissen’ zou vallen als onder ‘Tardieve dyskinesie’. Daarom wordt gekozen voor andere termen: 1) Parkinson, ziekte van; 2) Extrapiramidale stoornis (excl. Parkinson). Onder de nieuwe term ’Extrapiramidale stoornis (excl. Parkinson)’ vallen dan bijvoorbeeld tardieve dyskinesie en extrapiramidale stoornissen bij Lewy-Body-Dementie. In de commentaarronde is ook gevraagd of ‘Bewegingsstoornissen door middelen ’ op de nationale lijst opgenomen kunnen worden, omdat bij bewegingsstoorissen door middelen bijvoorbeeld soms dopaminerge antiparkinsonmiddelen gecontra-indiceerd zijn. Dit valt ook onder ‘Extrapiramidale stoornis (excl. Parkinson)’. | 1333 - Extrapiramidale stoornis (excl. Parkinson) | 7 - TARDIEVE DYS- KINESIE | 76349003 - Extrapyramidal disease (disorder) | ||
Factor V Leiden Heterozygoot | 504 - Heterozygoot factor V Leiden | 503 - FACTOR V LEIDEN HOMO-/HETEROZYGOOT | 286.9 - overige en niet gespecificeerd stollingsstoonissen | D68.2 - Hereditaire deficiëntie van andere stollingsfactoren | 307116001 - heterozygous Factor V Leiden mutation (disorder) | ||
Factor V Leiden Homozygoot | 503 - Homozygoot factor V Leiden | 503 - FACTOR V LEIDEN HOMO-/HETEROZYGOOT | 286.9 - - overige en niet gespecificeerd stollingsstoonissen | D68.2 - Hereditaire deficiëntie van andere stollingsfactoren | 307115002 - homozygous Factor V Leiden mutation (disorder) | ||
Factor V Leiden, afwezig | 533 - Factor V Leiden, afwezig | 533 - Factor V Leiden, afwezig | |||||
Fenylketonurie | (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | 213 - Fenylketonurie | 270.1 - Fenylketonurie | E70.0 - Klassieke fenylketonurie E70.1 - overige hyperfenylalaninemieën | 58256000 - Dihydropteridine reductase deficiency (disorder) 297225000 - Maternal phenylketonuria (disorder) 7573000 - Classical phenylketonuria (disorder) | ||
Feochromocytoom | Een feochromocytoom is een zeldzame, catecholamineproducerende tumor van de chromaffiene cellen in het bijniermerg (90%) of chromaffiene cellen elders in het lichaam (10%), zoals het bekkengebied of borst- en buikholte. Indien de feochromocytoom gesitueerd is buiten de bijnier, wordt het een paraganglioom genoemd. Van de feochromocytomen die groeien in de bijnieren is ongeveer 10-15% kwaadaardig. Bij een paraganglioom daarentegen kan in 20-50% van de gevallen sprake zijn van een kwaadaardig gezwel. Oorzaak In de meeste gevallen is de exacte oorzaak van feochromocytoom onbekend. Dit wordt ook wel een sporadisch feochromocytoom genoemd. Bij een derde van de mensen met een feochromocytoom is er echter sprake van erfelijke aanleg. Een mutatie in het DNA veroorzaakt het gezwel. Een feochromocytoom of paraganglioom is dan onderdeel van een erfelijke ziekte, zoals multiple endocriene neoplasie (MEN) type 2 syndroom, neurofibromatose type I (Von Recklinghausen), de ziekte van Von Hippel Lindau of een familiair paraganglioom syndroom. Klachten De klachten en verschijnselen kunnen sterk variëren per individu. Ze worden enerzijds veroorzaakt door het teveel aan catecholamines die door het gezwel worden geproduceerd en anderzijds door druk van het gezwel op de omliggende weefsels. De klachten en verschijnselen die aanvalsgewijs kunnen ontstaan zijn: verhoogde bloeddruk, orthostatische hypotensie, hoofdpijn, overmatig zweten, trillen, hartkloppingen, misselijkheid, moeheid, etc. Gevolgen: Een plots veel te hoge bloeddruk kan hierbij worden uitgelokt door een chirurgische ingreep, of gebruik van bepaalde medicijnen of voeding. Dit kan uiteindelijk leiden tot een myocardinfarct, cerebrovasculair accident (beroerte), encefalopathie, hartritmestoornissen, hartfalen, longoedeem en heeft soms zelfs de dood tot gevolg. | Feochromocytoom is vaak tijdelijk. Na (chirurgische) behandeling is geen bewaking meer nodig op contra-indicatie Feochromocytoom. Bij patienten die in afwachting zijn van behandeling of bij wie behandeling niet mogelijk is, is bewaken op deze contra-indicatie zinvol. | 1384 - Feochromocytoom | 80 - Feochromocytoom 124 - Feochromocytoom | D35.0 - bijnier C74.1 - bijniermerg [medulla] D09.3 - schildklier en overige endocriene klieren D44.1 - bijnier | 302835009 - feochromocytoom (aandoening) Phaeochromocytoma (disorder) Phaeochromocytoma [Ambiguous] Pheochromocytoma (disorder) | |
G6PD-deficiëntie | (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | De werkgroep geeft de voorkeur aan het gebruik van de afkorting in de naam in plaats van de naam voluit geschreven. Aanvulling oktober 2007: Na de vergadering van 12 juli 2007 bleek dat de WINAp-werkgroep Contra-Indicaties heeft aangeraden om de contra-indicatie in twee groepen te splitsen: G6PD-deficiëntie zonder chronische anemie (type II/III) en G6PD-deficiëntie met chronische anemie (type I) De motivatie hiervoor was dat van de 42 geneesmiddelen/geneesmiddelgroepen er slechts 9 het zelfde advies krijgen voor beide groepen G6PD-deficiëntie (namelijk de 9 met een nee/nee-advies). Splitsing voorkomt hierdoor dat elke waarschuwing zowel een advies bevat dat van toepassing is, als een advies dat niet van toepassing is voor de betrokken patiënt. De werkgroep van het EMD-project contraindicaties/voorzorgen is echter van mening dat splitsen alleen gewenst is als er daadwerkelijk andere acties zijn (ja of nee), en niet altijd noodzakelijk is als het gaat om tekst in te korten. Opgemerkt wordt dat men doorgaans alleen achter de G6PD-deficiëntie komt n.a.v. het symptoom anemie, dus dat het waarschijnlijk vooral om de vorm met anemie zal gaan. | 78 - G6PD-deficiëntie | 41 - G6PD-DEFICIENTIE | 271.0 - Glycogenose | D55.0 - Anemie door deficiëntie van glucose-6-fosfaatdehydrogenase [G-6-PD] | 62403005 - glucose-6-phosphate dehydrogenase deficiency anemia (disorder) |
Glaucoom | (PInkhof Geneeskundig Woordenboek) | De werkgroep is van mening dat zorgverleners, met uitzondering van oogartsen, vooral de algemene term ‘glaucoom’ gebruiken. In de afhandelingstekst kunnen evt. afwijkende adviezen voor verschillende vormen van glaucoom worden genoemd. | 67 - Glaucoom | 38 - GESL. KAMERHOEK GLAUCOOM 39 - OPEN KAMERHOEK GLAUCOOM | 365 - ** Glaucoom 365.0 - Borderline glaucoma [glaucoma suspect] 365.1 - Open-angle glaucoma 365.2 - Primary angle-closure glaucoma 365.3 - Corticosteroid-induced glaucoma 365.4 - Glaucoma associated with congenital anomalies, dystrophies, and systemic syndromes 365.5 - Glaucoma associated with disorders of the lens 365.6 - Glaucoma associated with other ocular disorders 365.8 - Other specified forms of glaucoma 365.9 - Unspecified glaucoma | H40 - Glaucoom H40.0 - Glaucoma suspectum H40.1 - Primair open-kamerhoekglaucoom H40.2 - Primair gesloten-kamerhoekglaucoom H40.3 - Secundair glaucoom, ten gevolge van oogtrauma H40.4 - Secundair glaucoom, ten gevolge van ontsteking van oog H40.5 - Secundair glaucoom, ten gevolge van overige oogaandoeningen H40.6 - Secundair glaucoom, ten gevolge van geneesmiddelengebruik H40.8 - Overige gespecifceerde vormen van glaucoom H40.9 - Glaucoom, niet gespecificeerd H42* - Glaucoom bij elders geclassificeerde ziekten H42.0* - Glaucoom bij elders geclassificeerde endocriene ziekten en voedings- en stofwisselingsstoornissen H42.8* - Glaucoom bij elders geclassificeerde overige ziekten | 23986001 - glaucoma (disorder) |
Hartfalen | (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | 72 - Hartfalen | 14 - HARTFALEN | 428 - Decompensatie cordis 428.0 - Congestive heart failure, unspecified 428.1 - Left heart failure 428.2 - Systolic heart failure 428.3 - Diastolic heart failure 428.4 - Combined systolic and diastolic heart failure 428.9 - Heart failure, unspecified | I50 - Hartdecompensatie I50.0 - Hartdecompensatie met stuwing I50.1 - Linker-ventrikeldecompensatie I50.9 - Hartdecompensatie, niet gespecificeerd | 84114007 - Heart failure (disorder) | |
Harttransplantatie | Patiënten die een orgaantransplantatie hebben ondergaan, krijgen om rejectie te voorkomen levenslang medicatie en bepaalde geneesmiddelen mogen helemaal niet worden gegeven of uitsluitend met zorgvuldige controle. Er is momenteel geen mogelijkheid om deze contra-indicatie vast te leggen in de elektronische patiëntendossiers, waardoor de kans bestaat dat er medicatiefouten worden gemaakt. Er zijn steeds meer patiënten die een nier-, lever-, hart- of longtransplantatie hebben ondergaan waarbij geneesmiddelen gecontra-indiceerd zijn, de patiënten komen vaak bij meerdere artsen in 1e en 2e lijn, waardoor een contra-indicatievermelding van belang is. Daarom moeten contra-indicaties worden opgenomen voor transplantatie van nier, lever, hart en long. | 1377 - HARTTRANSPLANTATIE | 118 - harttransplantatie | Z94.1 - aanwezigheid van harttransplantaat | 161666008 - History of heart recipient (situation) History of - heart recipient (context-dependent category) History of - heart recipient (situation) status na harttransplantatie (situatie) 32413006 - Transplantation of heart (procedure) harttransplantatie (verrichting) | ||
HLA-A*3101-negatief | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-A*3101-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-A*3101-positief is het afwijkende genotype. | 1364 - HLA-A*3101-NEGATIEF | 564 - HLA-A*3101negatief | ||||
HLA-A*3101-positief | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-A*3101-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-A*3101-positief is het afwijkende genotype. | 1361 - HLA-A*3101-POSITIEF | 563 - HLA-A*3101positief | 716054006 - Human leukocyte antigen A 3101 antigen present (finding) | |||
HLA-B*1502-negatief | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-B*1502-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-B*1502-positief is het afwijkende genotype. | 1363 - HLA-B*1502-NEGATIEF | 566 - HLA-B*1502negatief | ||||
HLA-B*1502-positief | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-B*1502-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-B*1502-positief is het afwijkende genotype. | 1360 - HLA-B*1502-POSITIEF | 565 - HLA-B*1502positief | 439978000 - Human leukocyte antigen B 1502 antigen present (finding) | |||
HLA-B*1511-negatief | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-B*1511-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-B*1511-positief is het afwijkende genotype. | 1365 - HLA-B*1511-NEGATIEF | 568 - HLA-B*1511negatief | ||||
HLA-B*1511-positief | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-B*1511-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-B*1511-positief is het afwijkende genotype. | 1362 - HLA-B*1511-POSITIEF | 567 - HLA-B*1511positief | ||||
HLA-B*5701-negatief | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-B*5701-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-B*5701-positief is het afwijkende genotype. | 537 - HLA-B*5701-negatief | 537 - HLA-B*5701-negatief | ||||
HLA-B*5701-positief | 536 - HLA-B*5701-positief | 536 - HLA-B*5701-positief | |||||
HLA-B*5801-negatief | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-B*5801-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-B*5801-positief is het afwijkende genotype. | 1367 - HLA-B*5801-NEGATIEF | 570 - HLA-B*5801negatief | ||||
HLA-B*5801-positief | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-B*5801-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-B*5801-positief is het afwijkende genotype. | 1366 - HLA-B*5801-POSITIEF | 569 - HLA-B*5801positief | ||||
HLA-B44-negatief | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-B44-positief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-B44-negatief is het afwijkende genotype. | 531 - HLA-B44-negatief | 531 - HLA-B44 negatief | ||||
HLA-B44-positief | 532 - HLA-B44-positief | 532 - HLA-B44 positief | |||||
Hyperlipidemie, familiaire | Hyperlipidemie: verzamelbegrip van hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie en hyperlipoproteïnemie (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | Bij Health Base is de contra-indicatie ‘Hypercholesterolemie’ recent vervangen door ‘Familiaire hyperlipidemie’. Aan de gebruikers van Pharmacom/Medicom is hierover vorig jaar het volgende gemeld: “In praktijk is gebleken dat over het algemeen weinig tot niets met de signalen bij de contra-indicatie Hypercholesterolemie (CI 042) werd gedaan. Dit is overigens terecht, omdat beïnvloeding van de lipiden door de bewaakte middelen hooguit een paar procent is. Bij het lipideverlagende effect dat o.a. met statines bereikt wordt is een dergelijke stijging niet klinisch relevant. Bij patiënten met een familiaire aandoening kan gebruik van bepaalde geneesmiddelen wél leiden tot een ongewenste toename van bijv. triglyceriden. Het gaat hierbij echter om een veel kleinere groep patiënten, waar bij optreden van het signaal daadwerkelijk actie moet worden ondernomen.” De werkgroep is van mening dat op basis van deze recente gegevens de bewaking ‘Hyperlipidemie, familiaire’ genoemd moet worden. | 227 - Hyperlipidemie, familiaire | 64 - FAMILIAIRE HYPERLIPIDEMIE | 272.0 - Zuivere hypercholesterolemie | E78.0 - Zuivere hypercholesterolemie E78.1 - zuivere hyperglyceridemie E78.2 - gemengde hyperlipidemie E78.3 - hyperchylomicronemie E78.4 - overige gespecificeerde vormen van hyperlipidemie E78.5 - hyperlipidemie, niet-gespecificeerd E78.6 - lipoproteïnedeficiëntie E78.8 - overige gespecificeerde stofwisselingsstoornissen van lipoproteïnen E78.9 - stofwisselingsstoornis van lipoproteïnen, niet-gespecificeerd | 55822004 - Hyperlipidemia (disorder) |
Hypertensie | Zie de multidisciplinaire richtlijn 'Cardiovasculair risicomanagement' voor een definitie van verhoogde bloeddruk. Deze richtlijn is te raadplegen op de website www.kwaliteitskoepel.nl. | 18 - Hypertensie | 10 - HYPERTENSIE | 401 - Essentiele hypertensie 401.0 - Essentiele maligne hypertensie 401.1 - Essentiele benigne hypertensie 401.9 - Essentiele hypertensie, NNO 402 - Hypertensive heart disease 402.0 - Malignanten verder gespecificeerd 402.10 - Hartziekte tgv benigne hypertensie met stuwing 402.11 - Hartziekte tgv benigne hypertensie met hartdecompensatie en stuwing 402.90 - Hartziekte tgv hypertensie NNO, met stuwing 402.91 - Hartziekte tgv hypertensie NNO, met hartdecompensatie en stuwing 403 - Hypertensive chronic kidney disease 403.0 - Hypertensive chronic kidney disease, Malignant 403.1 - Hypertensive chronic kidney disease, Benign 403.9 - Unspecified 404 - 404 Hypertensive heart and chronic kidney disease 404.0 - Hypertensive heart and chronic kidney disease, Malignant 404.1 - Hypertensive heart and chronic kidney disease, Benign 404.9 - Hypertensive heart and chronic kidney disease, Unspecified 405 - Secundaire hypertensie 405.0 - Secundaire maligne hypertensie 405.1 - Secundaire benigne hypertensie 405.9 - Secundaire hypertensie NNO | I10 - Essentiële (primaire) hypertensie I11 - Hypertensieve hartziekte I11.0 - Hypertensieve hartziekte met (congestieve) hartdecompensatie I11.9 - Hypertensieve hartziekte zonder (congestieve) hartdecompensatie I12 - Hypertensieve nierziekte I12.0 - Hypertensieve nierziekte met nierinsufficiëntie I12.9 - Hypertensieve nierziekte zonder nierinsufficiëntie I13 - Hypertensieve hart- én nierziekte I13.0 - Hypertensieve hart- én nierziekte met (congestieve) hartdecompensatie I13.1 - Hypertensieve hart- én nierziekte met nierinsufficiëntie I13.2 - Hypertensieve hart- én nierziekte met (congestieve) hartdecompensatie én nierinsufficiëntie I13.9 - Hypertensieve hart- én nierziekte, niet gespecificeerd I15 - Secundaire hypertensie I15.0 - Renovasculaire hypertensie I15.1 - Hypertensie secundair aan andere nieraandoeningen I15.2 - Hypertensie secundair aan endocriene ziekten I15.8 - Overige gespecificeerde vormen van secundaire hypertensie I15.9 - Secundaire hypertensie, niet gespecificeerd | 38341003 - Hypertensive disorder, systemic arterial (disorder) Raised blood pressure (disorder) | |
Inflammatoire darmziekten | (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | Wijzigen van de naam van deze contra-indicatie is gewenst. De oude naam "Colitis ulcerosa / Ziekte van Crohn" moet worden gewijzigd in "Inflammatoire darmziekten". Deze term dekt de lading beter. | 222 - Inflammatoire darmziekten | 30 - COLITIS ULCEROSA/ ZIEKTE VAN CROHN 30 - Inflammatoire darmziekten | 556 - Ulcerative colitis (Idiopathische proctocolitis, ICD-9-DE) In - ICD-9-CM onderscheiden in: 556.0 - Ulcerative (chronic) enterocolitis 556.1 - Ulcerative (chronic) ileocolitis 556.2 - Ulcerative (chronic) proctitis 556.3 - Ulcerative (chronic) proctosigmoiditis 556.4 - Pseudopolyposis of colon 556.5 - Left-sided ulcerative (chronic) colitis 556.6 - Universal ulcerative (chronic) colitis 556.8 - Other ulcerative colitis 556.9 - Ulcerative colitis, unspecified 555 - Enteritis regionalis 555.0 - Enteritis regionalis van dunne darm 555.1 - Enteritis regionalis van dikke darm 555.2 - Enteritis regionalis van dunne en dikke darm 555.9 - Enteritis regionalis , lokalisatie NNO | K51 - Colitis ulcerosa K51.0 - Ulceratieve (chronische) enterocolitis K51.1 - Ulceratieve (chronische) ileocolitis K51.3 - Ulceratieve (chronische) rectosigmoïditis K51.5 - Mucosale proctocolitis K51.8 - Overige gespecificeerde colitis ulcerosa K51.9 - Colitis ulcerosa, niet gespecificeerd K50 - Ziekte van Crohn [enteritis regionalis] K50.0 - Ziekte van Crohn van dunne darm K50.1 - Ziekte van Crohn van dikke darm K50.8 - Overige gespecificeerde ziekte van Crohn K50.9 - Ziekte van Crohn, niet gespecificeerd K51.4 - Pseudopolyposis van colon K51.2 - Ulceratieve (chronische) proctitis | 24526004 - Inflammatory bowel disease (disorder) 64766004 - Ulcerative colitis (disorder) 34000006 - Crohn's disease (disorder) |
Ischemische hartziekten | stabiele angina pectoris: er is sprake van een voorspelbaar klachtenpatroon over langere tijd (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek). ischemische hartziekte: aandoeningen van het hart die het gevolg zijn van atherosclerose van de kransslagaderen (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek). Instabiele angina pectoris valt NIET onder deze contra-indicatie (zie rationale). | De naam moet worden gewijzigd van Ischemische hartziekten (incl. angina pectoris) in ischemische hartziekten. Als een myocardinfarct de reden is om de contra-indicatie vast te leggen, dan geldt niet meer dat dit meer dan 3 maanden geleden moet zijn. De contra-indicatie geldt voor alle vormen van myocardischemie. In de werkgroep is 12 november 2015 het volgende besproken: De naam Angina pectoris/ ischemische hartziekte dekt de lading niet goed. Daarom wordt deze gewijzigd in Ischemische hartziekten (incl. angina pectoris). In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken: Angina pectoris en Ischemische hartziekte worden samengevoegd tot één contra-indicatie/voorzorg. In beide gevallen is er sprake van vernauwing van coronairarteriën. Dat kan zich uiten als angina pectoris, of andere ischemische hartziekten (bijv. hartinfarct). Health Base heeft in de commentaarronde opgemerkt dat bij de herziening van de CI, waar Health Base momenteel aan werkt, middelen die uitsluitend bij instabiele angina pectoris een probleem vormen, vermoedelijk niet opgenomen zullen worden. Health Base-bewaking is namelijk veelal gebaseerd op de stabiele/chronische vormen van aandoeningen. In die zin zal de bewaking bij instabiele angina pectoris dus mogelijk niet sluitend zijn (wat naar de mening van Health Base gezien het karakter van de aandoening geen probleem is, maar waar de gebruiker zich wel van bewust dient te zijn). Door KNMP/WINAp is de herziening van de contra-indicatie Angina Pectoris in een vergadering voorgelegd aan deskundigen. De werkgroep concludeerde dat combinatie van ‘angina pectoris’ en ‘ischemische hartziekten’ tot een contra-indicatie alleen goed is als de acute, instabiele situaties (instabiele angina pectoris, recent myocardinfarct) uitgesloten worden. Hierbij dient ook gedefinieerd te worden na hoeveel maanden een myocardinfarct niet meer recent is. De redenen voor dit advies zijn: dat volgens de cardioloog veel medicamenten, waarop bij angina pectoris bewaakt moet worden, bij een acuut myocardinfarct wel gebruikt worden; dat de medicatie bij instabiele angina pectoris duidelijk verschilt van die bij stabiele angina pectoris, bijv. nitraten bij stabiele angina pectoris en clopidogrel bij instabiele. Een extra reden om de acute coronaire syndromen (instabiele angina pectoris, acuut myocardinfarct) uit te sluiten, is dat deze aandoeningen tijdelijk van aard zijn. Waarschijnlijk zal dit maximaal 2-3 maanden bestaan. De werkgroep is dan ook van mening dat instabiele angina pectoris/recent hartinfarct niet onder deze contraindicatie/voorzorg zal vallen, en dat instabiele angina pectoris te tijdelijk is om zelf als contra-indicatie/voorzorg op te nemen. Indien acuut dan zal er nog geen contra-indicatie zijn en kan de behandeling door een specialist plaatsvinden. Later kan de voorschrijver overwegen om de contra-indicatie op te nemen. (In de omschrijving van de contra-indicatie/voorzorg is nu niet opgenomen dat het excl. instabiele angina pectoris/recent hartinfarct is, aangezien dat niet zal passen in het betreffende veld van de G-Standaard (50 posities voor de omschrijving+naam geneesmiddel(groep)). | 70 - Ischemische hartziekten | 11 - ANGINA PECTORIS 11 - Ischemische hartziekten (incl Angina Pectoris) | 413 - Angina pectoris 413.0 - Angina decubitus 413.1 - Prinzmetal angina 413.9 - Angina pectoris 414 - Ischemische hartziekten 414.0 - Coronaire atherosclerose 414.2 - Chronic total occlusion of coronary artery 414.8 - Other specified forms of chronic ischemic heart disease 414.9 - Chronische ischemische hartaandoening, NNO 412 - Oud Myocard infarct | I20 - Angina pectoris I20.1 - Angina pectoris met gedocumenteerde spasme I20.8 - Overige gespecificeerde vormen van angina pectoris I20.9 - Angina pectoris, niet gespecificeerd I25 - Chronische ischemische hartziekte I25.1 - Atherosclerotische hartziekte I25.2 - Vroeger myocardinfarct I25.0 - atherosclerotische cardiovasculaire-ziekte, als zodanig omschreven I25.5 - ischemische cardiomyopathie I25.6 - subklinische [silent] myocardischemie I25.8 - overige gespecificeerde vormen van chronische ischemische-hartziekte I25.9 - chronische ischemische-hartziekte, niet-gespecificeerd I21.0 - acuut transmuraal myocardinfarct van voorwand I21.1 - acuut transmuraal myocardinfarct van onderwand I21.2 - acuut transmuraal myocardinfarct van overige gespecificeerde lokalisaties I21.3 - acuut transmuraal myocardinfarct, lokalisatie niet-gespecificeerd I21.4 - acuut subendocardiaal-myocardinfarct I21.9 - acuut myocardinfarct, niet-gespecificeerd I22.0 - recidief myocardinfarct van voorwand I22.1 - recidief myocardinfarct van onderwand I22.8 - recidief myocardinfarct van overige gespecificeerde lokalisaties I22.9 - recidief myocardinfarct, lokalisatie niet-gespecificeerd | 194828000 - Angina (disorder) 414545008 - Ischemic heart disease (disorder) |
Jicht | De werkgroep is van mening dat het niet nodig is de term jicht uit te breiden met ‘(arthritis urica)’. In het NHG-formularium wordt verschil gemaakt tussen een chronische aandoening en een jichtaanval. Dit is voor therapieschema’s mogelijk praktisch, maar voor het koppelen van een patiënt aan een contra-indicatie/voorzorg is het praktisch om daartussen geen verschil te maken. Er wordt gesproken over het feit dat met allopurinol of benzbromaron niet tijdens een jichtaanval dient te worden gestart. Dit hoeft echter niet opgenomen te worden bij de contra-indicatie/voorzorg jicht, dit heeft meer te maken met rationeel voorschrijven. | 98 - Jicht | 17 - JICHT | 274 - Jicht 274.0 - Jicht artropathie 274.1 - Jicht nefropathie 274.8 - Gout with other specified manifestations en verder gespecificeerd 274.9 - Jicht NNO | M10 - Jicht M10.0 - Idiopathische jicht M10.1 - Door lood geïnduceerde jicht M10.2 - Door geneesmiddel geïnduceerde jicht M10.3 - Jicht door verminderde nierfunctie M10.4 - Overige secundaire jicht M10.9 - Jicht, niet gespecificeerd | 90560007 - Gout (disorder) | |
Kinderwens (man) | Met Kinderwens (vrouw) in de G-Standaard wordt bedoeld: kinderwens bij gebruik van een geneesmiddel door de vrouw. Daarnaast is er contra-indicatie/voorzorg Kinderwens (man). In het bestand van Health Base is sinds juli 2007 ook ‘kinderwens man’ opgenomen, en heet de bestaande contra-indicatie 'kinderwens' sindsdien 'kinderwens vrouw'. De werkgroep neemt dit onderscheid en de bijbehorende namen over, met (vrouw) resp. (man) tussen haakjes: het gaat namelijk niet om de kinderwens van man resp. vrouw, maar om kinderwens, terwijl het geneesmiddel gebruikt wordt door man resp. vrouw. | 1300 - Kinderwens (man) | 59 - KINDERWENS MAN | Z31.8 - Overige gespecificeerde hulpverlening in verband met voortplanting | |||
Kinderwens (vrouw) | Met Kinderwens (vrouw) in de G-Standaard wordt bedoeld: kinderwens bij gebruik van een geneesmiddel door de vrouw. Daarnaast is er contra-indicatie/voorzorg Kinderwens (man). In het bestand van Health Base is sinds juli 2007 ook ‘kinderwens man’ opgenomen, en heet de bestaande contra-indicatie 'kinderwens' sindsdien 'kinderwens vrouw'. De werkgroep neemt dit onderscheid en de bijbehorende namen over, met (vrouw) resp. (man) tussen haakjes: het gaat niet om de kinderwens van man resp. vrouw, maar om kinderwens, terwijl het geneesmiddel gebruikt wordt door man resp. vrouw. | 1310 - Kinderwens (vrouw) | 60 - KINDERWENS VROUW | Z31.8 - Overige gespecificeerde hulpverlening in verband met voortplanting | 169449001 - Trying to conceive (finding) | ||
Lang-QT-intervalsyndroom (LQTS) | (www.azcert.org, geraadpleegd 15 juli 2013) | Aan een deskundige van het AMC is gevraagd of de term ‘LQTS’ zowel voor een aangeboren als een verworven verlengd QT-interval gebruikt kan worden. Zijn antwoord in september 2007 was als volgt: ‘Ik zou wel onderscheid blijven maken tussen een aangeboren Lang-QT-syndroom (cLQTS) en een verworven Lang-QT-syndroom (aLQTS). Samen behoren ze wel tot de Lang-QT-syndromen. Het aangeboren LQTS heeft een genetische oorzaak en het is maar de vraag of dat ook altijd geldt voor het aLQTS. Tot nu toe kan dat maar in ongeveer 15% bewezen worden.’ De werkgroep oordeelt op basis hiervan dat, hoewel het aangeboren Lang-QT-intervalsyndroom onderscheiden moet worden van het verworven lang-QT-intervalsyndroom, beide onder de term Lang-QT-intervalsyndroom vallen (LQTS). | 218 - Lang-QT-intervalsyndroom (LQTS) | 13 - LANG-QT-INTERVAL- SYNDROOM (LQTS) | 426.8 - Other specified conduction disorders | I45.8 - Overige gespecificeerde geleidingsstoornissen | 9651007 - Long QT syndrome (disorder) |
Levercirrose | De ernst van levercirrose wordt vaak aangeduid met een aangepaste vorm van de Child-Turcotte-Pugh-classificatie: Child-Pugh-klasse A: licht Child-Pugh-klasse B: matig Child-Pugh-klasse C: ernstig (bron: www.geneesmiddelenbijlevercirrose.nl) | Voor de bewaking op levercirrose als contra-indicatie is de Child-Pugh-classificatie bepalend. Deze geeft de ernst van de levercirrose aan. De Child-Pugh-classificatie sluit niet aan bij het onderscheid gedecompenseerd / nog niet gedecompenseerd. Daarom worden de contra-indicaties Levercirrose (gedecompenseerd) en Levercirrose (nog niet gedecompenseerd) samengevoegd tot 1 contra-indicatie Levercirrose. In de werkgroep is 20 november 2014 het volgende besproken: De term 'Leverfunctiestoornis' is te breed. Voor veel patienten is deze contra-indicatie onterecht ingevoerd en het is niet mogelijk om goede bewakingsadviezen te geven. Voor gedecompenseerde levercirrose is het wel mogelijk om bewakingsadviezen op te stellen op basis van literatuur. Bewaking is hier ook nodig, omdat de lever geen restcapaciteit meer heeft. | 1352 - LEVERCIRROSE | 111 - LEVERCIRROSE (GEDECOMPENSEERD) 111 - LEVERCIRROSE | K74.6 - overige gespecificeerde en niet-gespecificeerde levercirrose K74.3 - primaire biliaire-cirrose K74.4 - secundaire biliaire-cirrose K74.5 - biliaire cirrose, niet-gespecificeerd K70.3 - alcoholische levercirrose | 19943007 - Cirrhosis of liver (disorder) 19943007 - Cirrhosis of liver (disorder) | |
Levertransplantatie | Patiënten die een orgaantransplantatie hebben ondergaan, krijgen om rejectie te voorkomen levenslang medicatie en bepaalde geneesmiddelen mogen helemaal niet worden gegeven of uitsluitend met zorgvuldige controle. Er is momenteel geen mogelijkheid om deze contra-indicatie vast te leggen in de elektronische patiëntendossiers, waardoor de kans bestaat dat er medicatiefouten worden gemaakt. Er zijn steeds meer patiënten die een nier-, lever-, hart- of longtransplantatie hebben ondergaan waarbij geneesmiddelen gecontra-indiceerd zijn, de patiënten komen vaak bij meerdere artsen in 1e en 2e lijn, waardoor een contra-indicatievermelding van belang is. Daarom moeten contra-indicaties worden opgenomen voor transplantatie van nier, lever, hart en long. | 1376 - LEVERTRANSPLANTATIE | 119 - levertransplantatie | Z94.4 - aanwezigheid van levertransplantaat | 161671001 - History of - liver recipient (context-dependent category) History of liver recipient (situation) History of - liver recipient (situation) status na levertransplantatie ontvanger (situatie) status na partiële levertransplantatie ontvanger (situatie) 18027006 - Transplantation of liver (procedure) levertransplantatie (verrichting) | ||
Longtransplantatie | Patiënten die een orgaantransplantatie hebben ondergaan, krijgen om rejectie te voorkomen levenslang medicatie en bepaalde geneesmiddelen mogen helemaal niet worden gegeven of uitsluitend met zorgvuldige controle. Er is momenteel geen mogelijkheid om deze contra-indicatie vast te leggen in de elektronische patiëntendossiers, waardoor de kans bestaat dat er medicatiefouten worden gemaakt. Er zijn steeds meer patiënten die een nier-, lever-, hart- of longtransplantatie hebben ondergaan waarbij geneesmiddelen gecontra-indiceerd zijn, de patiënten komen vaak bij meerdere artsen in 1e en 2e lijn, waardoor een contra-indicatievermelding van belang is. Daarom moeten contra-indicaties worden opgenomen voor transplantatie van nier, lever, hart en long. | 1378 - LONGTRANSPLANTATIE | 120 - longtransplantatie | Z94.2 - aanwezigheid van longtransplantaat | 161672008 - History of being lung transplant recipient (situation) History of - lung recipient (situation) History of - lung recipient (context-dependent category) status na longtransplantatie (situatie) | ||
Maligne hyperthermie | Maligne hyperthermie excessieve spieractiviteit en daardoor hoogoplopende lichaamstemperatuur als reactie op inleiding van narcose met halothaan of succinylcholine, die leidt tot uitdrijving van calcium uit de spiermembranen; genetisch heterogeen (genen op 6 chromosomen); aanval begint met spasme van de kaakspier, gevolgd door algehele spierspasmen, hyperventilatie, tachycardie, instabiele bloeddruk en een sterke stijging van de lichaamstemperatuur. [Bron: Pinkhof Geneeskundig woordenboek]
Maligne hyperthermie (MH) is een levensbedreigende complicatie van een algehele anesthesie. Deze aandoening ontstaat wanneer erfelijk voorbeschikte personen in contact gebracht worden met bepaalde anesthesiemiddelen [Bron: CWZ] Symptomen van maligne hyperthermie zijn o.a. aritmie, hyperthermie, rabdomyolyse (als gevolg van spierrigiditeit), metabole acidose, hyperkaliemie. |
Onderbouwing: Niet alle genafwijkingen die maligne hyperthermie kunnen veroorzaken zijn getypeerd, waardoor gewerkt dient te worden met maligne hyperthermie als algemene contra-indicatie (en niet als een farmacogenetische contra-indicatie). | 1388 - Maligne hyperthermie | 125 - maligne hyperthermie | Z88.4 - Persoonlijke anamnese met allergie voor anaesthetica T88.3 - Maligne hyperthermie door anesthesie | 405501007 - Malignant hyperthermia (finding) maligne hyperthermie (bevinding) 213026003 - Malignant hyperpyrexia caused by anesthetic (finding) maligne hyperthermie door anesthesie (bevinding) | |
Mastocytose/mestcelactivatiesyndroom | Bron: Coëlho Zakwoordenboek der Geneeskunde, 28e druk, 2006 | Er is voldoende onderbouwing om de contra-indicatie op te nemen. | 1380 - MASTOCYTOSE/MESTCELACTIVATIESYNDROOM | 122 - mastocytose/mestcelactivatiesyndroom | Q82.2 - mastocytose D47.0 - tumoren van histiocyten en mestcellen met onzeker of onbekend gedrag C94.3 - mestcelleukemie C96.2 - mestceltumor, maligne | 397007003 - Mast cell disorder (disorder) 43371000146105 - Mast cell activation syndrome (disorder) | |
Mitochondriële ziekten | Mitochondriële/mitochondriale ziekten zijn een groep van genetische aandoeningen die wordt gekenmerkt door het disfunctioneren van mitochondriën, ze behoren tot de meest voorkomende erfelijke aandoeningen. De prevalentie wordt geschat op 1:5000. De diversiteit en complexiteit komen voort uit het enorme aantal genen dat verantwoordelijk is voor de bouw en functie van de mitochondriën. Uniek is dat de verantwoordelijke genen gelegen zijn op het kern-DNA en het mitochondriële DNA. Mitochondriële ziekten worden op verschillende manieren ingedeeld. In het verleden werd voornamelijk gebruik gemaakt van een syndromale benaming zoals MELAS of MERFF syndroom, of een functionele betiteling zoals complex I deficiëntie. Tegenwoordig wordt vooral onderscheid gemaakt op basis van het genetisch defect, zoals POLG-mutatie. Vrijwel ieder orgaan kan zijn aangedaan door een mitochondriële ziekte. Het natuurlijk beloop toont vaak fluctuaties en uiteindelijk progressie in ernst van symptomen of betrokkenheid van orgaansystemen. Progressie kan worden uitgelokt door externe factoren zoals medicatie en fysieke stress ten tijde van infecties of operatieve ingrepen. |
In de werkgroep is 22 november 2018 het volgende besproken:
| 1379 - MITOCHONDRIELE ZIEKTEN | 123 - mitochondriële ziekten | G71.3 - mitochondriën myopathie, niet elders geclassificeerd | 240096000 - Mitochondrial cytopathy (disorder) | |
Morbide obesitas | Er is sprake van morbide obesitas bij patienten met een Body Mass Index (BMI) ≥ 40. (Van Binsbergen JJ, Langens FNM, Dapper ALM, Van Halteren MM, Glijsteen R, Cleyndert GA, Mekenkamp-Oei SN, Van Avendonk MJP. NHG-Standaard Obesitas. Huisarts Wet 2010:53(11):609-25) | Voorgesteld wordt om maagverkleining, stoma en morbide obesitas als voorzorg op te nemen op de Nationale Contra-indicatielijst. Bij deze patientkenmerken kan sprake zijn van een veranderde opname van geneesmiddelen. Dit kan gevolgen hebben voor de dosering. Daarom is een medicatiebewakingssignaal met bijpassend advies gewenst. De werkgroep gaat akkoord met het voorstel. | 1356 - MORBIDE OBESITAS | 116 - MORBIDE OBESITAS | E66.8 - overige gespecificeerde vormen van vetzucht | 238136002 - Morbid obesity (disorder) | |
MTHFR 677CC (wild type) | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. MTHFR 677CC (wildtype) is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. MTHFR 677CT en 677TT zijn afwijkende genotypen. | 1357 - MTHFR 677CC (WILD TYPE) | |||||
MTHFR 677CT | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. MTHFR 677CC (wildtype) is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. MTHFR 677CT en 677TT zijn afwijkende genotypen. | 1358 - MTHFR 677CT | |||||
MTHFR 677TT | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. MTHFR 677CC (wildtype) is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. MTHFR 677CT en 677TT zijn afwijkende genotypen. | 1359 - MTHFR 677TT | |||||
Myasthenie | Synoniem: spierzwakte (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | Myasthenie is breder dan ‘myasthenia gravis’. De term ‘myasthenie’ is akkoord volgens de werkgroep. | 136 - Myasthenie | 26 - MYASTHENIE | 358.0 - Myasthenia gravis en verder gespecificeerd 358.1 - Myastheen syndroom tgv aangegeven ziekte | G70.0 - Myasthenia gravis G73.1* - Syndroom van Eaton-Lambert (C80) G73.0 - myasthene syndromen bij endocriene ziekten G73.2 - overige myasthene syndromen bij neoplasma (C00-D48) G70.2 - congenitale en ontwikkelingsmyasthenie | 91637004 - myasthenia gravis 56989000 - Eaton-Lambert syndrome (disorder) |
Nierfunctie, verminderde | Verminderde glomerulaire filtratiesnelheid; leidt tot een ontoereikende verwijdering van zout en de bij de stofwisseling gevormde afbraakproducten uit het bloed. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) Er is sprake van een (relatieve of absolute) contra-indicatie voor verschillende geneesmiddelen bij een creatinineklaring ≤ 50 ml/min. | In de werkgroep is in november 2014 het volgende besproken: Op de Nationale Contra-indicatielijst staat verminderde nierfunctie, MDRD ≤ 50 ml/min. De term 'verminderde nierfunctie' is hier voldoende, met in de omschrijving een toelichting. In de werkgroep is in november 2013 het volgende besproken:Het voorstel is om de contra-indicatie ‘verminderde nierfunctie < 30 ml/min’ in de lijst op te nemen zonder de begrenzing (wijzigen in ‘verminderde nierfunctie’), omdat verminderde nierfunctie niet gekoppeld is aan de creatinineklaring. Daarnaast moet voor de meeste geneesmiddelen de dosering worden aangepast als de geschatte creatinineklaring (MDRD-klaring) lager is dan 50 ml/min. Ook is er een beperkt aantal geneesmiddelen waarvoor de dosering aangepast moet worden tussen 80 en 50 ml/min. Uit de discussie kwam naar voren dat het loslaten van de grens kan leiden tot veel signalen. Daar tegenover staat dat nog niet veel systemen hierop kunnen bewaken, omdat de klinische beslisregels er nog niet zijn. Bovendien is in het ziekenhuis een andere grenswaarde gewenst dan in de eerste lijn ((geschatte) creatinineklaring < 30 ml/min, versus < 50 ml/min). Besluit: De contra-indicatie ‘verminderde nierfunctie < 30 ml/min’ wordt vervangen door ‘verminderde nierfunctie, MDRD ≤ 50 ml/min. In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken: De werkgroep heeft de voorkeur om ‘verminderde nierfunctie’ als term te gebruiken i.p.v. ‘nierfunctiestoornissen’, omdat het niet zal gaan om een verhoogde nierfunctie. | 137 - Nierfunctie, verminderde | 33 - NIERFUNCTIE- STOORNIS | 581 - Nephrotic syndrome 581.0 - With lesion of proliferative glomerulonephritis 581.1 - Nefrotisch syndroom, histologisch: membraneuze glomerulonefritis 581.2 - Nefrotisch syndroom, histologisch: membranoproliferatieve glomerulonefritis 581.3 - Nefrotisch syndroom, histologisch: glomerulonefritis met minimale afwijkingen 581.8 - With other specified pathological lesion in kidney 581.9 - Nefrotisch syndroom, NNO pathologische afwijking in nier 582 - Chronic glomerulonephritis 582.0 - With lesion of proliferative glomerulonephritis 582.1 - Chronische glomerulonefritis, histologisch: membraneuze glomerulonefritis 582.2 - With lesion of membranoproliferative glomerulonephritis 582.4 - With lesion of rapidly progressive glomerulonephritis 582.8 - With other specified pathological lesion in kidney en verder gespecificeerd 582.9 - Chronic glomerulonephritis with unspecified pathological lesion in kidney 583 - Nephritis and nephropathy, not specified as acute or chronic 583.0 - With lesion of proliferative glomerulonephritis 583.1 - With lesion of membranous (glomerulonephritis 583.2 - With lesion of membranoproliferative glomerulonephritis 583.4 - With lesion of rapidly progressive glomerulonephritis 583.6 - With lesion of renal cortical necrosis 583.7 - With lesion of renal medullary necrosis 583.8 - With other specified pathological lesion in kidney en verder gespecificeerd 583.9 - Nefritis of nefropathie met NNO pathologische afwijking nier 584 - Acute renal failure 584.5 - With lesion of tubular necrosis 584.6 - With lesion of renal cortical necrosis 584.7 - With lesion of renal medullary [papillary] necrosis 584.8 - With other specified pathological lesion in kidney 584.9 - Acute renal failure, unspecified 585 - Chronische nierinsufficientie 585.1 - Chronic kidney disease, Stage I 585.2 - Chronic kidney disease, Stage II (mild) 585.3 - Chronic kidney disease, Stage III (moderate) 585.4 - Chronic kidney disease, Stage IV (severe) 585.5 - Chronic kidney disease, Stage V 585.6 - End stage renal disease 585.9 - Chronic kidney disease, unspecified 586 - Nierinsufficientie NNO 587 - Nefrosclerose 588 - Disorders resulting from impaired renal function 588.0 - Renal osteodystrophy 588.1 - Nephrogenic diabetes insipidus 588.8 - Aandoeningen tgv beperkte nierfunctie 588.9 - Unspecified disorder resulting from impaired renal function 753.0 - Renal agenesis and dysgenesis (Hypoplasia of kidney(s)) 591 - Hydronefrose 589 - Small kidney of unknown cause 589.0 - Unilateral small kidney 589.1 - Bilateral small kidneys 589.9 - Small kidney, unspecified 593.81 - Vascular disorders of kidney | N00 - Acuut nefritisch syndroom N01 - Snel progressief nefritisch syndroom N02 - Recidiverende en persisterende hematurie N03 - Chronisch nefritisch syndroom N04 - Nefrotisch syndroom N05 - Niet gespecificeerd nefritisch syndroom N06 - Geïsoleerde proteïnurie met gespecificeerde morfologische afwijking N07 - Hereditaire nefropathie, niet elders geclassificeerd N08* - Glomerulaire aandoeningen bij elders geclassificeerde ziekten N08.0* - Glomerulaire aandoeningen bij elders geclassificeerde infectieziekten en parasitaire aandoeningen N08.1* - Glomerulaire aandoeningen bij neoplasmata N08.2* - Glomerulaire aandoeningen bij bloedziekten en bij aandoeningen waarbij immuunsysteem is betrokken N08.3* - Glomerulaire aandoeningen bij diabetes mellitus (E10-E14† met gemeenschappelijk vierde teken .2) N08.4* - Glomerulaire aandoeningen bij overige endocriene ziekten, voedings- en stofwisselingsstoornissen N08.5* - Glomerulaire aandoeningen bij systeemziekten van bindweefsel N08.8* - Glomerulaire aandoeningen bij elders geclassificeerde overige aandoeningen N17 - Acute nierinsufficiëntie N17.0 - Acute nierinsufficiëntie met tubulusnecrose N17.1 - Acute nierinsufficiëntie met acute nierschorsnecrose N17.2 - Acute nierinsufficiëntie met niermergnecrose N17.8 - Overige gespecificeerde vormen van acute nierinsufficiëntie N17.9 - Acute nierinsufficiëntie, niet gespecificeerd N18 - Chronische nierinsufficiëntie N18.0 - Terminale nierziekte N18.8 - Overige gespecificeerde vormen van chronische nierinsufficiëntie N18.9 - Chronische nierinsufficiëntie, niet gespecificeerd N19 - Niet gespecificeerde nierinsufficiëntie N26 - Niet gespecificeerde schrompelnier N25 - Aandoeningen als gevolg van gestoorde tubulusfunctie N25.0 - Renale osteodystrofie N25.1 - Nefrogene diabetes insipidus N25.8 - Overige gespecificeerde aandoeningen als gevolg van gestoorde tubulusfunctie N25.9 - Aandoening als gevolg van gestoorde tubulusfunctie, niet gespecificeerd Q60.3 - Hypoplasie van nier, enkelzijdig Q60.4 - Hypoplasie van nier, dubbelzijdig Q60.5 - Hypoplasie van nier, niet gespecificeerd N13 - Obstructieve uropathie en reflux-uropathie N13.0 - Hydronefrose met obstructie van pyelo-ureterale overgang N13.1 - Hydronefrose met ureterstrictuur, niet elders geclassificeerd N13.2 - Hydronefrose met obstructie door nier- en ureterstenen N13.3 - Overige en niet gespecificeerde vormen van hydronefrose N13.4 - Hydro-ureter N13.5 - Afknikking en strictuur van ureter zonder hydronefrose N13.6 - Pyonefrose N13.7 - Uropathie samenhangend met vesico-ureterale reflux N13.8 - Overige gespecificeerde obstructieve uropathie en reflux-uropathie N13.9 - Obstructieve uropathie en reflux-uropathie, niet gespecificeerd N10 - Acute tubulo-interstitiële nefritis N11 - Chronische tubulo-interstitiële nefritis N11.0 - Niet-obstructieve chronische pyelonefritis verband houdend met reflux N11.1 - Chronische obstructieve pyelonefritis N11.8 - Overige gespecificeerde chronische tubulo-interstitiële nefritis N11.9 - Chronische tubulo-interstitiële nefritis, niet gespecificeerd N12 - Tubulo-interstitiële nefritis, niet gespecificeerd als acuut of chronisch N14 - Tubulo-interstitiële en tubulaire aandoeningen door geneesmiddelen en zware metalen N14.0 - Nefropathie door analgetica N14.1 - Nefropathie door overige gespecificeerde geneesmiddelen en biologische stoffen N14.2 - Nefropathie door niet gespecificeerd geneesmiddel of biologische stof N14.3 - Nefropathie door zware metalen N14.4 - Toxische nefropathie, niet elders geclassificeerd N15 - Overige tubulo-interstitiële nierziekten N15.0 - Balkan-nefropathie N15.1 - Renaal en perirenaal abces N15.8 - Overige gespecificeerde tubulo-interstitiële nierziekten N15.9 - Tubulo-interstitiële nierziekte, niet gespecificeerd N16* - Tubulo-interstitiële nieraandoeningen bij elders geclassificeerde ziekten N16.0* - Tubulo-interstitiële nieraandoeningen bij elders geclassificeerde infectieziekten en parasitaire aandoeningen N16.1* - Tubulo-interstitiële nieraandoeningen bij neoplasmata N16.2* - Tubulo-interstitiële nieraandoeningen bij bloedziekten en aandoeningen waarbij immuunsysteem is betrokken N16.3* - Tubulo-interstitiële nieraandoeningen bij stofwisselingsstoornissen N16.4* - Tubulo-interstitiële nieraandoeningen bij systeemziekten van bindweefsel N16.5* - Tubulo-interstitiële nieraandoeningen bij afstoting van transplantaat (T86.-†) N16.8* - Tubulo-interstitiële nieraandoeningen bij elders geclassificeerde overige ziekten N27 - Kleine nier door onbekende oorzaak N27.0 - Kleine nier, enkelzijdig N27.1 - Kleine nier, dubbelzijdig N27.9 - Kleine nier, niet gespecificeerd N28.0 - Ischemie en infarct van nier N99.0 - Nierinsufficiëntie na medische verrichting R94.4 - Afwijkende uitslagen van nierfunctieonderzoeken N18.1 - chronische nierziekte, stadium 1 N18.2 - chronische nierziekte, stadium 2 N18.3 - chronische nierziekte, stadium 3 N18.4 - chronische nierziekte, stadium 4 N18.5 - chronische nierziekte, stadium 5 | 76114004 - Decreased renal function (finding) |
Niertransplantatie | Patiënten die een orgaantransplantatie hebben ondergaan, krijgen om rejectie te voorkomen levenslang medicatie en bepaalde geneesmiddelen mogen helemaal niet worden gegeven of uitsluitend met zorgvuldige controle. Er is momenteel geen mogelijkheid om deze contra-indicatie vast te leggen in de elektronische patiëntendossiers, waardoor de kans bestaat dat er medicatiefouten worden gemaakt. Er zijn steeds meer patiënten die een nier-, lever-, hart- of longtransplantatie hebben ondergaan waarbij geneesmiddelen gecontra-indiceerd zijn, de patiënten komen vaak bij meerdere artsen in 1e en 2e lijn, waardoor een contra-indicatievermelding van belang is. Daarom moeten contra-indicaties worden opgenomen voor transplantatie van nier, lever, hart en long. | 1375 - NIERTRANSPLANTATIE | 121 - niertransplantatie | Z94.0 - aanwezigheid van niertransplantaat | 161665007 - History of renal transplant (situation) History of - kidney recipient (situation) History of - kidney recipient (context-dependent category) status na niertransplantatie (situatie) 70536003 - Transplant of kidney (procedure) transplantatie van nier (verrichting) | ||
NUDT15 extensive/normal metabolizer |
Januari 2020
Naam gewijzigd van NUDT15 extensive (normal) metabolizer in NUDT15 extensive/normal metabolizer, conform besluit werkgroep Farmacogenetica van de KNMP. Voor 2020 Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. NUDT15 extensive (normal) metabolizer is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. NUDT15 intermediate metabolizer en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen.
| 1383 - NUDT15 EXTENSIVE/NORMAL METABOLIZER | 582 - NUDT 15 EM/NM | ||||
NUDT15 intermediate metabolizer |
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. NUDT15 extensive (normal) metabolizer is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. NUDT15 intermediate metabolizer en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen.
| 1382 - NUDT15 INTERMEDIATE METABOLIZER | |||||
NUDT15 poor metabolizer |
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. NUDT15 extensive (normal) metabolizer is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. NUDT15 intermediate metabolizer en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen.
| 1381 - NUDT15 POOR METABOLIZER | |||||
Parkinson, ziekte van | Het voorstel om 'Parkinson, ziekte van' aan te passen in 'Parkinson, ziekte van/Extrapiramidale stoornis' is omgezet in een ander besluit. De contra-indicatieaarden Extrapiramidale stoornis en Ziekte van Parkinson zijn op 17 juni 2010 samengevoegd. Nu staat alleen “Parkinson, ziekte van” in de lijst. Het is in de praktijk niet duidelijk dat dit ook voor de Extrapiramidale stoornis is bedoeld. Dus iemand die alleen op Extrapiramidaal zoekt, zal nooit iets vinden. | 162 - Parkinson, ziekte van | 3 - PARKINSON | 332.0 - Paralysis agitans (Parkinson's disease) 333.0 - Degeneratieve ziekte van de basale ganglia | G20 - Ziekte van Parkinson | 49049000 - Parkinson's disease | |
Perifeer arterieel vaatlijden (excl. Raynaud) | Perifeer arterieel vaatlijden wordt wel als synoniem van Claudicatio intermittens gezien (NHG-Standaard), maar apart van Raynaudfenomeen. De geneesmiddelen waarbij sprake zou zijn van een contra-indicatie, zijn voor perifeer arterieel vaatlijden en Raynaudfenomeen grotendeels verschillend (Informatorium Medicamentorum). Daarom als aparte contra-indicatie/voorzorg opgenomen naast ‘Raynaudfenomeen’. | 229 - Perifeer arterieel vaatlijden (excl. Raynaudfenomeen) | 76 - PERIF. VAATLYDEN | 443.9 - Perifere vaatziekte, NNO (waaronder Intermittent claudication NOS, zonder verdere specificering) 440.2 - Of native arteries of the extremities en verder gespecificeerd 440.3 - Of bypass graft of the extremities en verder gespecificeerd 440.4 - Chronic total occlusion of artery of the extremities 440.9 - Gegeneraliseerde of NNO atherosclerose | I73.9 - Perifere vaatziekte, niet gespecificeerd (Neventerm: Claudicatio intermittens) I70.2 - Atherosclerose van arteriën van extremiteiten | 399957001 - peripheral arterial occlusive disease 443971004 - Arteriosclerosis of artery of extremity (disorder) | |
Porfyrie | 209 - Porfyrie | 43 - PORFYRIE | 277.1 - Stoornis van de porfyrine stofwisseling | E80 - Stoornissen van porfyrine- en bilirubinemetabolisme E80.0 - Hereditaire erytropoëtische porfyrie E80.1 - Porphyria cutanea tarda E80.2 - Overige gespecificeerde vormen van porfyrie | 418470004 - porphyria (disorder) | ||
Pseudocholinesterasedeficientie | Pseudocholinesterase: cholinesteraseachtig enzym dat i.h.b. choline-esters splitst, terwijl de echte cholinesterase meer actief is bij de splitsing van acetylcholine (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) |
In de werkgroep is 20 november 2014 het volgende besproken:
Pseudocholinesterasedeficientie wordt toegevoegd aan de Nationale Contra-indicatielijst. Dit is een genetische afwijking. Op de Nationale Contra-indicatielijst staan ook genetische afwijkingen, bijvoorbeeld G6PD-deficiëntie.
| 1353 - PSEUDOCHOLINESTERASEDEFICIËNTIE | 114 - PSEUDOCHOLINESTERASEDEFICIËNTIE | E88.0 - stofwisselingsstoornissen van plasmaproteïne, niet elders geclassificeerd | 191397007 - Pseudocholinesterase deficiency (disorder) | |
Psoriasis | 178 - Psoriasis | 25 - PSORIASIS | 696.0 - Psoriasis arthropathica 696.1 - Vorm van psoriasis NEC | L40 - Psoriasis L40.0 - Psoriasis vulgaris L40.1 - Gegeneraliseerde psoriasis pustulosa L40.2 - Acrodermatitis continua L40.3 - Pustulosis palmaris et plantaris L40.4 - Psoriasis guttata L40.5 - Psoriasis arthropathica (M07.0-M07.3*, M09.0*) L40.8 - Overige gespecificeerde vormen van psoriasis L40.9 - Psoriasis, niet gespecificeerd | 9014002 - psoriasis (disorder) | ||
Pulmonale hypertensie |
Pulmonale hypertensie
verhoogde bloeddruk in de longslagaderen (>25mmHg in arteria pulmonalis) [Bron: Pinkhof Geneeskundig woordenboek]
Symptomen van pulmonale hypertensie zijn o.a. kortademigheid, pijn op de borst, hartkloppingen, ongewone vermoeidheid, flauwvallen, pijnlijke gewrichten, vochtophoping. [Bron: https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/pulmonale-hypertensie]
|
Onderbouwing:
Gebruik van geneesmiddelen bij pulmonale hypertensie kan in
sommige gevallen ernstige gevolgen hebben. Een voorbeeld hiervan
zijn NSAID's. [Bron:
https://pulmonaryhypertensionrn.com/living-with-pah/common-medications-that-pose-increased-risk-in-pulmonary-hypertension]
| 1389 - Pulmonale hypertensie | 126 - pulmonale hypertensie | I27.2 - Overige secundaire pulmonale hypertensie I27.0 - Primaire pulmonale hypertensie P29.3 - Persisterende foetale circulatie | 70995007 - Pulmonary hypertension (disorder) pulmonale hypertensie (aandoening) | |
Raynaudfenomeen | (www.thuisarts,nl, geraadpleegd 15 juli 2013 en Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | Gekozen wordt voor ‘Raynaudfenomeen’. Geneesmiddelen die gecontra-indiceerd zijn, gelden zowel bij het fenomeen als bij de ziekte. Het fenomeen kan zowel primair zijn (= ziekte) als secundair (= gevolg van andere aandoening). | 230 - Raynaudfenomeen | 40 - RAYNAUD, FENOMEEN | 443.0 - Syndroom van Raynaud | I73.0 - Syndroom van Raynaud | 266261006 - Raynaud's phenomenon (finding) |
Refluxziekte | (Rationale, Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | Volgens Commentaren Medicatiebewaking van Health Base is Refluxziekte het syndroom van refluxklachten, terwijl refluxoesofagitis een endoscopische diagnose is. In de G-Standaard zijn alleen die geneesmiddelen actief (=ja/ja) als contra-indicatie/voorzorg gekoppeld, waarbij het risico op slokdarmbeschadigingen gerelateerd is aan een reeds bestaande refluxaandoening. Dus bijvoorbeeld niet de middelen waarbij een risico bestaat dat áls het geneesmiddel in de slokdarm blijft hangen, schade aan de slokdarm optreedt, wat bij iedereen kan gebeuren die het geneesmiddel met te weinig vocht inneemt en te snel gaat liggen. Een waarschuwing daarvoor is in voorkomende gevallen als Etikettekst aan geneesmiddelen gekoppeld (‘Zittend of staand innemen met veel water’). Ook bij Health Base is hierop een gebruiksadvies gericht: ‘zittend of staand met water innemen’. | 214 - Refluxziekte | 15 - REFLUX-ZIEKTE | 530.1 - Oesofagitis In - ICD-9-CM onderscheiden in: 530.10 - Esophagitis, unspecified 530.11 - Reflux esophagitis 530.12 - Acute esophagitis 530.19 - Other esophagitis 530.81 - Esophageal reflux (ICD-9-CM) | K21.0 - Gastro-oesofagale reflux met oesofagitis K21.9 - Gastro-oesofagale reflux zonder oesofagitis | 235595009 - gastroesophageal reflux disease |
Schildklierfunctiestoornis | (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | De werkgroep kiest voor de term ‘Schildklierfunctiestoornis’ i.p.v. ‘Schildklieraandoening’. In de commentaarronde is opgemerkt dat Health Base onder hypothyroïdie andere geneesmiddelen bewaakt dan onder hyperthyroïdie. Daarmee kunnen beide termen niet zo maar samengevoegd worden. Op dit moment is een recent benaderde deskundige het hoofdstuk aan het beoordelen. Over de toekomstige invulling kon nog geen uitspraak worden gedaan. De werkgroep besluit voorlopig toch te kiezen voor het samenvoegen tot één contra-indicatie/aandoening. In de commentaarronde is de vraag gesteld of hypo- en hyperthyreoidie zodanig permanente aandoeningen zijn, dat dit gegeven overgedragen moet worden, omdat je direct gaat behandelen en er binnen een paar maanden weer euthyreoidie zal zijn. De werkgroep is van mening dat ook bij behandelde schildklierfunctiestoornis problemen kunnen optreden, bijv. bij amiodaron. Dus ook bij behandeling lijkt bewaking nodig. De werkgroep is van mening dat voor geneesmiddelen waarbij bij hypothyreoïdie moet worden gewaarschuwd, doorgaans ook bij hyperthyreoïdie moet worden gewaarschuwd. In de afhandelingstekst kan dan duidelijk worden aangegeven wat er gebeurt. Samennemen van de aandoeningen (hypo- en hyperthyreoidie) doet meer recht aan het totaal volgens de werkgroep. De instelfase voor behandeling van hypothyreoidie is nu veel korter dan vroeger (nu 1-2 maanden, bij mensen met cardiale klachten langer). De vraag is of alleen behandelde hyperthyreoidie als contra-indicatie relevant blijft, nu de instelperiode bij hypothyreoidie zo kort is geworden. | 183 - Schildklierfunctiestoornis | 22 - HYPOTHYREOIDIE 23 - HYPERTHYREOIDIE | 242.9 - Thyreotoxicose zonder struma of andere oorzaak, zonder thyreotoxische crisis | E05.9 - Thyrotoxicose, niet gespecificeerd E05.0 - thyrotoxicose met diffuse struma E05.1 - thyrotoxicose met solitaire toxische-schildkliernodus E05.2 - thyrotoxicose met toxische multinodulaire-struma E05.3 - thyrotoxicose door ectopisch schildklierweefsel E05.4 - thyrotoxicosis factitia E05.5 - thyrotoxische crisis of storm E05.8 - overige gespecificeerde vormen van thyrotoxicose | 34486009 - hyperthyroidism 40930008 - hypothyroidism |
Schizofrenie/ Psychotische stoornis | Psychotische stoornis: stoornis waarbij psychoses optreden. Bij een psychose is de controle van het ik over zichzelf en het eigen gedrag en handelen gestoord en is het contact met de omringende werkelijkheid ziekelijk veranderd (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek). | Tijdens de vergadering op 12 juli 2007 was opgemerkt dat sommige geneesmiddelen de kans op een psychose kunnen verhogen, bijvoorbeeld interferon. De wens was toen geuit om ‘Psychose’ op te nemen op de wensenlijst voor de G-Standaard om deze te beoordelen. Tijdens de vergadering op 2 oktober 2007 wordt echter opgemerkt dat psychose eenmalig kan zijn, maar dat je wilt bewaken wanneer bekend is dat het een chronisch probleem is: daarom werd gekozen voor de term ‘Schizofrenie’. Uiteindelijk is dit veranderd in ‘Schizofrenie/Psychotische stoornis’. | 231 - Schizofrenie/ Psychotische stoornis | 72 - SCHIZOFRENIE / PSYCHOSE | 295. - Schizofrene stoornissen 295.0 - Simple type 295.1 - Disorganized type 295.2 - Schizofrenie, katatone vorm, NNO 295.3 - Paranoid type 295.4 - Schizophreniform disorder 295.5 - Latent schizophrenia 295.6 - Residual type 295.7 - Schizoaffective disorder 295.8 - Other specified types of schizophrenia 295.9 - Schizofrenie, NNO 301.22 - Schizotypal personality disorder 297 - Delusional disorders 297.0 - Paranoid state, simple 297.1 - Delusional disorder 297.2 - Paraphrenia 297.3 - Shared psychotic disorder 297.8 - Other specified paranoid states 297.9 - Unspecified paranoid state 293 - Transient mental disorders due to conditions classified elsewhere 293.0 - Delirium due to conditions classified elsewhere 293.1 - Subacute delirium 293.8 - Other specified transient mental disorders due to conditions classified elsewhere 293.81 - Psychotic disorder with delusions in conditions classified elsewhere 293.82 - Psychotic disorder with hallucinations in conditions classified elsewhere 293.83 - Mood disorder in conditions classified elsewhere 293.84 - Anxiety disorder in conditions classified elsewhere 293.89 - Other 293.9 - Unspecified transient mental disorder in conditions classified elsewhere 296 - Episodic mood disorders 296.0 - Bipolar I disorder, single manic episode 296.1 - Manic disorder, recurrent episode 296.2 - Major depressive disorder, single episode 296.3 - Major depressive disorder, recurrent episode 296.4 - Bipolar I disorder, most recent episode (or current) manic 296.5 - Bipolar I disorder, most recent episode (or current) depressed 296.6 - Bipolar I disorder, most recent episode (or current) mixed 296.7 - Bipolar I disorder, most recent episode (or current) unspecified 296.8 - Other and unspecified bipolar disorders 296.9 - Other and unspecified episodic mood disorder 298 - Other nonorganic psychoses 298.0 - Depressieve vorm van psychose 298.1 - Excitative type psychosis 298.2 - Reactive confusion 298.3 - Acute paranoid reaction 298.4 - Psychogenic paranoid psychosis 298.8 - Other and unspecified reactive psychosis 298.9 - Psychose NNO | F20 - Schizofrenie F20.0 - Paranoïde schizofrenie F20.1 - Hebefrene schizofrenie F20.2 - Katatone schizofrenie F20.3 - Ongedifferentieerde schizofrenie F20.4 - Postschizofrene depressie F20.5 - Schizofrene resttoestand F20.6 - Schizophrenia simplex F20.8 - Overige gespecificeerde vormen van schizofrenie F20.9 - Schizofrenie, niet gespecificeerd F21 - Schizotypische stoornis F22 - Persisterende waanstoornissen F22.0 - Waanstoornis F22.8 - Overige gespecificeerde persisterende waanstoornissen F22.9 - Persisterende waanstoornis, niet gespecificeerd F23 - Acute en passagère psychotische stoornissen F23.0 - Acute polymorfe psychotische stoornis zonder symptomen van schizofrenie F23.1 - Acute polymorfe psychotische stoornis met symptomen van schizofrenie F23.2 - Acute schizofrenie-achtige psychotische stoornis F23.3 - Andere acute psychotische stoornissen met overwegend wanen F23.8 - Overige gespecificeerde acute en passagère psychotische stoornissen F23.9 - Acute en passagère psychotische stoornis, niet gespecificeerd F24 - Geïnduceerde waanstoornis F25 - Schizoaffectieve stoornissen F25.0 - Schizoaffectieve stoornis, manische vorm F25.1 - Schizoaffectieve stoornis, depressieve vorm F25.2 - Schizoaffectieve stoornis, gemengde vorm F25.8 - Overige gespecificeerde schizoaffectieve stoornissen F25.9 - Schizoaffectieve stoornis, niet gespecificeerd F28 - Andere niet-organische psychotische stoornissen F29 - Niet gespecificeerde niet-organische psychose F30 - Manische episode F30.0 - Hypomanie F30.1 - Manie zonder psychotische symptomen F30.2 - Manie met psychotische symptomen F30.8 - Overige gespecificeerde manische episoden F30.9 - Manische episode, niet gespecificeerd F31 - Bipolaire affectieve stoornis [manisch-depressieve stoornis] F31.0 - Bipolaire affectieve stoornis, huidige episode hypomaan F31.1 - Bipolaire affectieve stoornis, huidige episode manisch zonder psychotische symptomen F31.2 - Bipolaire affectieve stoornis, huidige episode manisch met psychotische symptomen F31.3 - Bipolaire affectieve stoornis, huidige episode licht of matig depressief F31.4 - Bipolaire affectieve stoornis, huidige episode ernstig depressief zonder psychotische symptomen F31.5 - Bipolaire affectieve stoornis, huidige episode ernstig depressief met psychotische symptomen F31.6 - Bipolaire affectieve stoornis, huidige episode gemengd F31.7 - Bipolaire affectieve stoornis, momenteel in remissie F31.8 - Overige gespecificeerde bipolaire affectieve stoornissen F31.9 - Bipolaire affectieve stoornis, niet gespecificeerd F34 - Persisterende stemmingsstoornissen [affectieve stoornissen] F34.0 - Cyclothymie F34.8 - Overige gespecificeerde persisterende stemmingsstoornissen [affectieve stoornissen] F34.9 - Persisterende stemmingsstoornis [affectieve stoornis], niet gespecificeerd F38 - Andere stemmingsstoornissen [affectieve stoornissen] F38.0 - Andere eenmalige stemmingsstoornissen [affectieve stoornissen] F38.1 - Andere recidiverende stemmingsstoornissen [affectieve stoornissen] F38.8 - Overige gespecificeerde stemmingsstoornissen [affectieve stoornissen] F39 - Niet gespecificeerde stemmingsstoornis [affectieve stoornis] | 58214004 - schizophrenia (disorder) 48500005 - delusional disorder 191499009 - transient organic psychoses 231489001 - acute transient psychotic disorder 61831009 - induced psychotic disorder 58214004 - schizophrenia (disorder) 69322001 - psychotic disorder 21071000119101 - Mood disorder of manic type (disorder) |
Sikkelcelziekte | In de werkgroep is in 2012 het volgende besproken: De werkgroep heeft besloten om Sikkelcelanemie te laten vervallen en te vervangen door Sikkelcelziekte. De onderbouwing hiervoor is de volgende: Pinkhof Geneeskundig Woordenboek geeft de volgende definitie van Sikkelcelziekte: een aantal erfelijke aandoeningen met als gemeenschappelijke factor de aanwezigheid van sikkelcelhemoglobine in de erytrocyten; er zijn 4 vormen: sikkelcelanemie, sikkelcelthalassemieziekte, sikkelcelhemoglobine-C-ziekte en sikkelcel-trait. In de NHG-standaard staat dat de klachten bij Sikkelcelziekte worden veroorzaakt door:
In december 2011 had de werkgroep besloten dat moet worden bewaakt op Sikkelcelanemie. De onderbouwing hiervoor was de volgende:In het Informatorium Medicamentorum blijkt sikkelcelanemie bij meerdere geneesmiddelen bij de Contra-indicaties genoemd te worden. De werkgroep is van mening dat dit op de lijst moet komen en voor medicatiebewaking verder uitgezocht moet worden. | 232 - Sikkelcelanemie | 73 - SIKKELCELANEMIE | 282.6 - Sikkelcel Anemie, NNO 282.61 - Hb-SS disease without crisis 282.62 - Hb-SS disease with crisis 282.63 - Sickle-cell/ Hb-C disease without crisis 282.64 - Sickle-cell/ Hb-C disease with crisis 282.68 - other sickle-cell disease without crisis 282.69 - other sickle-cell disease with crisis | D57.3 - Sikkelcel-trait D57.2 - Dubbel-heterozygote sikkelaandoeningen D57 - Sikkelcelaandoeningen D57.0 - Sikkelcelanemie met crisis D57.1 - Sikkelcelanemie zonder crisis D57.8 - Overige sikkelcelaandoeningen | 127040003 - Hereditary hemoglobinopathy disorder homozygous for hemoglobin S (disorder) 35434009 - Sickle cell-hemoglobin C disease (disorder) 127041004 - Sickle cell-beta-thalassemia (disorder) 16402000 - Sickle cell trait (disorder) | |
Sjögren, syndroom van | (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | Door Health Base zijn geneesmiddelen gekoppeld waar je droge ogen en mond van zou kunnen krijgen. Een werkgroeplid laat weten dat ze, als ze zou weten dat iemand het Syndroom van Sjögren heeft, bij bepaalde geneesmiddelen wel een opmerking zou willen maken. In het Informatorium Medicamentorum staat bij enkele geneesmiddelen het Syndroom van Sjögren onder de kop Contra-indicaties. Besloten wordt deze contra-indicatie/voorzorg op de lijst op te nemen. | 233 - Sjogren, syndroom van | 65 - SYNDROOM VAN SJOGREN | 710.2 - Sicca syndroom | M35.0 - Sicca-syndroom [Sjögren] | 83901003 - Sjögren's syndrome (disorder) |
Slaapapneu | Optreden van apneu tijdens de slaap. Apneu = toestand van niet-ademhalen. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | Slaapapneu lijkt steeds vaker voor te komen. Het is nuttig dit op te nemen als uit te wisselen contra-indicatie/voorzorg. In de commentaarronde heeft Health Base laten weten dat slaapapneu ook op de wensenlijst van contra-indicaties/voorzorgen staat van Health Base. | 215 - Slaapapneu | 70 - SLAAPAPNEU | 780.51 - slapeloosheid met slaapapneu 780.53 - overmatige slaap en slaperigheid met slaapapneu 780.57 - Unspecified sleep apnea 327.2 - Organic sleep apnea 327.20 - Organic sleep apnea, unspecified 327.21 - Primary central sleep apnea 327.22 - High altitude periodic breathing 327.23 - Obstructive sleep apnea (adult) (pediatric) 327.24 - Idiopathic sleep related nonobstructive alveolar hypoventilation 327.25 - Congenital central alveolar hypoventilation syndrome 327.26 - Sleep related hypoventilation/hypoxemia in conditions classifiable elsewhere 327.27 - Central sleep apnea in conditions classified elsewhere 327.29 - Other organic sleep apnea | G47.3 - Slaapapnoe | 73430006 - sleep apnea (finding) |
SLCO1B1 521CC | 547 - SLCO1B1 521CC | 547 - SLCO1B1 521CC | |||||
SLCO1B1 521TC | 546 - SLCO1B1 521TC | 546 - SLCO1B1 521TC | |||||
SLCO1B1 521TT (wildtype) | Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. SLCO1B1 521TT (wildtype) is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. SLCO1B1 521CC en 521CT zijn afwijkende genotypen. | 545 - SLCO1B1 521TT (wildtype) | 545 - SLCO1B1 521TT (WILD TYPE) | ||||
Slikstoornis | NB hier wordt een daadwerkelijke stoornis bedoeld en niet een onjuiste slikmethode. Voor slikinstructies, zie www.apotheek.nl. | In de praktijk blijkt er behoefte te zijn aan een voorzorg Slikstoornis. Het Geneesmiddel Informatie Centrum van de KNMP heeft in samenwerking met het Laboratorium Nederlandse Apothekers (LNA, ook onderdeel van de KNMP) een voorstel gemaakt voor een praktische uitwerking hiervan. Hierbij wordt rekening gehouden met de informatie die al beschikbaar is in het naslagwerk Oralia VTGM van het LNA.Op basis hiervan besluit de werkgroep dat Slikstoornis als voorzorg moet worden opgenomen op de Nationale Contra-indicatielijst. | 240 - Slikstoornis | 108 - Slikstoornis | R13 - dysfagie D50.1 - sideropenische dysfagie Q39.3 - congenitale stenose en strictuur van oesofagus K22.2 - obstructie van slokdarm K91.8 - overige gespecificeerde aandoeningen van spijsverteringsstelsel na medische verrichting, niet elders geclassificeerd I69.4 - late gevolgen van beroerte, niet-gespecificeerd als bloeding of infarct | 258149004 - Swallowing finding (finding) | |
Slokdarmstenose | Synoniem: slokdarmstrictuur. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | Hierbij zullen middelen gecontra-indiceerd zijn die de slokdarm kunnen beschadigen als zij blijven steken in de slokdarm (terwijl normaal gesproken de waarschuwende etikettekst (‘Zittend of staand innemen met veel water’) voldoende is, zie bij Refluxziekte). Er wordt opgemerkt dat met de NHG-formulariumterm ‘slokdarmafwijkingen (distale)’ hetzelfde wordt bedoeld als Slokdarmstenose. De NHG-formulariumterm is gekoppeld aan de aandoening Osteoporose, waarschijnlijk bij bisfosfonaten. De NHG-formulariumterm kan aangepast worden. | 234 - Slokdarmstenose | 77 - SLOKDARMSTENOSE | 530.3 - Strictuur of stenose van oesofagus 750.3 - congenitale strictuur van de oesofagus | K22.2 - Obstructie van slokdarm Q39.3 - Congenitale stenose en strictuur van oesofagus | 33282003 - stenosis of esophagus (disorder) 253760004 - congenital stenosis of esophagus (disorder) 63305008 - Stricture of esophagus (disorder) |
Sonde | In de praktijk blijkt er behoefte te zijn aan een voorzorg Sonde. Het Geneesmiddel Informatie Centrum van de KNMP heeft in samenwerking met het Laboratorium Nederlandse Apothekers (LNA, ook onderdeel van de KNMP) een voorstel gemaakt voor een praktische uitwerking hiervan. Hierbij wordt rekening gehouden met de informatie die al beschikbaar is in het naslagwerk Oralia VTGM van het LNA.Op basis hiervan besluit de werkgroep dat Sonde als voorzorg moet worden opgenomen op de Nationale Contra-indicatielijst. | 1350 - SONDE | 110 - SONDE | Z93.1 - aanwezigheid van gastrostoma Z97.8 - aanwezigheid van overige gespecificeerde hulpmiddelen | 61420007 - Tube feeding of patient (regime/therapy) Tube feeding of patient (procedure) | ||
Sportbeoefening | Beoefenen van (wedstrijd)sport. | In het G-Standaardbestand zijn geneesmiddelen gekoppeld die op de WADA-dopinglijst voorkomen. Door de werkgroep werd besproken dat koppeling vooral relevant is voor patiënten die aan wedstrijdsport doen. Voor hen is waarschuwing relevant bij alle middelen die de sportprestaties negatief beïnvloeden, dus breder dan doping. De groep patiënten waarvoor dit geldt is breder dan alleen professionele sporters, maar in feite smaller dan álle mensen die aan sportbeoefening doen. De naam ’sportbeoefening’ zoals deze ook al in het Pharmabasebestand wordt gebruikt, is volgens de werkgroep een geschikte naam. In het Pharmabasebestand zijn naast doping ook andere prestatiebeïnvloedende geneesmiddelen gekoppeld. Health Base heeft echter aangegeven dat de huidige invulling als (te) breed wordt gezien. Binnen veel geneesmiddelgroepen worden bijna alle middelen bewaakt; een reëel alternatief bieden is dan niet meer mogelijk. Daarnaast blijkt na overleg met deskundigen op dit gebied en de Redactiecommissie Medicatiebewaking dat er in de praktijk weinig behoefte bestaat aan deze advisering. Ook wordt door de deskundigen aangegeven dat de beïnvloeding in de praktijk vaak minimaal is (of niet los te zien van de te behandelen aandoening). Tot slot is het lastig solide criteria te ontwerpen en handhaven die als basis voor de bewaking kunnen dienen. Dit geheel van factoren heeft Health Base ondertussen doen besluiten de contra-indicatie vanaf juli 2008 te beperken tot de WADA-lijst. | 210 - Sportbeoefening | 100 - SPORTBEOEFENING | - Geen koppeling met ICD-9 mogelijk. | 300800004 - does participate in sporting activities (finding) | |
Stollingsstoornis (verhoogde bloedingsneiging) | In de praktijk blijkt niet altijd duidelijk te zijn dat met deze contra-indicatie een verhoogde bloedingsneiging wordt bedoeld. Daarom besluit de werkgroep de naam te wijzigen van 'Stollingsstoornis' in 'Stollingsstoornis (verhoogde bloedingsneiging)'. Dit heeft geen gevolgen voor de huidige bewakingsinformatie in de landelijke databanken. In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken: In het Informatorium Medicamentorum staat ‘stollingsstoornis(sen)’ of bijv. ‘verhoogde bloedingsneiging’ soms vermeld bij Contra-indicaties. Soms staat een specifieke stollingsstoornis vermeld zoals de ziekte van Von Willebrand. De werkgroep kiest voor de term ‘Stollingsstoornis’ als overkoepelende term. Andere wensen uit de commentaarronde die hieronder vallen: ‘hemofilie’ van wensenlijst gebruikers Health Base en Thrombocytopathie/Purpura. | 235 - STOLLINGSSTOORNIS (VERHOOGDE BLOEDINGSNEIGING) | 68 - STOLLINGSSTOORNIS | 286 - Stollingsstoornissen 286.0 - Congenitale factor VIII Deficientie 286.1 - Congenitale factor IX Deficientie 286.2 - Congenital factor XI deficiency 286.3 - Congenitale Deficientie andere Stollingsfactoren 286.3a - Congenitale Deficientie Stollingsfactor NEC; trombofilie 286.3b - Congenitale Deficientie Stollingsfactor NEC; hemorragische diathese 286.4 - Ziekte van Von Willebrand 286.5 - Hemorragische ziekte tgv circulerende anticoagulantia 286.6 - Defibrinatie Syndroom 286.7 - Verworven deficientie van stollingsfactor 286.9 - Stollingsstoornis NEC of NNO (Other and unspecified coagulation defects) 287 - Purpera en overige hemorraghische diathesen 287.0 - Allergische Purpura (ICD-9-DE) 287.1 - Kwalitatieve afwijkingen van Trombocyten 287.1a - Kwalitatieve afwijking van Trombocyten; trombofilie 2871b - Kwalitatieve afwijking van Trombocyten; hemorragische diathese 287.2 - Other nonthrombocytopenic purpuras (ICD-9-CM) 287.3 - Primaire trombocytopenie 2873a - Primaire trombocytopenie; ITP 2873z - Primaire trombocytopenie; overige 287.30 - Primary thrombocytopenia unspecified (ICD-9-CM) 287.32 - Evans' syndrome (ICD-9-CM) 287.33 - Congenital and hereditary thrombocytopenic purpura (ICD-9-CM) 287.4 - Secundaire trombocytopenie 287.4a - Secundaire trombocytopenie; HIT 287.4b - Secundaire trombocytopenie;overige 287.5 - Trombocytopenie NNO 287.8 - Other specified hemorrhagic conditions (ICD-9-CM) 287.9 - Hemorragische diathese, NNO | D65 - Gedissemineerde intravasculaire stolling [defibrinatiesyndroom] D66 - Hereditaire factor VIII-deficiëntie (neventermen: Hemofilie: NNO. A, klassiek D67 - Hereditaire factor IX-deficiëntie (neventerm: hemofilie B) D68 - Overige stollingsstoornissen D68.0 - Ziekte van Willebrand D68.1 - Hereditaire factor XI-deficiëntie (neventerm Hemofilie C) D68.2 - Hereditaire deficiëntie van andere stollingsfactoren D68.3 - Hemorragische aandoening door circulerende anticoagulantia D68.4 - Verworven stollingsfactordeficiëntie D68.8 - Overige gespecificeerde stollingsstoornissen D69 - Purpura en overige hemorragische aandoeningen D69.0 - Allergische purpura D69.1 - Kwalitatieve trombocytenafwijkingen D69.2 - Overige niet-trombocytopenische purpura D69.3 - Idiopathische trombocytopenische purpura D69.4 - Overige primaire trombocytopenie D69.5 - Secundaire trombocytopenie D69.6 - Trombocytopenie, niet gespecificeerd D69.8 - Overige gespecificeerde hemorragische aandoeningen D69.9 - hemorragische aandoening, niet-gespecificeerd | 64779008 - blood coagulation disorder 128105004 - von Willebrand disorder 49762007 - hereditary factor XI deficiency disease 28293008 - hereditary factor VIII deficiency disease 21148002 - allergic purpura 267532001 - qualitative platelet disorder 32273002 - idiopathic thrombocytopenic purpura 74576004 - acquired thrombocytopenia 16922007 - Hereditary coagulation factor deficiency (disorder) | |
Stoma | Voorgesteld wordt om maagverkleining, stoma en morbide obesitas als voorzorg op te nemen op de Nationale Contra-indicatielijst. Bij deze patientkenmerken kan sprake zijn van een veranderde opname van geneesmiddelen. Dit kan gevolgen hebben voor de dosering. Daarom is een medicatiebewakingssignaal met bijpassend advies gewenst. De werkgroep gaat akkoord met het voorstel. | 1354 - STOMA | 115 - STOMA | Z93.0 - aanwezigheid van tracheostoma Z93.1 - aanwezigheid van gastrostoma Z93.2 - aanwezigheid van ileostoma Z93.3 - aanwezigheid van colostoma Z93.4 - aanwezigheid van overige kunstmatige-lichaamsopeningen van tractus gastrointestinalis Z93.5 - aanwezigheid van cystostoma Z93.6 - aanwezigheid van overige kunstmatige-lichaamsopeningen van nier en urinewegen Z93.8 - aanwezigheid van overige gespecificeerde vormen van kunstmatige lichaamsopening Z93.9 - aanwezigheid van kunstmatige lichaamsopening, niet-gespecificeerd | 225577002 - Stoma finding (finding) | ||
TPMT intermediate metabolizer | 527 - TPMT intermediate metabolizer | 527 - TPMT-IM | - Geen koppeling met ICD-9 mogelijk. | 238012003 - Thiopurine methyltransferase deficiency (disorder) | |||
TPMT normal metabolizer | Naam gewijzigd van TPMT extensive metabolizer in TPMT normal metabolizer, conform besluit werkgroep Farmacogenetica van de KNMP. Voor 2020 Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddelen Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Toelichting op basis van de werkgroep Farmacogenetica de KNMP: het variant allel van TPMT dient als fenotype (= poor metabolizer, intermediate metabolizer) te worden opgenomen. Reden: - de enzymactiviteit van de meer dan 10 variant allelen bedraagt in alle gevallen vrijwel nul. Per combinatie van allelen (normaal + geen activiteit, geen activiteit + geen activiteit) is het advies hetzelfde, zodat er geen noodzaak is alle verschillende combinaties van genotypen op te nemen - uitsplitsen per genotype zou een zeer lange lijst opleveren zonder toegevoegde waarde boven een korte lijst op voorspeld fenotype. - TPMT extensive metabolizer is het normale geno- c.q. fenotype. Hiermee kan worden vastgelegd dat geen afwijkend geno- of fenotype is gevonden bij labonderzoek Opnemen als: TPMT EXTENSIVE METABOLIZER TPMT INTERMEDIATE METABOLIZER TPMT POOR METABOLIZER | 534 - TPMT normal metabolizer | 534 - TPMT EXTENSIVE METABOLIZER | - Geen koppeling met ICD-9 mogelijk. | |||
TPMT poor metabolizer | 528 - TPMT poor metabolizer | 528 - TPMT-PM | - Geen koppeling met ICD-9 mogelijk. | 238012003 - Thiopurine methyltransferase deficiency (disorder) | |||
Trombo-embolische ziekte, veneuze | Trombo-embolie: het bijven steken van een losgeraakt stuk trombus in een bloedvat. Hierdoor wordt het bloedvat afgesloten. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken: Het onderscheid tussen arteriële en veneuze trombose in de G-Standaard is na bespreking met deskundigen gekozen, i.v.m. de waarschuwingen voor COX-2-remmers. Dit wordt door de werkgroep overgenomen. De werkgroep vraagt of hierbij ook op orale anticonceptiva moet worden bewaakt. Bij een longembolie is er eigenlijk altijd sprake van veneuze trombose. Er wordt daarom gekozen om ‘embolie’ in de naam terug te laten komen. | 216 - Trombo-embolische ziekte, veneuze | 28 - TROMBO-EMBOLIE, VENEUS | 453 - Veneuze embolie of trombose 453.0 - Syndroom van Budd Chiari 453.1 - Tromboflebitis Migrans 453.2 - Van vena cava 453.3 - Van renal vein 453.4 - Venous embolism and thrombosis of deep vessels of lower extremity en verder gespecificeerd 453.8 - Embolie of trombose van vene NEC 4539 - Veneuze embolie of trombose, lokalisatie NNO 415.1 - Longembolie of longinfarct 415.11 - Iatrogenic pulmonary embolism and infarction 415.12 - Septic pulmonary embolism 415.19 - Other | I82 - Overige veneuze embolie en trombose I82.0 - Syndroom van Budd-Chiari I82.1 - Thrombophlebitis migrans I82.2 - Embolie en trombose van vena cava I82.3 - Embolie en trombose van vena renalis I82.8 - Embolie en trombose van overige gespecificeerde venen I82.9 - Embolie en trombose van niet gespecificeerde vene I26 - Longembolie I26.0 - Longembolie met vermelding van acuut cor pulmonale I26.9 - Longembolie zonder vermelding van acuut cor pulmonale | 111293003 - venous thrombosis (disorder) 234049002 - venous embolism (disorder) 59282003 - Pulmonary embolism (disorder) |
Trommelvlies, open/ oorbuisjes | - het plaatsen van trommelvliesbuisjes - ontstekingen. | De werkgroep ziet het nut van het waarschuwen bij open trommelvlies voor bijvoorbeeld lokale effecten van propyleenglycol uit oordruppels. Er is discussie of open trommelvlies zodanig chronisch zal zijn dat het als patiëntkenmerk kan worden ingevoerd. Opgemerkt wordt dat bijvoorbeeld buisjes bij kinderen lang aanwezig kunnen zijn. Besloten wordt voor de formulering ‘Trommelvlies, open’ te kiezen.In januari 2008 is het commentaar besproken, dat Health Base in het verleden bewust heeft besloten deze contra-indicatie niet op te nemen. Hierbij speelde de relatieve tijdelijkheid van de situatie mee, maar belangrijker is dat volgens de standpuntnota van KNO-artsen ook bij een open middenoor zo nodig met potentieel ototoxische oordruppels wordt behandeld. De werkgroep blijft van mening dat een waarschuwing voor de zorgverlener nuttig kan zijn. Health Base geeft ook aan dat bij een open middenoor ZO NODIG met ototoxische oordruppels wordt behandeld; dat betekent ook dat een afweging moet worden gemaakt, dus een signaal nuttig kan zijn. Een open trommelvlies kan langdurig zijn. De werkgroep is van mening dat ‘oorbuisjes’ of een dergelijke omschrijving toegevoegd zou moeten worden aan de omschrijving van dit patiëntkenmerk. | 236 - Trommelvlies, open/ oorbuisjes | 79 - OPEN TROMMELVLIES | 384.2 - Perforatie van Trommelvlies Volgende - coderingen uit ICD-9-CM 384.20 - Perforation of tympanic membrane, unspecified 384.21 - Central perforation of tympanic membrane 384.22 - Attic perforation of tympanic membrane Pars - flaccida 384.23 - Other marginal perforation of tympanic membrane 384.24 - Multiple perforations of tympanic membrane 384.25 - Total perforation of tympanic membrane | Z96.2 - Aanwezigheid van otologische en audiologische implantaten H72 - Perforatie van trommelvlies H72.0 - centrale perforatie van trommelvlies H72.1 - perforatie van trommelvlies t.h.v. koepelholte H72.8 - overige gespecificeerde perforaties van trommelvlies H72.9 - perforatie van trommelvlies, niet-gespecificeerd | 60442001 - Perforation of tympanic membrane (disorder) 247253001 - Ventilation tube in tympanic membrane (finding) |
Tuberculose | In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken: Er zijn bepaalde medicijnen die gecontraindiceerd zijn bij een door gemaakte tuberculose. Tuberculose in het verleden kan niet gecodeerd worden met de ICPC en de ICD. Een mogelijke oplossing is de arts de vraag voor te leggen of hij de CI tuberculose wil vastleggen op het moment dat hij tuberculose als diagnose vastlegt in het dossier van de patiënt. | 239 - Tuberculose | 78 - TUBERCULOSE | 010 - Primary tuberculous infection 010.0 - Primary tuberculous infection 010.1 - Tuberculous pleurisy in primary progressive tuberculosis 010.8 - Other primary progressive tuberculosis 010.9 - Primary tuberculous infection, unspecified | A15 - Tuberculose van ademhalingsstelsel, bacteriologisch en histologisch bevestigd A15.0 - Longtuberculose, bevestigd door microscopisch sputumonderzoek met of zonder kweek A15.1 - Longtuberculose, alleen door kweek bevestigd A15.2 - Longtuberculose, histologisch bevestigd A15.3 - Longtuberculose, bevestigd door niet gespecificeerde onderzoeksmethode A15.4 - Tuberculose van intrathoracale lymfeklieren, bacteriologisch en histologisch bevestigd A15.5 - Tuberculose van larynx, trachea en bronchus, bacteriologisch en histologisch bevestigd A15.6 - Tuberculeuze pleuritis, bacteriologisch en histologisch bevestigd A15.7 - Primaire tuberculose van ademhalingsstelsel, bacteriologisch en histologisch bevestigd A15.8 - Overige gespecificeerde vormen van tuberculose van ademhalingsstelsel, bacteriologisch en histologisch bevestigd A15.9 - Tuberculose van ademhalingsstelsel niet gespecificeerd, bacteriologisch en histologisch bevestigd A16.0 - longtuberculose, bacteriologisch en histologisch negatief A16.1 - longtuberculose, bacteriologisch en histologische onderzoek niet verricht A16.2 - longtuberculose, zonder vermelding van bacteriologische of histologische bevestiging A16.3 - tuberculose van intrathoracale lymfeklieren, zonder vermelding van bacteriologische of histologische bevestiging A16.4 - tuberculose van larynx, trachea en bronchus, zonder vermelding van bacteriologische of histologische bevestiging A16.5 - tuberculeuze pleuritis, zonder vermelding van bacteriologische of histologische bevestiging A16.7 - primaire tuberculose van ademhalingsstelsel zonder vermelding van bacteriologische of histologische bevestiging A16.8 - overige gespecificeerde vormen van tuberculose van ademhalingsstelsel, zonder vermelding van bacteriologische of histologische bevestiging A16.9 - tuberculose van ademhalingsstelsel niet-gespecificeerd, zonder vermelding van bacteriologische of histologische bevestiging A17.0 - tuberculeuze meningitis (G01) A17.1 - meningeaal tuberculoom (G07) A17.8 - overige tuberculose van zenuwstelsel A17.9 - tuberculose van zenuwstelsel, niet-gespecificeerd (G99.8) A18.0 - tuberculose van botten en gewrichten A18.1 - tuberculose van urogenitaalstelsel A18.2 - tuberculeuze perifere lymfadenopathie A18.3 - tuberculose van darmen, peritoneum en mesenteriale klieren A18.4 - tuberculose van huid en subcutaan weefsel A18.5 - tuberculose van oog A18.6 - tuberculose van oor A18.7 - tuberculose van bijnieren (E35.1) A18.8 - tuberculose van overige gespecificeerde organen A19.0 - acute miliaire tuberculose van één gespecificeerde lokalisatie A19.1 - acute miliaire tuberculose van multipele lokalisaties A19.2 - acute miliaire tuberculose, niet-gespecificeerd A19.9 - miliaire tuberculose, niet-gespecificeerd A19.8 - overige gespecificeerde vormen van miliaire tuberculose | 56717001 - Tuberculosis (disorder) | |
UGT1A1 *1/*1 (TA6/TA6) | 522 - UGT1A1 *1/*1 (TA6/TA6) | 522 - UGT1A1-*1*1 | 277.4 - Disorders of bilirubin excretion | E80.4 - Syndroom van Gilbert | |||
UGT1A1 *1/*28 (TA6/TA7) | 523 - UGT1A1 *1/*28 (TA6/TA7) | 523 - UGT1A1-*1/*28 | 430235005 - UGT1A1*28 polymorphism (disorder) | ||||
UGT1A1 *28/*28 (TA7/TA7) | 524 - UGT1A1 *28/*28 (TA7/TA7) | 524 - UGT1A1-*28/*28 | 430235005 - UGT1A1*28 polymorphism (disorder) | ||||
UGT1A1 genotype anderszins, fenotype interm. metab | 525 - UGT1A1 genotype anderszins, fenotype interm. metab | 525 - UGT1A1-IM | 277.4 - Disorders of bilirubin excretion | E80.4 - Syndroom van Gilbert | |||
UGT1A1 genotype anderszins, fenotype poor metab | 526 - UGT1A1 genotype anderszins, fenotype poor metab | 526 - UGT1A1-PM | 277.4 - Disorders of bilirubin excretion | E80.4 - Syndroom van Gilbert | |||
Ulcus pepticum (actueel of in anamnese) | Synoniem: maagzweer (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | In de commentaarronde wordt gevraagd of ‘Ulcus pepticum’ een blijvende ziektetoestand is. De vraag is of je nog kwetsbaar bent wanneer de Helicobacter is geëradiceerd. De werkgroep is van mening dat je na genezing van een ulcus toch extra kwetsbaar bent. De omschrijving wordt daarom: ‘Ulcus pepticum (actueel of in anamnese)’. De NHG-formulariumtermen zullen aangepast worden. | 158 - Ulcus pepticum (actueel of in anamnese) | 16 - ULCUS PEPTICUM | 532 - Ulcus duodeni 532.0 - Acuut met bloeding 532.1 - Auut met perforatie 532.2 - Acuut met bloeding en perforatie 532.3 - Acute without mention of hemorrhage or perforation 532.4 - Chronic or unspecified with hemorrhage 532.5 - Chronic or unspecified with perforation 532.6 - Chronic or unspecified with hemorrhage and perforation 532.7 - Chronic without mention of hemorrhage or perforation 532.9 - Unspecified as acute or chronic, without mention of hemorrhage or perforation 533 - Ulcus pepticum 533.0 - Acuut met bloeding 533.1 - Acuut met perforatie 533.2 - Acuut met bloeding en perforatie 533.3 - Acute without mention of hemorrhage and perforation 533.4 - Chronisch of NNO, met bloeding 533.5 - Chronic or unspecified with perforation 533.6 - Chronisch of NNO, met bloeding en perforatie 533.7 - Chronic without mention of hemorrhage or perforation 533.9 - Unspecified as acute or chronic, without mention of hemorrhage or perforation 531 - Ulcus ventriculi 531.0 - Acuut met bloeding 531.1 - Acuut met perforatie 531.2 - Acuut met bloeding en perforatie 531.3 - Acute without mention of hemorrhage or perforation (ICD-9-CM) 531.4 - Chronisch of NNO, met bloeding 531.5 - Chronisch of NNO, met perforatie 531.60 - Chronisch of NNO, met bloeding en perforatie 531.7 - Chronic without mention of hemorrhage or perforation (ICD-9-CM) 531.9 - Unspecified as acute or chronic, without mention of hemorrhage or perforation (ICD-9-CM) | K26 - Ulcus duodeni K27 - Ulcus pepticum, lokalisatie niet gespecificeerd K25 - Ulcus ventriculi | 13200003 - Peptic ulcer (disorder) 51868009 - Duodenal ulcer disease (disorder) |
Urineretentie | De naam moet worden gewijzigd van Mictieklachten met urineretentie in Urineretentie, De contra-indicatie kan zowel bij mannen als bij vrouwen van toepassing zijn. In de werkgroep is 20 november 2014 het volgende besproken: In de bewaking voor contra-indicatie Prostaathyperplasie gaat het om urineretentie.Het verband tussen urineretentie en prostaatvergroting is niet overtuigend aangetoond (zie ook Geneesmiddelenbulletin 4, 3 mei 2013). Besloten wordt om de contra-indicatie Prostaathyperplasie te vervangen door Mictieklachten met urineretentie.Er wordt niet gekozen voor de term LUTS (Lower Urinary Tract Symptoms), omdat dit breder is dan wat bewaakt wordt. | 1349 - Urineretentie | 24 - MICTIEKLACHTEN MET URINERETENTIE | R39.1 - overige mictiestoornissen R33 - retentie van urine | 267064002 - Retention of urine (disorder) 252041008 - Micturition finding (finding) 38671000119103 - abnormale mictie (bevinding) Abnormal urination (finding) 102835006 - mictieproblemen (bevinding) moeilijkheden bij plassen (bevinding) Difficulty passing urine (finding) | ||
Verkeersdeelname | Deze contra-indicatie/voorzorg wordt in de G-Standaard opgenomen op verzoek van VWS. Het gaat in dit verband om mensen die deelnemen aan gemotoriseerd verkeer. Het is dus niet smaller (bijv. alleen beroepschauffeurs) of breder (alle verkeer). De naam ’verkeersdeelname’ zoals deze ook al in het Pharmabasebestand werd gebruikt, is volgens de werkgroep een geschikte naam. | 219 - Verkeersdeelname | 101 - VERKEERSDEELNAME | 446497005 - Has driver's license (finding) | |||
VKORC1 -1639AA (1173TT) | Zie de toelichting bij de rationale van 'VKORC1 -1639GG (1173CC) (wildtype)' | 530 - VKORC1 -1639AA (1173TT) | 530 - VKORC1 1173TT (-1639AA) | 129988008 - vitamin-K-epoxide reductase (warfarin-insensitive) 129987003 - vitamin-K-epoxide reductase (warfarin-sensitive) | |||
VKORC1 -1639GA (1173CT) | Zie de toelichting bij de rationale van 'VKORC1 -1639GG (1173CC) (wildtype)' | 529 - VKORC1 -1639GA (1173CT) | 529 - VKORC1 1173CT (-1639GA) | ||||
VKORC1 -1639GG (1173CC) (wildtype) | Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddelen Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Toelichting op basis van de werkgroep Farmacogenetica van de KNMP: het genotype van VKORC1 (= combinatie van allelen) wordt opgenomen. Reden: het genotype kan op diverse manieren worden omschreven. De werkgroep van deskundigen heeft besloten beide notaties die door genotyperingslaboratoria worden gebruikt te gebruiken om het genotype te omschrijven als ‘-1639GA (1173CT)’ (= normaal + variant allel) en '-1638AA (1173TT)' (= 2 variante allelen) VKORC1 -1639GG (1173CC) (wildtype) is het normale geno- c.q. fenotype. Hiermee kan worden vastgelegd dat geen afwijkend genoof fenotype is gevonden bij labonderzoek Opnemen als: VKORC1 -1639GG (1173CC) VKORC1 -1639GA (1173CT) VKORC1 -1639AA (1173TT) | 535 - VKORC1 -1639GG (1173CC) (wildtype) | 535 - VKORC1 1173CC (-1639GG) WILD TYPE | ||||
Wolff-Parkinson-White-syndroom (WPW) | (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | Inmiddels zijn in de Pharmabase èn in de G-Standaard de contra-indicaties van de nationale lijst opgenomen waarbij sprake is van hartritmestoornissen. Discussie 2008: Er was discussie of één overkoepelende term gebruikt zou moeten worden (Hartritmestoornis), of afzonderlijke contra-indicaties/voorzorgen, en zo ja, welke. Vooralsnog is er geen bewaking op hartritmestoornissen in de G-Standaard. In Pharmabase is recent ‘Tachy-aritmie’ vervangen door twee afzonderlijke contra-indicaties/voorzorgen: Wolff-Parkinson-White-syndroom (WPW); 2) Brugada-syndroom. De toelichting is terug te vinden in Commentaren Medicatiebewaking. In grote lijnen komt het er op neer dat de geraadpleegde deskundige aangaf dat bij de meeste vormen van hartritmestoornissen geen geneesmiddelen gecontra-indiceerd zijn, met uitzondering van WPW en Brugada. De verschillende middelen die bij WPW en Brugada bewaakt worden zijn terug te vinden in Commentaren Medicatiebewaking (bij WPW zijn dit er veel minder dan bij Brugada, waar ook bewaking op bijvoorbeeld TCA’s en SSRI’s plaatsvindt). Aan de gebruikers van Pharmacom/Medicom is hierover vorig jaar het volgende gemeld: “Tachy-aritmie is een breed begrip, waar veel verschillende ritmestoornissen onder vallen. Niet alle aandoeningen ondervinden evenveel hinder van bepaald geneesmiddelgebruik. Van bepaalde geneesmiddelen was de relevantie van het signaal CI 012 onduidelijk. Bij patiënten met het Brugada-syndroom of het Wolff-Parkinson-White-syndroom kan gebruik van bepaalde geneesmiddelen tot (grote) problemen leiden. Het gaat hierbij echter om een veel kleinere groep patiënten, bij wie daadwerkelijk iets met het signaal gedaan kan worden. Het is de werkgroep niet helemaal duidelijk waarom WPW en Brugada door Health Base zijn benoemd. Zo is er over Brugada weinig gepubliceerd. Atriumfibrilleren komt mogelijk meer voor, maar hier hoeft mogelijk niet op bewaakt te worden. Wel is de vraag of bewaakt moet worden op 1) ‘sick sinus’ (brady- of tachyaritmie), wrsch. alleen bètablokkers en/of 2) AV-geleidingsstoornis (bradyaritmie, 2e en 3e graads AV-block);, wrsch. van belang bij digoxine, betablokkers en calciumantagonisten. Voorlopig kiest de werkgroep voor de contraindicaties/voorzorgen die Health Base recent heeft gedefinieerd. De overige hartritmestoornissen moeten in de toekomst beoordeeld worden (zie (nog) niet op nationale lijst). | 237 - Wolff-Parkinson-White-syndroom (WPW) | 63 - WOLFF-PARKINSON- WHITE SYNDROOM | 426.7 - Abnormale atrioventriculaire excitatie ook vermeld als WPW-syndroom | I45.6 - Pre-excitatiesyndroom | 74390002 - Wolff-Parkinson-White pattern (disorder) |
Zwangerschap | (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek) | De werkgroep is van mening dat het niet nodig is de term Zwangerschap uit te breiden met ‘(eerste, tweede en derde trimester)’. Tijdens de commentaarronde wordt gevraagd of ‘Bevalling/ontzwangering’ als contra-indicatie/voorzorg opgenomen moet worden, maar in de medicatiebewaking is bij de adviezen van de contra-indicatie/voorzorg ‘Zwangerschap’ al ruimte voor informatie voor rond de bevalling. Verder is de periode rond de bevalling zo tijdelijk dat het voornamelijk protocollair bewaakt zal moeten worden. Zwangerschap zelf is een tijdelijke situatie; hierbij wordt in het softwaresysteem de verwachte einddatum vastgelegd. Bij het uitwisselen van informatie m.b.t. deze contra-indicatie/voorzorg zou deze informatie meegenomen moeten worden. | 1320 - Zwangerschap | 5 - ZWANGERSCHAP | V72.42 - Pregnancy examination or test, positive result V61.7 - Ongewenste zwangerschap (ICD-9-DE) V22 - Normale zwangerschap V22.0 - Supervision of normal first pregnancy V22.1 - Supervision of other normal pregnancy V22.2 - Pregnant state, incidental (ICD-9-CM) V23 - Supervision of high-risk pregnancy V23.0 - Pregnancy with history of infertility V23.1 - Pregnancy with history of trophoblastic disease V23.2 - Pregnancy with history of abortion V23.3 - Grand multiparity V23.4 - Pregnancy with other poor obstetric history en verder gespecificeerd V23.5 - Pregnancy with other poor reproductive history V23.7 - Insufficient prenatal care V23.8 - Other high-risk pregnancy en verder gespecificeerd V23.9 - Unspecified high-risk pregnancy graviditeit - na intra uteriene overplaatsing naar derde lijn (ICD-9-DE) | Z32.1 - Zwangerschap bevestigd Z64.0 - Problemen verband houdend met ongewenste zwangerschap Z32 - Zwangerschapsonderzoek en -test Z32.0 - Zwangerschap, (nog) niet bevestigd Z32.1 - Zwangerschap bevestigd Z33 - Zwangerschap als bijkomstige bevinding Z34 - Controle van normale zwangerschap Z34.0 - Controle van normale eerste zwangerschap Z34.8 - Controle van andere normale zwangerschap Z34.9 - Controle van normale zwangerschap, niet gespecificeerd Z35 - Controle van zwangerschap met verhoogd risico [high-risk] Z35.0 - Controle van zwangerschap met onvruchtbaarheid in anamnese Z35.1 - Controle van zwangerschap met abortus in anamnese Z35.2 - Controle van zwangerschap met anderszins belaste verloskundige anamnese en voortplantingsanamnese Z35.3 - Controle van zwangerschap met in anamnese onvoldoende prenatale zorg Z35.4 - Controle van zwangerschap bij grande multipariteit Z35.5 - Controle van oudere primigravida Z35.6 - Controle van zeer jonge primigravida Z35.7 - Controle van zwangerschap met verhoogd risico door sociale problemen Z35.8 - Controle van zwangerschap met overige gespecificeerde vormen van verhoogd risico Z35.9 - Controle van zwangerschap met verhoogd risico, niet gespecificeerd | 77386006 - Patient currently pregnant (finding) |