TekstOmschrijvingRationaleG-Standaard CISHB CIICD9ICD10SNOMED-CT
ABCG2 141KKDe effluxtransporter ATP-binding cassette subfamily G member 2 (ABCG2) is aanwezig in darm, lever, nier en bloed-hersenbarrière en speelt een belangrijke rol bij de uitscheiding van urinezuur door de nieren en het darmkanaal. 

Bij genotypering wordt het genotype vastgesteld. Het geeft aan welke allelen van het gen voor ABCG2 het geteste individu bezit.


Op 12 april 2021 is het genotype toegevoegd aan de NCI-lijst.

Achtergrond informatie staat in [Bron: https://www.knmp.nl/downloads/g-standaard/farmacogenetica/abcg2-feb21.pdf].

Voor ABCG2 zijn meer dan 100 verschillende allelvarianten geïdentificeerd/beschreven. Slechts 2 van deze allelvarianten komen voor in een frequentie van meer dan 1% (en zijn dus polymorfismen). Van deze twee allelvarianten is er van slechts één een klinisch effect aangetoond (een verminderde effectiviteit van allopurinol). Het betreft het allel dat leidt tot wijziging van het 141e aminozuur van ABCG2 van glutamine (afkorting Gln of Q) in lysine (afkorting Lys of K). De betreffende genvariatie wordt in de regel aangeduid als Q141K. Het 141K-allel leidt tot een eiwit met een verminderde expressie in de celmembraan en daardoor een verminderde transportfunctie. De afname bedraagt ongeveer 50%.
1387 - ABCG2 141KK585 - ABCG2 141KK
ABCG2 141QKDe effluxtransporter ATP-binding cassette subfamily G member 2 (ABCG2) is aanwezig in darm, lever, nier en bloed-hersenbarrière en speelt een belangrijke rol bij de uitscheiding van urinezuur door de nieren en het darmkanaal. 

Bij genotypering wordt het genotype vastgesteld. Het geeft aan welke allelen van het gen voor ABCG2 het geteste individu bezit.


Op 12 april 2021 is het genotype toegevoegd aan de NCI-lijst.

Achtergrond informatie staat in [Bron: https://www.knmp.nl/downloads/g-standaard/farmacogenetica/abcg2-feb21.pdf].

Voor ABCG2 zijn meer dan 100 verschillende allelvarianten geïdentificeerd/beschreven. Slechts 2 van deze allelvarianten komen voor in een frequentie van meer dan 1% (en zijn dus polymorfismen). Van deze twee allelvarianten is er van slechts één een klinisch effect aangetoond (een verminderde effectiviteit van allopurinol). Het betreft het allel dat leidt tot wijziging van het 141e aminozuur van ABCG2 van glutamine (afkorting Gln of Q) in lysine (afkorting Lys of K). De betreffende genvariatie wordt in de regel aangeduid als Q141K. Het 141K-allel leidt tot een eiwit met een verminderde expressie in de celmembraan en daardoor een verminderde transportfunctie. De afname bedraagt ongeveer 50%.
1386 - ABCG2 141QK584 - ABCG2 141QK
Angio-oedeem

angio-oedeem: variant van urticaria waarbij het oedeem voorkomt in diepe dermis, de subcutane weefsels en/of in de slijmvliezen van het hoofd-halsgebied (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek).

In de werkgroep is in november 2017 het volgende besproken:
Angio-oedeem in de anamnese (allergisch) en angio-oedeem in de anamnese (niet-allergisch) worden weer samengevoegd tot één contra-indicatie angio-oedeem in de anamnese. Deze contra-indicatie is bedoeld voor bewaking op niet-allergisch angio-oedeem. 
Het onderscheid tussen allergisch en niet-allergisch angio-oedeem is in de praktijk niet werkbaar. Vaak is niet bekend of er sprake is van allergisch of niet-allergisch angio-oedeem. Met één contra-indicatie kunnen zorgverleners bij het optreden van angio-oedeem ervoor kiezen om contra-indicatie Angio-oedeem in de anamnese vast te leggen, ook als niet bekend is of het om een allergische reactie gaat. Op geneesmiddelovergevoeligheid kan worden bewaakt met de overgevoeligheids-of allergiemodule in het zorginformatiesysteem.

In de werkgroep is 20 november 2014 het volgende besproken:
Angio-oedeem in de anamnese alleen is niet specifiek genoeg. Het is te breed. De werkgroep besluit om er twee contra-indicaties van te maken, met onderscheid tussen allergisch en niet-allergisch angio-oedeem. Op geneesmiddelen die allergisch angio-oedeem hebben veroorzaakt wordt i.h.a.bewaakt via de overgevoeligheidsmodule. De enige uitzondering zijn ACE-remmers. Op ACE-remmers wordt bewaakt via de contra-indicatiemodule, omdat ACE-remmers absoluut gecontraïndiceerd zijn als een patiënt ooit als reactie op een geneesmiddel allergisch angio-oedeem heeft gehad. Bij niet-allergisch angio-oedeem wordt bewaakt op geneesmiddelen die een aanval van niet-allergisch angio-oedeem kunnen uitlokken bij patiënten die niet-allergisch angio-oedeem in de anamnese hebben.

In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Gekozen wordt om angio-oedeem in anamnese op te nemen op de lijst van contra-indicaties/voorzorgen. De vraag was of het gaat om een allergie, of dat het als contra-indicatie/voorzorg beschouwd moet worden. Het document ‘Angio-oedeem’ van het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb, mei 2004 wordt genoemd. Hierin is beschreven dat C1-esterasetekort/-disfunctie zowel hereditair als verworven voor kan komen (en dat soms een idiopathische vorm van angio-oedeem wordt gezien, waarbij geen biochemische afwijkingen geconstateerd worden). Er is een melding van een klacht van een patiënt bekend dat er niet op angio-oedeem werd bewaakt. In het NHG-formularium is ‘angio-oedeem in anamnese’ gekoppeld aan RAAS-remmers, en in het Informatorium Medicamentorum komt bij ‘contra-indicaties’ voor: angioneurotisch oedeem in anamnese (bij ACE-remmers, angiotensine-IIantagonisten, moxonidine) en hereditair angio-oedeem type 3 (bij oestrogenen).

220 - ANGIO-OEDEEM, NIET-ALLERGISCH75 - HEREDITAIR ANGIO-OEDEEM
T78.3 - angioneurotisch oedeem
41291007 - Angioedema (disorder) angio-oedeem (aandoening)
Astmaastma: chronische ontsteking van de luchtwegen waarbij men allergisch (atopisch) of hyperreactief op stoffen uit de leefomgeving reageert; wordt gekenmerkt door terugkerende perioden met luchtwegvernauwing, gewoonlijk van voorbijgaande aard, spontaan of door behandeling (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is in november 2013 het volgende besproken:
Voorgesteld wordt om astma en COPD als aparte contra-indicatieaarden op te nemen op de Nationale Lijst. Aanleiding voor dit voorstel zijn verzoeken uit de praktijk. Uit de discussie bij dit voorstel komt naar voren dat de bewaking op geneesmiddelen voor astma en COPD identiek is, behalve voor acetylsalicylzuur. De werkgroep besluit om astma en COPD als aparte contra-indicatieaarden op te nemen. Er is geen reden om dit niet te doen.
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
De werkgroep is van mening dat astma en COPD samen genomen kunnen worden. In de tekst kunnen de adviezen zo nodig uitgesplitst worden. Het kan dan bijv. gaan om ademdepressie of bronchoconstrictie. Oktober 2007: gekozen wordt voor de terminologie Astma/COPD.
1347 - Astma4 - ASTMA/COPD
44 - ASTMA
491 - Chronische bronchitis
491.0 - Simple chronic bronchitis
491.1 - Mucopurulent chronic bronchitis
491.2 - Obstructive chronic bronchitis
491.8 - Other chronic bronchitis
491.9 - Chronsiche bronchitis, NNO
493 - Astma
493.0 - Extrinsiek astma
493.1 - Intrinsiek astma
493.2 - Chronic obstructive asthma
493.8 - Other forms of asthma
493.81 - Exercise induced bronchospasm
493.82 - Cough variant asthma
493.9 - Asthma, unspecified
J42 - Niet gespecificeerde chronische bronchitis
J45 - Astma
J45.1 - Niet-allergisch astma
J45.8 - Gemengd astma
J45.9 - Astma, niet gespecificeerd
J45.0 - Overwegend allergisch astma
J46 - Status asthmaticus
195967001 - Asthma (disorder)
Bariatrische chirurgie

Er zijn verschillende soorten bariatrische chirurgie. De meest toegepaste zijn Roux –en- Y gastric bypass (RYGB) en gastric sleeve. Onder contra-indicatie "bariatrische chirurgie" vallen verschillende soorten. Als een medicatiebewakingsadvies alleen geldt voor een bepaald type bariatrische chirurgie, bijvoorbeeld een RYGB, dan wordt dat in de adviestekst vermeld. In het algemeen wordt bij het uitwerken van medicatiebewakingsadviezen vaak informatie gevonden over toepassing van geneesmiddelen bij patiënten die een RYGB hebben ondergaan of die een gastric sleeve hebben. 
 
Meer informatie over de verschillende soorten bariatrische chirurgie vindt u op de website https://www.dsmbs.nl/ .
 

Oude naam (t/m 2018): gastric bypass. 


In de werkgroep is 21 november 2019 het volgende besproken:
In de NCI-lijst zal worden vermeld voor welke typen bariatrische chirurgie informatie beschikbaar is over toepassing van geneesmiddelen. Dit wordt vermeld in de Omschrijving bij "bariatrische chirurgie".  

In de werkgroep is 22 november 2018 het volgende besproken:
De term "gastric bypass" dekt de lading niet. Onder deze contra-indicatie vallen verschillende vormen van bariatrische chirurgie. Daarom moet deze term worden vervangen door "bariatrische chirurgie". Als in de toekomst blijkt dat verschillende contra-indicaties nodig zijn voor een goede medicatiebewaking, wordt dit besluit heroverwogen. 

In de werkgroep is 20 november 2014 het volgende besproken:
Voorgesteld wordt om maagverkleining, stoma en morbide obesitas als voorzorg op te nemen op de Nationale Contra-indicatielijst. Bij deze patientkenmerken kan sprake zijn van een veranderde opname van geneesmiddelen. Dit kan gevolgen hebben voor de dosering. Daarom is een medicatiebewakingssignaal met bijpassend advies gewenst. De werkgroep gaat akkoord met het voorstel.
De voorgestelde term maagverkleining is echter niet juist. Bij een maagverkleining is er een deel van de maag ingesnoerd. Relevant is de bypass.  Bij een bypass is er geen maag meer, waardoor de kinetiek van geneesmiddelen verandert. Hiermee moet rekening worden gehouden. Er kunnen problemen ontstaan als de bypass niet wordt genoemd bij overdracht naar een ander ziekenhuis.De juiste term is "gastric bypass".
1355 - bariatrische chirurgie117 - GASTRIC BYPASS
117 - bariatrische chirurgie
Z98.0 - aanwezigheid van bypass en anastomose van darm
Z90.3 - verworven afwezigheid van maag (deel van maag)
Z90.4 - verworven afwezigheid van overige delen van spijsverteringsstelsel
698450007 - History of bypass of stomach (situation)
442338001 - Bypass of stomach (procedure)
53442002 - Excision of stomach structure (procedure) Gastrectomy (procedure) gastrectomie (verrichting)
128400002 - Anastomosis of stomach (procedure) aanleggen van anastomose van maag (verrichting)
BorstkankerKwaadaardige woekering van cellen uitgaande van het borstklierweefsel.
synoniem: Mammacarcinoom
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is op 21 november 2019 het volgende besproken:
Besluit om de naam te wijzigen van Mammacarcinoom in Borstkanker.

In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
De werkgroep heeft erover gedacht verschillende hormoonafhankelijke tumoren samen te voegen onder één contra-indicatie/voorzorg. In de commentaarronde bleek dat Health Base momenteel mammacarcinoom en endometriumcarcinoom apart als contra-indicatie heeft opgenomen, waarvan de bewaking onderling verschilt. Bijvoorbeeld: tamoxifen is alleen bij endometriumcarcinoom gecontra-indiceerd. Daarom is besloten Mammacarcinoom apart op de lijst op te nemen.
228 - Borstkanker27 - (DOORGEMAAKT) MAMMACARCINOOM
174 - maligne neoplasma mamma van de vrouw
174.0 - Maligne neoplasma tepel of tepelhof vrl. mamma
174.1 - Maligne neoplasma centraal deel vrl. mamma
174.2 - Maligne neoplasma bovenste - binnenste kwadrant vrl. mamma
174.3 - Maligne neoplasma onderste - binnenste kwadrant vrl. mamma
174.4 - Maligne neoplasma bovenste - buitenste kwadrant vrl. mamma
174.5 - Maligne neoplasma onderste - buitenste kwadrant vrl. mamma
174.6 - Maligne neoplasma axillaire uitloper vrl. mamma
174.8 - Maligne neoplasma vrouwelijke borst, lokalisatie NEC
174.9 - Maligne neoplasma vrouwelijke borst NNO
175 - Maligne neoplasma mannelijke borst
175.0 - Maligne neoplasma tepel of tepelhof mnl. borst
175.9 - Maligne neoplasma mannelijke borst
233.0 - Carcinoma in situ mamma (ICD-9-DE)
C50 - Maligne neoplasmata van mamma
C50.0 - Tepel en tepelhof
C50.1 - Centraal deel van mamma
C50.2 - Binnenste bovenkwadrant van mamma
C50.3 - Binnenste onderkwadrant van mamma
C50.4 - Buitenste bovenkwadrant van mamma
C50.5 - Buitenste onderkwadrant van mamma
C50.6 - Axillaire uitloper van mamma
C50.8 - Neoplasma met overlappende lokalisatie van mamma
C50.9 - Mamma, niet gespecificeerd
D05 - Carcinoma in situ van mamma
D05.0 - Lobulair carcinoma in situ
D05.1 - Intraductaal carcinoma in situ
D05.7 - Overig gespecificeerd carcinoma in situ van mamma
D09 - Carcinoma in situ van overige en niet gespecificeerde lokalisaties
D05.9 - carcinoma in situ van mamma, niet-gespecificeerd
372064008 - malignant neoplasm of female breast
372095001 - malignant neoplasm of male breast
92593006 - carcinoma in situ of female breast
92652009 - carcinoma in situ of male breast
254837009 - Malignant tumor of breast (disorder) Malignant neoplasm of breast (disorder) maligne neoplasma van mamma (aandoening) maligne neoplasma van mamma (aandoening)
189336000 - Carcinoma in situ of breast (disorder)
BorstvoedingVoeden van moedermelk aan de pasgeborene door deze te laten zuigen aan de borst. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)1330 - Borstvoeding99 - LACTATIE PERIODE
V24.1 - Lactating mother
Z39.1 - Zorg voor en onderzoek van zogende moeder
169750002 - Mother currently breast-feeding (finding)
Brugada-syndroomHartritmestoornis die bij ogenschijnlijk gezonde jonge mensen (<40 jaar) ventrikelfibrilleren en plotselinge hartdood veroorzaakt door een genetische afwijking in de prikkelvorming van het hart (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
Aanvullende opmerking, toegevoegd in juli 2013:
Inmiddels zijn in de Pharmabase èn in de G-Standaard de contra-indicaties van de nationale lijst opgenomen waarbij sprake is van hartritmestoornissen.

Discussie 2008:
Er was discussie of één overkoepelende term gebruikt zou moeten worden (Hartritmestoornis), of afzonderlijke contra-indicaties/voorzorgen, en zo ja, welke. Vooralsnog is er geen bewaking op hartritmestoornissen in de G-Standaard. In Pharmabase is recent ‘Tachy-aritmie’ vervangen door twee afzonderlijke contra-indicaties/voorzorgen: Wolff-Parkinson-White-syndroom (WPW); 2) Brugada-syndroom. De toelichting is terug te vinden in Commentaren Medicatiebewaking. In grote lijnen komt het er op neer dat de geraadpleegde deskundige aangaf dat bij de meeste vormen van hartritmestoornissen geen geneesmiddelen gecontra-indiceerd zijn, met uitzondering van WPW en Brugada. De verschillende middelen die bij WPW en Brugada bewaakt worden zijn terug te vinden in Commentaren Medicatiebewaking (bij WPW zijn dit er veel minder dan bij Brugada, waar ook bewaking op bijvoorbeeld TCA’s en SSRI’s plaatsvindt). Aan de gebruikers van Pharmacom/Medicom is hierover vorig jaar het volgende gemeld: “Tachy-aritmie is een breed begrip, waar veel verschillende ritmestoornissen onder vallen. Niet alle aandoeningen ondervinden evenveel hinder van bepaald geneesmiddelgebruik. Van bepaalde geneesmiddelen was de relevantie van het signaal CI 012 onduidelijk. Bij patiënten met het Brugada-syndroom of het Wolff-Parkinson-White-syndroom kan gebruik van bepaalde geneesmiddelen tot (grote) problemen leiden. Het gaat hierbij echter om een veel kleinere groep patiënten, bij wie daadwerkelijk iets met het signaal gedaan kan worden. Het is de werkgroep niet helemaal duidelijk waarom WPW en Brugada door Health Base zijn benoemd. Zo is er over Brugada weinig gepubliceerd. Atriumfibrilleren komt mogelijk meer voor, maar hier hoeft mogelijk niet op bewaakt te worden. Wel is de vraag of bewaakt moet worden op 1) ‘sick sinus’ (brady- of tachyaritmie), wrsch. alleen bètablokkers en/of 2) AV-geleidingsstoornis (bradyaritmie, 2e en 3e graads AV-block);, wrsch. van belang bij digoxine, betablokkers en calciumantagonisten. Voorlopig kiest de werkgroep voor de contraindicaties/voorzorgen die Health Base recent heeft gedefinieerd. De overige hartritmestoornissen moeten in de toekomst beoordeeld worden.
221 - Brugada-syndroom62 - BRUGADA-SYNDROOM
426.9 - Geleidingsstoornis, NNO
I45.9 - Geleidingsstoornis, niet gespecificeerd
I49.8 - overige gespecificeerde hartritmestoornissen
418818005 - Brugada syndrome (disorder)
COMT Met/Met Genotype met sterk verminderde activiteit van COMT. Dit enzym speelt een rol bij het katabolisme van catecholamines. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - COMT. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 21 maart 2017).
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. 
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. COMT Val/Val is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. COMT Val/Met en Met/Met zijn afwijkende genotypen.
1369 - COMT MET/MET571 - COMT Met/Met
COMT Val/Met
Genotype met verminderde activiteit van COMT. Dit enzym speelt een rol bij het katabolisme van catecholamines. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - COMT. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 21 maart 2017).
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. 
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. COMT Val/Val is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. COMT Val/Met en Met/Met zijn afwijkende genotypen.
1368 - COMT VAL/MET572 - COMT Val/Met
COMT Val/Val (wild type) Genotype met normale activiteit van COMT. Dit enzym speelt een rol bij het katabolisme van catecholamines.  (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - COMT. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 21 maart 2017).
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. 
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. COMT Val/Val is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. COMT Val/Met en Met/Met zijn afwijkende genotypen.
1370 - COMT VAL/VAL573 - COMT Val/Val
ContactlenzenDragen van contactlenzen
In de werkgroep is in november 2011 het volgende besproken:
Op dragen van contactlenzen wordt nu via een etikettekst bewaakt. Het voordeel is dat daarmee iedereen bereikt wordt die lenzen draagt, ook als de apotheker niet weet of iemand lenzen heeft. Nadeel is dat de etikettekst voor velen niet van toepassing is. Het voordeel van een contra-indicatieaard is dat ook middelen die droge ogen geven kunnen worden bewaakt. De werkgroep besluit om contactlenzen op te nemen op de lijst, met name vanwege de bewaking op middelen die droge ogen veroorzaken. Daarnaast blijft een etikettekst ook gewenst. De inhoudelijk deskundigen zullen verder uitwerken of dit voor alle middelen zinvol is of bijvoorbeeld alleen voor middelen die schade aan de contactlenzen geven.  
241 - Contactlenzen102 - CONTACTLENZEN
Z97.3 - Aanwezigheid van bril en contactlenzen
285049007 - Does use contact lenses (finding)
COPDChronic Obstructive Pulmonary Disease: chronische, irreversibele en meestal progressieve luchtwegobstructie ten gevolge van een abnormale ontstekingsreactie na blootstelling aan toxische agentia, vnl. sigarettenrook, met als gevolg verminderde maximale expiratoire luchtstroom en beperking van de ventilatoire capaciteit; de mate van luchtwegobstructie kan variëren in intensiteit; COPD omvat twee groepen van afwijkingen, die vaak in onderlinge samenhang voorkomen: chronische bronchitis (incl. bronchiolitis) en emfyseem; bij chronische bronchitis is het bronchiale epitheel aangetast: gestoorde mucociliaire klaring en toegenomen slijmproductie en irreversibele bronchusobstructie; als alveolaire structuren ten gevolge van proteolytische enzymen permanent beschadigd raken, is er sprake van emfyseem; door collaps van perifere luchtwegen draagt dit emfyseem bij tot de luchtwegvernauwing.(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is in november 2013 het volgende besproken:
Voorgesteld wordt om astma en COPD als aparte contra-indicatieaarden op te nemen op de Nationale Lijst. Aanleiding voor dit voorstel zijn verzoeken uit de praktijk. Uit de discussie bij dit voorstel komt naar voren dat de bewaking op geneesmiddelen voor astma en COPD identiek is, behalve voor acetylsalicylzuur. De werkgroep besluit om astma en COPD als aparte contra-indicatieaarden op te nemen. Er is geen reden om dit niet te doen.

In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
De werkgroep is van mening dat astma en COPD samen genomen kunnen worden. In de tekst kunnen de adviezen zo nodig uitgesplitst worden. Het kan dan bijv. gaan om ademdepressie of bronchoconstrictie. Oktober 2007: gekozen wordt voor de terminologie Astma/COPD.
1348 - COPD66 - COPD
4 - ASTMA/COPD
J44 - Overige chronische obstructieve longaandoeningen
J44.0 - chronische obstructieve-longaandoening met acute infectie van onderste luchtwegen
J44.1 - chronische obstructieve-longaandoening met acute exacerbatie, niet-gespecificeerd
J44.8 - overige gespecificeerde chronische obstructieve-longaandoeningen
J44.9 - chronische obstructieve-longaandoening, niet-gespecificeerd
13645005 - Chronic obstructive lung disease (disorder)
CVA (hersenbloeding)CVA: Cerebrovasculair Accident. Hierbij is sprake van een acute verstoring van de cerebrale circulatie, waarbij verlammingen, gevoelloosheid en taalstoornissen optreden. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)

Bij contra-indicatie CVA (hersenbloeding) is de oorzaak een bloeding in de hersenen.
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Er zijn andere geneesmiddelen gecontra-indiceerd dan bij herseninfarct. Ten behoeve van medicatiebewaking is deze contra-indicatie apart opgenomen in de nationale lijst met contra-indicaties.
238 - CVA (hersenbloeding)74 - HERSENBLOEDING
430 - Subarachnoid hemorrhage (subarachnoidale bloeding)
431 - Intracerebral hemorrhage (intracerebrale bloeding)
432 - Other and unspecified intracranial hemorrhage
432.0 - Nontraumatic extradural hemorrhage
432.1 - Subdural hemorrhage
432.9 - Unspecified intracranial hemorrhage
I60 - Subarachnoïdale bloeding
I60.0 - Subarachnoïdale bloeding uit carotissifon en -bifurcatie
I60.1 - Subarachnoïdale bloeding uit arteria cerebri media
I60.2 - Subarachnoïdale bloeding uit arteria communicans anterior
I60.3 - Subarachnoïdale bloeding uit arteria communicans posterior
I60.4 - Subarachnoïdale bloeding uit arteria basilaris
I60.5 - Subarachnoïdale bloeding uit arteria vertebralis
I60.6 - Subarachnoïdale bloeding uit overige gespecificeerde intracraniale arteriën
I60.7 - Subarachnoïdale bloeding uit niet gespecificeerde intracraniale arterie
I60.8 - Overige gespecificeerde subarachnoïdale bloeding
I60.9 - Subarachnoïdale bloeding, niet gespecificeerd
I61 - Intracerebrale bloeding
I61.0 - Intracerebrale bloeding in hemisfeer, subcorticaal
I61.1 - Intracerebrale bloeding in hemisfeer, corticaal
I61.2 - Intracerebrale bloeding in hemisfeer, niet gespecificeerd
I61.3 - Intracerebrale bloeding in hersenstam
I61.4 - Intracerebrale bloeding in cerebellum
I61.8 - Overige gespecificeerde vormen van intracerebrale bloeding
I61.9 - Intracerebrale bloeding, niet gespecificeerd
I62 - Overige niet-traumatische intracraniale bloeding
I62.0 - Subdurale bloeding (acuut)(niet-traumatisch)
I62.1 - Niet-traumatische extradurale bloeding
I62.9 - Intracraniale bloeding (niet-traumatisch), niet gespecificeerd
- G46* Vasculaire syndromen van hersenen bij cerebrovasculaire ziekten (I60-I67†)
G46.0* - Arteria-cerebri-mediasyndroom (I66.0†)
G46.1* - Arteria-cerebri-anteriorsyndroom (I66.1†)
G46.2* - Arteria-cerebri-posteriorsyndroom (I66.2†)
G46.3* - Vasculair syndroom van hersenstam (I60-I67†)
G46.4* - Vasculair syndroom van cerebellum (I60-I67†)
G46.5* - Zuiver motorisch lacunair syndroom (I60-I67†)
G46.6* - Zuiver sensorisch lacunair syndroom (I60-I67†)
G46.7* - Overige lacunaire syndromen (I60-I67†)
G46.8* - Overige vasculaire syndromen van hersenen bij cerebrovasculaire ziekten (I60-I67†)
I61.5 - Intracerebrale, intraventriculaire bloeding
I61.6 - Intracerebrale bloeding met multipele lokalisaties
G46 - Vasculaire syndromen van hersenen bij cerebrovascu-laire ziekten (I60-I67)
I64 - beroerte, niet-gespecificeerd als bloeding of infarct
230690007 - Cerebrovascular accident (disorder)
21454007 - Subarachnoid intracranial hemorrhage (disorder)
274100004 - Cerebral hemorrhage (disorder)
CVA (herseninfarct/TIA)CVA: Cerebrovasculair Accident. Hierbij is sprake van een acute verstoring van de cerebrale circulatie, waarbij verlammingen, gevoelloosheid en taalstoornissen optreden. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)

Bij contra-indicatie CVA (herseninfarct/TIA) is de oorzaak ischemie in de hersenen. Er kan sprake zijn van:
1. één of meer korte, voorbijgaande aanvallen van neurologische stoornissen t.g.v. een tijdelijke doorbloedingsstoornis (TIA: Transient Ischemic Attack)
2. reversible ischemic neurological deficit, waarbij binnen 6 weken herstel optreedt
3. herseninfarct. Hierbij nemen de cerebrale uitvalsverschijnselen geleidelijk toe of zijn blijvend ('progressive stroke', resp. 'completed stroke')
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Cerebrovasculair accidenten (CVA’s of beroertes) worden grofweg ingedeeld in niet-bloedige CVA's (herseninfarcten) en bloedige CVA's (hersenbloedingen). In het NHG-formularium zijn oestrogeenpreparaten en triptanen gekoppeld aan de contra-indicatie TIA & CVA. Uit het feit dat ‘TIA’ is toegevoegd, moet al worden opgemaakt dat het wat betreft de CVA’s gaat om infarcten, niet om bloedingen. Bij bloeding zijn andere adviezen nodig bijv. ‘geen aspirine’. De werkgroep stelt voor de omschrijving te vervangen door ‘CVA (Herseninfarct/TIA). CVA wordt in de naam vooraan gezet, omdat dat als hoofdbegrip wordt beschouwd, en door toevoeging van (Herseninfarct/TIA) vallen alleen niet-bloedige CVA’s onder de omschrijving.
223 - CVA (herseninfarct/TIA)71 - CVA / TIA
433 - Afsluiting (occlusie) en stenose van de precerebrale arterien
433.0 - Basilar artery
433.1 - Arteria carotis
433.2 - Vertebral artery
433.3 - Multiple and bilateral
433.8 - Other specified precerebral artery
433.9 - Afsluiting of stenose van precerebrale arterie, NNO
434 - Afsluiting van cerebrale arterien
434.0 - Cerebrale trombose
434.1 - Cerebrale embolie
434.9 - Afsluiting van cerebrale arterie, NNO
437 - Other and ill-defined cerebrovascular disease
437.0 - Cerebral atherosclerosis (CEREBRALE ATHEROSCLEROSE)
437.1 - Other generalized ischemic cerebrovascular disease
437.2 - Hypertensive encephalopathy (HYPERTENSIEVE ENCEFALOPATHIE)
437.3 - Cerebral aneurysm, nonruptured (CEREBRAAL ANEURYSMA)
437.4 - Cerebral arteritis (CEREBRALE ARTERIITIS)
437.5 - Moyamoya disease (MOYAMOYA ZIEKTE)
437.6 - Nonpyogenic thrombosis of intracranial venous sinus (NIET-ETTERIGE TROMBOSE VAN INTRACRANIALE VENEUZE SINUS)
437.7 - Transient global amnesia
437.8 - Other
437.9 - Unspecified
435.9 - Passagere cerebrale ischemie, NNO
I64 - Beroerte, niet gespecificeerd als bloeding of infarct
I63 - Cerebraal infarct
I63.0 - Cerebraal infarct door trombose van precerebrale arteriën
I63.1 - Cerebraal infarct door embolie van precerebrale arteriën
I63.2 - Cerebraal infarct door niet gespecificeerde occlusie of stenose van precerebrale arteriën
I63.3 - Cerebraal infarct door trombose van cerebrale arteriën
I63.4 - Cerebraal infarct door embolie van cerebrale arteriën
I63.5 - Cerebraal infarct door niet gespecificeerde occlusie of stenose van cerebrale arteriën
I63.6 - Cerebraal infarct door trombose van cerebrale vene, niet-pyogeen
I63.8 - Overige gespecificeerde vormen van cerebraal infarct
I63.9 - Cerebraal infarct, niet gespecificeerd
I67 - Overige cerebrovasculaire ziekten
I67.0 - Dissectie van cerebrale arteriën zonder ruptuur
I67.1 - Cerebraal aneurysma zonder ruptuur
I67.2 - Cerebrale atherosclerose
I67.3 - Progressieve vasculaire leuko-encefalopathie
I67.4 - Hypertensieve encefalopathie
I67.5 - Mojamoja-ziekte
I67.6 - Niet-pyogene trombose van intracraniaal veneus stelsel
I67.7 - Cerebrale arteriitis, niet elders geclassificeerd
I67.8 - Overige gespecificeerde cerebrovasculaire ziekten
I67.9 - Cerebrovasculaire ziekte, niet gespecificeerd
G45 - 'Transient (cerebral) ischaemic attacks' [TIA] en verwante syndromen
G45.0 - Vertebrobasilarissyndroom
G45.1 - Arteria-carotissyndroom (hemisferisch)
G45.2 - Multipele en bilaterale precerebrale-arteriesyndromen
G45.3 - Amaurosis fugax
G45.4 - Transient global amnesia
G45.8 - Overige gespecificeerde 'transient (cerebral) ischaemic attacks' [TIA] en verwante syndromen
G45.9 - 'Transient (cerebral) ischaemic attack' [TIA], niet gespecificeerd
G46.3 - vasculair syndroom van hersenstam (I60-I67)
G46.4 - vasculair syndroom van cerebellum (I60-I67)
G46.5 - zuiver-motorisch lacunair-syndroom (I60-I67)
G46.6 - zuiver-sensorisch lacunair-syndroom (I60-I67)
G46.7 - overige lacunaire-syndromen (I60-I67)
G46.8 - overige vasculaire-syndromen van hersenen bij cerebrovasculaire ziekten (I60-I67)
20059004 - Cerebral artery occlusion (disorder)
230690007 - Cerebrovascular accident (disorder)
266257000 - Transient ischemic attack (disorder)
CYP1A2 extensive/normal metabolizerGenotype leidend tot normale metabole capaciteit van CYP1A2. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van ongeveer 8-10% van de geneesmiddelen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica – CYP1A2. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 12 december 2013). Januari 2020
Naam gewijzigd van CYP1A2 extensive metabolizer in CYP1A2 extensive/normal metabolizer, conform besluit werkgroep Farmacogenetica van de KNMP. 

Voor 2020
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP1A2 *1F/*1F is het meest voorkomende genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP1A2 *1A/*1F, *1C-heterozygoot, *1C/*1C, intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. CYP1A2 EM is het wildtype, maar CYP1A2*1F/*1F komt in Nederland vier maal vaker voor dan het wildtype. Er worden daarom adviezen gegeven voor genotypes anders dan *1F/*1F.
1337 - CYP1A2 EXTENSIVE/NORMAL METABOLIZER 554 - CYP1A2 EXTENSIVE METABOLIZER
CYP1A2 intermediate metabolizerGenotype leidend tot normale, verminderde of afwezige metabole capaciteit van CYP1A2 (afhankelijk van de genvariaties). Bij dit genotype kan CYP1A2 verhoogd induceerbaar zijn. CYP1A2 is betrokken bij het metabolisme van ongeveer 8-10% van de geneesmiddelen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica – CYP1A2. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 12 december 2013). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP1A2 *1F/*1F is het meest voorkomende genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP1A2 *1A/*1F, *1C-heterozygoot, *1C/*1C, intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. CYP1A2 EM is het wildtype, maar CYP1A2*1F/*1F komt in Nederland vier maal vaker voor dan het wildtype. Er worden daarom adviezen gegeven voor genotypes anders dan *1F/*1F.
1340 - CYP1A2 INTERMEDIATE METABOLIZER555 - CYP1A2 INTERMEDIATE METABOLIZER
CYP1A2 poor metabolizerGenotype leidend tot verminderde of afwezige metabole capaciteit van CYP1A2. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van ongeveer 8-10% van de geneesmiddelen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica – CYP1A2. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 12 december 2013). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP1A2 *1F/*1F is het meest voorkomende genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP1A2 *1A/*1F, *1C-heterozygoot, *1C/*1C, intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. CYP1A2 EM is het wildtype, maar CYP1A2*1F/*1F komt in Nederland vier maal vaker voor dan het wildtype. Er worden daarom adviezen gegeven voor genotypes anders dan *1F/*1F.
1341 - CYP1A2 POOR METABOLIZER556 - CYP1A2 POOR METABOLIZER
CYP1A2*1A/*1F Genotype leidend tot normale metabole capaciteit van CYP1A2. Bij dit genotype is CYP1A2 verhoogd induceerbaar. CYP1A2 is betrokken bij het metabolisme van ongeveer 8-10% van de geneesmiddelen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica – CYP1A2. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 12 december 2013). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP1A2 *1F/*1F is het meest voorkomende genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP1A2 *1A/*1F, *1C-heterozygoot, *1C/*1C, intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. CYP1A2 EM is het wildtype, maar CYP1A2*1F/*1F komt in Nederland vier maal vaker voor dan het wildtype. Er worden daarom adviezen gegeven voor genotypes anders dan *1F/*1F. 1336 - CYP1A2*1A/*1F557 - CYP1A2*1A/*1F
CYP1A2*1C-heterozygootGenotype leidend tot verminderde metabole capaciteit van CYP1A2. Bij dit genotype kan CYP1A2 verhoogd induceerbaar zijn. CYP1A2 is betrokken bij het metabolisme van ongeveer 8-10% van de geneesmiddelen.(Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica – CYP1A2. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 12 december 2013). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP1A2 *1F/*1F is het meest voorkomende genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP1A2 *1A/*1F, *1C-heterozygoot, *1C/*1C, intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. CYP1A2 EM is het wildtype, maar CYP1A2*1F/*1F komt in Nederland vier maal vaker voor dan het wildtype. Er worden daarom adviezen gegeven voor genotypes anders dan *1F/*1F.
1338 - CYP1A2*1C-HETEROZYGOOT558 - CYP1A2*1C-HETEROZYGOOT
CYP1A2*1C/*1C Genotype leidend tot verminderde metabole capaciteit van CYP1A2. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van ongeveer 8-10% van de geneesmiddelen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica – CYP1A2. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 12 december 2013). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP1A2 *1F/*1F is het meest voorkomende genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP1A2 *1A/*1F, *1C-heterozygoot, *1C/*1C, intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. CYP1A2 EM is het wildtype, maar CYP1A2*1F/*1F komt in Nederland vier maal vaker voor dan het wildtype. Er worden daarom adviezen gegeven voor genotypes anders dan *1F/*1F. 1339 - CYP1A2*1C/*1C559 - CYP1A2*1C/*1C
CYP1A2*1F/*1F (meest voorkomend)Genotype leidend tot verhoogde induceerbaarheid van CYP1A2. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van ongeveer 8-10% van de geneesmiddelen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica – CYP1A2. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 12 december 2013). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP1A2 *1F/*1F is het meest voorkomende genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP1A2 *1A/*1F, *1C-heterozygoot, *1C/*1C, intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. CYP1A2 EM is het wildtype, maar CYP1A2*1F/*1F komt in Nederland vier maal vaker voor dan het wildtype. Er worden daarom adviezen gegeven voor genotypes anders dan *1F/*1F.
1335 - CYP1A2*1F/*1F560 - CYP1A2*1F/*1F (MEEST VOORKOMEND)
CYP2B6 *1/*5Genotype leidend tot geneesmiddel afhankelijke verlaagde of normale metabole capaciteit van CYP2B6. Dit enzym is het voornaamste metaboliserende enzym voor een aantal geneesmiddelen, waaronder efavirenz. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica – CYP2B6. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 21 december 2017).Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP2B6 extensive metabolizer is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP2B6 intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. Daarnaast zijn afzonderlijke genotypen met CYP2B6*5 opgenomen, aangezien de invloed van dit genotype substraatafhankelijk is. 1371 - CYP2B6 *1/*5
CYP2B6 *5/*5Genotype leidend tot geneesmiddel afhankelijke sterk verlaagde of normale metabole capaciteit van CYP2B6. Dit enzym is het voornaamste metaboliserende enzym voor een aantal geneesmiddelen, waaronder efavirenz. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica – CYP2B6. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 21 december 2017).Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP2B6 extensive metabolizer is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP2B6 intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. Daarnaast zijn afzonderlijke genotypen met CYP2B6*5 opgenomen, aangezien de invloed van dit genotype substraatafhankelijk is. 1372 - CYP2B6 *5/*5
CYP2B6 *5/*6 OF *5/*18Genotype leidend tot geneesmiddel afhankelijke sterk verlaagde of verlaagde metabole capaciteit van CYP2B6. Dit enzym is het voornaamste metaboliserende enzym voor een aantal geneesmiddelen, waaronder efavirenz. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica – CYP2B6. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 21 december 2017).Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP2B6 extensive metabolizer is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP2B6 intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. Daarnaast zijn afzonderlijke genotypen met CYP2B6*5 opgenomen, aangezien de invloed van dit genotype substraatafhankelijk is. 1373 - CYP2B6 *5/*6 OF *5/*18
CYP2B6 extensive/normal metabolizerGenotype leidend tot normale metabole capaciteit van CYP2B6. Dit enzym is het voornaamste metaboliserende enzym voor een aantal geneesmiddelen, waaronder efavirenz. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica – CYP2B6. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 21 december 2017). Januari 2020
Naam gewijzigd van CYP2B6 extensive metabolizer in CYP2B6 extensive/normal metabolizer, conform besluit werkgroep Farmacogenetica van de KNMP. 

Voor 2020
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP2B6 extensive metabolizer is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP2B6 intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. Daarnaast zijn afzonderlijke genotypen met CYP2B6*5 opgenomen, aangezien de invloed van dit genotype substraatafhankelijk is. 
1342 - CYP2B6 EXTENSIVE/NORMAL METABOLIZER551 - CYP2B6 EXTENSIVE METABOLIZER
CYP2B6 genotype anderszins - fenotype interm.metabGenotype leidend tot verlaagde metabole capaciteit van CYP2B6. Dit enzym is het voornaamste metaboliserende enzym voor een aantal geneesmiddelen, waaronder efavirenz. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica – CYP2B6. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 21 december 2017). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP2B6 extensive metabolizer is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP2B6 intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. Daarnaast zijn afzonderlijke genotypen met CYP2B6*5 opgenomen, aangezien de invloed van dit genotype substraatafhankelijk is. 1343 - CYP2B6 GENOTYPE ANDERSZINS - FENOTYPE INTERM.METAB 552 - CYP2B6 INTERMEDIATE METABOLIZER
CYP2B6 genotype anderszins - fenotype poor metabGenotype leidend tot sterk verlaagde of afwezige metabole capaciteit van CYP2B6. Dit enzym is het voornaamste metaboliserende enzym voor een aantal geneesmiddelen, waaronder efavirenz. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica – CYP2B6. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 21 december 2017). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP2B6 extensive metabolizer is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. CYP2B6 intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. Daarnaast zijn afzonderlijke genotypen met CYP2B6*5 opgenomen, aangezien de invloed van dit genotype substraatafhankelijk is. 1344 - CYP2B6 GENOTYPE ANDERSZINS - FENOTYPE POOR METAB553 - CYP2B6 POOR METABOLIZER
CYP2C19 extensive/normal metabolizer Genotype leidend tot normale metabole capaciteit van CYP2C19. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van ongeveer 8% van de geneesmiddelen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2C19. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 19 november 2008).  Januari 2020
Naam gewijzigd van CYP2C19 extensive metabolizer in CYP2C19 extensive/normal metabolizer, conform besluit werkgroep Farmacogenetica van de KNMP. 

Voor 2020
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Toelichting op basis van de werkgroep Farmacogenetica van de KNMP: de genotypen van CYP2C19 dienen als groep (op basis van het voorspelde fenotype) te worden opgenomen. Reden: - er is geen verschil bekend in de enzymactiviteit van de 2 variant allelen met verminderde activiteit, er is maar een variant allel met verhoogde activiteit; Per combinatie van allelen (normaal +variant allel, variant allel + variant allel) is het advies hetzelfde, zodat er geen noodzaak is alle verschillende genotypen apart op te nemen. - in de literatuur is de indeling in voorspeld fenotype gangbaar. - uitsplitsen per genotype levert een langere lijst op zonder toegevoegde waarde boven een kortere lijst op voorspeld fenotype. - CYP2C19 Extensive metabolizer is het normale geno- c.q. fenotype. Hiermee kan worden vastgelegd dat geen afwijkend geno- of fenotype is gevonden bij labonderzoek. Opnemen als: CYP2C19 EXTENSIVE METABOLIZER CYP2C19 INTERMEDIATE METABOLIZER CYP2C19 POOR METABOLIZER CYP2C19 ULTRARAPID METABOLIZER
514 - CYP2C19 extensive/normal metabolizer514 - CYP2C19 EM/NM
CYP2C19 intermediate metabolizerGenotype leidend tot verlaagde metabole capaciteit van CYP2C19. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van ongeveer 8% van de geneesmiddelen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2C19. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 19 november 2008). Zie 'CYP2C19 extensive metabolizer'520 - CYP2C19 intermediate metabolizer520 - CYP2C19-IM
425191003 - Disorder due cytochrome p450 CYP2C19 variant (disorder)
CYP2C19 poor metabolizerGenotype leidend tot sterk verlaagde metabole capaciteit van CYP2C19. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van ongeveer 8% van de geneesmiddelen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2C19. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 19 november 2008).Zie 'CYP2C19 extensive metabolizer'521 - CYP2C19 poor metabolizer521 - CYP2C19-PM
424500005 - poor metabolizer due to cytochrome p450 CYP2C19 variant (disorder)
CYP2C19 ultrarapid metabolizerGenotype leidend tot verhoogde metabole capaciteit van CYP2C19. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van ongeveer 8% van de geneesmiddelen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2C19. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 19 november 2008). Zie 'CYP2C19 extensive metabolizer'541 - CYP2C19 ultrarapid metabolizer541 - CYP2C19-UM
423467002 - Cytochrome p450 CYP2C19 enzyme deficiency (disorder)
CYP2C9 *1/*1 Genotype met normale metabole capaciteit van CYP2C9. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van 10 - 20% van de geneesmiddelen.
(Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2C9. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 2 april 2010).
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Toelichting op basis van de werkgroep Farmacogenetica van de KNMP: het genotype van CYP2C9 dient als genotype (= combinatie van allelen) te worden opgenomen (met als escape het voorspelde fenotype voor genotypen met zeldzame allelen). Reden: - er is verschil gevonden in enzymactiviteit van de 2 variant allelen; Per combinatie van allelen (normaal + variant allel, variant allel + variant allel) kan het advies verschillend zijn, zodat het zinvol is alle verschillende combinaties van genotypen op te nemen - in de literatuur is de indeling op genotype gangbaar. - CYP2C9 *1/*1 is het normale geno- c.q. fenotype. Hiermee kan worden vastgelegd dat geen afwijkend geno- of fenotype is gevonden bij labonderzoek. - CYP2C9 GENOTYPE ANDERSZINS, FENOTYPE INTERM.METAB en CYP2C9 GENOTYPE ANDERSZINS, FENOTYPE POOR METAB zijn bedoeld als ‘escape’ om toch te kunnen bewaken indien een genotype met een zeldzaam allel is gevonden of indien alleen het fenotype bekend is.506 - CYP2C9 *1/*1506 - CYP2C9 *1/*1
424267009 - Disorder due cytochrome p450 CYP2C9 variant (disorder)
CYP2C9 *1/*2Genotype met verlaagde metabole capaciteit van CYP2C9. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van 10 - 20% van de geneesmiddelen. Er zijn substraat-specifieke verschillen tussen de variant allelen *2 en *3. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2C9. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 2 april 2010). Zie 'CYP2C9 *1/*1'507 - CYP2C9 *1/*2507 - CYP2C9 *1/*2
424452008 - Cytochrome p450 CYP2C9 enzyme deficiency (disorder)
CYP2C9 *1/*3Genotype met verlaagde metabole capaciteit van CYP2C9. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van 10 - 20% van de geneesmiddelen. Er zijn substraat-specifieke verschillen tussen de variant allelen *2 en *3. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2C9. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 2 april 2010). Zie 'CYP2C9 *1/*1'508 - CYP2C9 *1/*3508 - CYP2C9 *1/*3
424452008 - Cytochrome p450 CYP2C9 enzyme deficiency (disorder)
CYP2C9 *2/*2Genotype met sterk verlaagde metabole capaciteit van CYP2C9. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van 10 - 20% van de geneesmiddelen. Er zijn substraat-specifieke verschillen tussen de variant allelen *2 en *3. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2C9. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 2 april 2010). Zie 'CYP2C9 *1/*1'509 - CYP2C9 *2/*2509 - CYP2C9 *2/*2
424452008 - Cytochrome p450 CYP2C9 enzyme deficiency (disorder)
CYP2C9 *2/*3Genotype met sterk verlaagde metabole capaciteit van CYP2C9. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van 10 - 20% van de geneesmiddelen. Er zijn substraat-specifieke verschillen tussen de variant allelen *2 en *3. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2C9. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 2 april 2010). Zie 'CYP2C9 *1/*1'510 - CYP2C9 *2/*3510 - CYP2C9 *2/*3
424452008 - Cytochrome p450 CYP2C9 enzyme deficiency (disorder)
CYP2C9 *3/*3Genotype met sterk verlaagde metabole capaciteit van CYP2C9. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van 10 - 20% van de geneesmiddelen. Er zijn substraat-specifieke verschillen tussen de variant allelen *2 en *3. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2C9. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 2 april 2010). Zie 'CYP2C9 *1/*1'511 - CYP2C9 *3/*3511 - CYP2C9 *3/*3
424452008 - Cytochrome p450 CYP2C9 enzyme deficiency (disorder)
CYP2C9 genotype anderszins, fenotype poor metabFenotype met sterk verlaagde metabole capaciteit van CYP2C9. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van 10 - 20% van de geneesmiddelen.
(Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2C9. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 2 april 2010).
Zie 'CYP2C9 *1/*1' 513 - CYP2C9 genotype anderszins, fenotype poor metab513 - CYP2C9-PM
- Geen koppeling met ICD-9 mogelijk.
424451001 - Poor metabolizer due to cytochrome p450 CYP2C9 variant (disorder)
CYP2C9 genotype anderzins, fenotype interm. metabFenotype met verlaagde metabole capaciteit van CYP2C9. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van 10 - 20% van de geneesmiddelen.
(Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2C9. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 2 april 2010).
Zie hierboven bij 2.3512 - CYP2C9 genotype anderszins, fenotype interm. metab512 - CYP2C9-IM
- Geen koppeling met ICD-9 mogelijk.
424267009 - Disorder due cytochrome p450 CYP2C9 variant (disorder)
CYP2D6 extensive/normal metabolizerGenotype leidend tot normale metabole capaciteit van CYP2D6. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van ongeveer 25% van de geneesmiddelen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2D6. KNMPGeneesmiddel Informatie Centrum, 5 augustus 2009). Januari 2020
Naam gewijzigd van CYP2D6 extensive metabolizer in CYP2D6 extensive/normal metabolizer, conform besluit werkgroep Farmacogenetica van de KNMP. 

Voor 2020
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Toelichting op basis van de werkgroep Farmacogenetica van de KNMP: de varianten van CYP2D6 dienen als fenotype (= poor metabolizer, intermediate metabolizer, ultra rapid metabolizer) te worden opgenomen. Reden: - de enzymactiviteit van de meer dan 10 variant allelen kan goed in 2 groepen worden verdeeld, te weten geen activiteit en ongeveer de helft van de normale activiteit. Per combinatie van allelen (normaal + half functionerend, normaal + geen activiteit etc.) is het advies hetzelfde, zodat er geen noodzaak is alle verschillende combinaties van genotypen op te nemen - in de literatuur is de indeling in voorspeld fenotype gangbaar. - uitsplitsen per genotype levert een lange lijst op zonder toegevoegde waarde boven een korte lijst op voorspeld fenotype. - CYP2D6 extensive metabolizer is het normale geno- c.q. fenotype. Hiermee kan worden vastgelegd dat geen afwijkend geno- of fenotype is gevonden bij labonderzoek.
505 - CYP2D6 extensive/normal metabolizer505 - CYP2D6 EM
- Geen koppeling met ICD-9 mogelijk.
422510002 - extensive metabolizer due to cytochrome p450 CYP2D6 variant (disorder)
CYP2D6 intermediate metabolizerGenotype leidend tot verlaagde metabole capaciteit van CYP2D6. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van ongeveer 25% van de geneesmiddelen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2D6. KNMPGeneesmiddel Informatie Centrum, 5 augustus 2009). Zie 'CYP2D6 extensive metabolizer'501 - CYP2D6 intermediate metabolizer501 - CYP2D6-IM
- Geen koppeling met ICD-9 mogelijk.
423856005 - intermediate metabolizer due to cytochrome p450 CYP2D6 variant (disorder)
CYP2D6 poor metabolizerGenotype leidend tot sterk verlaagde of afwezige metabole capaciteit van CYP2D6. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van ongeveer 25% van de geneesmiddelen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2D6. KNMPGeneesmiddel Informatie Centrum, 5 augustus 2009). Zie 'CYP2D6 extensive metabolizer'500 - CYP2D6 poor metabolizer500 - CYP2D6-PM
- Geen koppeling met ICD-9 mogelijk.
423629005 - poor metabolizer due to cytochrome p450 CYP2D6 variant (disorder)
CYP2D6 ultrarapid metabolizerGenotype leidend tot verhoogde metabole capaciteit van CYP2D6. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van ongeveer 25% van de geneesmiddelen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP2D6. KNMPGeneesmiddel Informatie Centrum, 5 augustus 2009). Zie 'CYP2D6 extensive metabolizer'502 - CYP2D6 ultrarapid metabolizer502 - CYP2D6-UM
- Geen koppeling met ICD-9 mogelijk.
422681000 - ultrarapid metabolizer due to cytochrome p450 CYP2D6 variant (disorder)
CYP3A4 extensive/normal metabolizerGenotype leidend tot normale metabole capaciteit van CYP3A4. Dit enzym is het belangrijkste enzym van de CYP3A-familie en is betrokken bij het metabolisme van macroliden, antiaritmica, benzodiazepineagonisten, immunosuppressiva, antivirale middelen bij HIV-infectie, antihistaminica, calciumantagonisten en cholesterolsyntheseremmers. (Kennisdocument Farmacogenetica, KNMP maart 2014) Januari 2020
Naam gewijzigd van CYP3A4 extensive metabolizer in CYP3A4 extensive/normal metabolizer, conform besluit werkgroep Farmacogenetica van de KNMP. 

Voor 2020
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP3A4 extensive metabolizer is het normale genotype. CYP3A4 intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. Er is geen medicatiebewaking gekoppeld aan CYP3A4.
548 - CYP3A4 EXTENSIVE/NORMAL METABOLIZER548 - CYP3A4 EXTENSIVE METABOLIZER
CYP3A4 intermediate metabolizerGenotype leidend tot verlaagde metabole capaciteit van CYP3A4. Dit enzym is het belangrijkste enzym van de CYP3A-familie en is betrokken bij het metabolisme van macroliden, antiaritmica, benzodiazepineagonisten, immunosuppressiva, antivirale middelen bij HIV-infectie, antihistaminica, calciumantagonisten en cholesterolsyntheseremmers. (Kennisdocument Farmacogenetica, KNMP maart 2014) Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP3A4 extensive metabolizer is het normale genotype. CYP3A4 intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. Er is geen medicatiebewaking gekoppeld aan CYP3A4. 549 - CYP3A4 INTERMEDIATE METABOLIZER549 - CYP3A4 INTERMEDIATE METABOLIZER
CYP3A4 poor metabolizerGenotype leidend tot sterk verlaagde metabole capaciteit van CYP3A4. Dit enzym is het belangrijkste enzym van de CYP3A-familie en is betrokken bij het metabolisme van macroliden, antiaritmica, benzodiazepineagonisten, immunosuppressiva, antivirale middelen bij HIV-infectie, antihistaminica, calciumantagonisten en cholesterolsyntheseremmers. (Kennisdocument Farmacogenetica, KNMP maart 2014) Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP3A4 extensive metabolizer is het normale genotype. CYP3A4 intermediate en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen. Er is geen medicatiebewaking gekoppeld aan CYP3A4.
550 - CYP3A4 POOR METABOLIZER550 - CYP3A4 POOR METABOLIZER
CYP3A5 heterozygote expresserGenotype leidend tot verlaagde metabole capaciteit van CYP3A5. Dit enzym en het verwante CYP3A4 zijn betrokken bij het metabolisme van 50-60% van de geneesmiddelen. CYP3A5 non-expresser is het normale genotype. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP3A5. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 19 december 2008).Op 12 april 2021 is CYP3A5 heterozygote expressor vervangen door CYP3A5 heterozygote expresser.

Zie 'CYP3A5 non-expressor'
539 - CYP3A5 heterozygote expressor539 - 539 CYP3A5 ( hetero)
539 - CYP3A5 (hetero)
CYP3A5 homozygote expresserGenotype leidend tot 'normale' metabole capaciteit van CYP3A5. Dit enzym en het verwante CYP3A4 zijn betrokken bij het metabolisme van 50-60% van de geneesmiddelen. CYP3A5 non-expresser is het normale genotype. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP3A5. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 19 december 2008).Op 12 april 2021 is CYP3A5 homozygote expressor vervangen door CYP3A5 homozygote expresser

Zie 'CYP3A5 non-expressor'
540 - CYP3A5 homozygote expressor540 - CYP3A5 (homo)
CYP3A5 non-expresserGenotype zonder metabole capaciteit van CYP3A5. Dit enzym en het verwante CYP3A4 zijn betrokken bij het metabolisme van 50-60% van de geneesmiddelen. Dit genotype is het normale genotype. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - CYP3A5. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 19 december 2008).Op 12 april 2020 is CYP3A5 non-expressor vervangen door CYP3A5 non-expresser.


Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. CYP3A5 non-expressor is het meest voorkomende genotype. De heterozygote en homozygote expressors zijn variant allelen.
538 - CYP3A5 non-expressor538 - CYP3A5
DepressieDepressieve stoornis, waarbij er gedurende minimaal 2 weken vrijwel dagelijks sprake is van sombere stemming en/of interesseverlies en minimaal drie van de volgende symptomen:
besluiteloosheid of concentratieproblemen; gedachten aan de dood of suïcide; traagheid en apathie of juist agitatie, overmatig schuldgevoel; vermoeidheid of energieverlies; slapeloosheid of overmatig slapen; gebrek aan eetlust en gewichtsverlies.
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Tijdens de commentaarronde is gevraagd of depressie moet worden uitgebreid met ‘andere stemmingsstoornissen’. Besloten wordt dat op de lijst te plaatsen voor contraindicaties/voorzorgen waarvoor later beoordeeld moet worden of ze op de nationale lijst moeten worden opgenomen.
38 - Depressie29 - DEPRESSIE
311 - Depressieve stoornis, NEC of NNO
296.2 - Major depressive disorder, single episode
296.3 - Major depressive disorder, recurrent episode
296.82 - Atypical depressive disorder
300.4 - Dysthymic disorder
301.12 - Chronic depressive personality disorder
F32 - Depressieve episode
F32.0 - Lichte depressieve episode
F32.1 - Matige depressieve episode
F32.2 - Ernstige depressieve episode zonder psychotische symptomen
F32.3 - Ernstige depressieve episode met psychotische symptomen
F32.8 - Overige gespecificeerde depressieve episoden
F32.9 - Depressieve episode, niet gespecificeerd
F33 - Recidiverende depressieve stoornis
F33.0 - Recidiverende depressieve stoornis, huidige episode licht
F33.1 - Recidiverende depressieve stoornis, huidige episode matig ernstig
F33.2 - Recidiverende depressieve stoornis, huidige episode ernstig zonder psychotische symptomen
F33.3 - Recidiverende depressieve stoornis, huidige episode ernstig met psychotische symptomen
F33.4 - Recidiverende depressieve stoornis, momenteel in remissie
F33.8 - Overige gespecificeerde recidiverende depressieve stoornissen
F33.9 - Recidiverende depressieve stoornis, niet gespecificeerd
6471006 - Suicidal thoughts (finding)
225444004 - At risk for suicide (finding)
35489007 - Depressive disorder (disorder)
Diabetes mellitusDiabetes mellitus is een verzamelnaam voor endocriene aandoeningen die worden gekenmerkt door een absoluut of relatief tekort aan insuline. Hierbij kunnen hyperglykemie en stoornissen in de koolhydraat-, eiwit-en vetstofwisseling ontstaan.
synoniem: suikerziekte
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)

Diabetes mellitus type 1: hierbij is sprake van een absoluut tekort aan insuline. De bèta-cellen van de pancreas produceren geen insuline meer. (Health Base. Commentaren Medicatiebewaking 2013-2014)

Diabetes mellitus type 2: meestal staat hierbij resistentie van perifere weefsels tegen insuline op de voorgrond. Daarnaast is er vaak een relatief tekort aan insuline door disfunctie van de bèta-cellen, waardoor minder insuline wordt afgegeven en/of geproduceerd.(Health Base. Commentaren Medicatiebewaking 2013-2014)
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
In de commentaarronde is opgemerkt dat Health Base onder type 1 en type 2 niet dezelfde middelen bewaakt en niet dezelfde adviezen geeft. Er is dus in de huidige invulling van de contra-indicatie door Health Base een functioneel onderscheid. De splitsing heeft enerzijds te maken met een (zeer beperkt) verschil in bewaakte middelen en anderzijds met een groter verschil in afhandelingadviezen / info aan patiënt / info aan arts. Ook na bekijken van Commentaren Medicatiebewaking van Health Base is de werkgroep echter van mening dat het niet nodig is de naam diabetes mellitus uit te splitsen in type 1 en 2.
190 - Diabetes Mellitus6 - DIABETES MET INSULINE-GEBRUIK
9 - DIABETES ZONDER INSULINE-GEBRUIK
250 - Diabetes mellitus
250.0 - Diabetes mellitus ongecompliceerd
250.1 - Diabetes Mellitus met keto-acidose
250.2 - Diabetes Mellitus met hyperosmolair coma
250.3 - Diabetes Mellitus met coma NEC
250.4 - Diabetes Mellitus met nierafwijkingen
250.5 - Diabetes Mellitus met oogafwijkingen
250.6 - Diabetes Mellitus met neurologische afwijkingen
250.7 - Diabetes Mellitus met afwijkingen perifere circulatie
250.8 - Diabetes Mellitus met afwijkingen NEC
250.9 - Diabetes Mellitus met NNO complicatie
E10 - Insuline-afhankelijke diabetes mellitus
E11 - Niet-insuline-afhankelijke diabetes mellitus
E12 - Diabetes mellitus verband houdend met ondervoeding
E13 - Overige gespecificeerde vormen van diabetes mellitus
E14 - Niet gespecificeerde diabetes mellitus
E10 - type 1-diabetes
E11 - type 2-diabetes
E12 - diabetes mellitus verband houdend met ondervoeding
E13 - overige gespecificeerde vormen van diabetes mellitus
E14 - niet-gespecificeerde diabetes mellitus
O24.4 - diabetes mellitus ontstaand tijdens zwangerschap
73211009 - diabetes mellitus (disorder)
Dialyse: Hemodialysezuivering van bloed door dit langs een semipermeabele membraan te laten stromen ('kunstnier'). (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek).

In de werkgroep is in november 2012 het volgende besproken:

Hemodialyse en Peritoneaaldialyse zijn inmiddels opgenomen in de Nationale Contra-Indicatielijst. Aangegeven wordt dat dialyse een behandeltraject is en daarom geen generieke contra-indicatie. Het behandeltraject ‘dialyse’ zou moeten worden gekoppeld aan een patiëntkenmerk. Meer voor de hand ligt het begrip ‘Nierfunctiestoornis’, maar dan is nog niet bekend dat het gaat om een dialysepatiënt. Omdat er geen andere manier is om dialyse vast te leggen is gekozen om het als contra-indicatie in de lijst op te nemen. Aan de patiënt moet altijd navraag worden gedaan over de behandeling, want de behandelwijze zou veranderd kunnen zijn.

1331 - Dialyse: Hemodialyse106 - HEMODIALYSE
Z49.0 - Zorg ter voorbereiding van dialyse
Z49.1 - Extracorporale dialyse
Z99.2 - afhankelijkheid van hemodialyse
443143006 - Dependence on hemodialysis (finding)
112066009 - Absent renal function (disorder)
Dialyse: Peritoneaaldialysezuivering van het bloed door vloeistof in en uit de buikholte te laten lopen (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek).

In de werkgroep is in november 2012 het volgende besproken:

Hemodialyse en Peritoneaaldialyse zijn inmiddels opgenomen in de Nationale Contra-Indicatielijst. Aangegeven wordt dat dialyse een behandeltraject is en daarom geen generieke contra-indicatie. Het behandeltraject ‘dialyse’ zou moeten worden gekoppeld aan een patiëntkenmerk. Meer voor de hand ligt het begrip ‘Nierfunctiestoornis’, maar dan is nog niet bekend dat het gaat om een dialysepatiënt. Omdat er geen andere manier is om dialyse vast te leggen is gekozen om het als contra-indicatie in de lijst op te nemen. Aan de patiënt moet altijd navraag worden gedaan over de behandeling, want de behandelwijze zou veranderd kunnen zijn.

1332 - Dialyse: Peritoneaaldialyse107 - PERITONEAALDIALYSE
Z49.0 - Zorg ter voorbereiding van dialyse
Z49.2 - Overige dialyse
443596009 - Dependence on peritoneal dialysis (finding)
DPD genactiviteitsscore 0 Genotype leidend tot afwezige metabole capaciteit van DPD. Dit enzym zorgt voor meer dan 80% van de omzetting van fluorouracil naar een inactief metaboliet. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - DPD. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 26 november 2014). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. DPD genactiviteitsscore 2 (extensive metabolizer) is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. DPD genactiviteitsscore 0, 0.5, 1 en 1.5 zijn afwijkende genotypen. 542 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 0542 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 0
DPD genactiviteitsscore 0,5 Genotype leidend tot zeer sterk verlaagde metabole capaciteit van DPD. Dit enzym zorgt voor meer dan 80% van de omzetting van fluorouracil naar een inactief metaboliet. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - DPD. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 26 november 2014). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. DPD genactiviteitsscore 2 (extensive metabolizer) is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. DPD genactiviteitsscore 0, 0.5, 1 en 1.5 zijn afwijkende genotypen. 1346 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 0,5561 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 0,5
DPD genactiviteitsscore 1Genotype leidend tot sterk verlaagde metabole capaciteit van DPD. Dit enzym zorgt voor meer dan 80% van de omzetting van fluorouracil naar een inactief metaboliet. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - DPD. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 26 november 2014). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. DPD genactiviteitsscore 2 (extensive metabolizer) is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. DPD genactiviteitsscore 0, 0.5, 1 en 1.5 zijn afwijkende genotypen. 543 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 1543 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 1
DPD genactiviteitsscore 1,5 Genotype leidend tot verlaagde metabole capaciteit van DPD. Dit enzym zorgt voor meer dan 80% van de omzetting van fluorouracil naar een inactief metaboliet. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - DPD. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 26 november 2014). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. DPD genactiviteitsscore 2 (extensive metabolizer) is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. DPD genactiviteitsscore 0, 0.5, 1 en 1.5 zijn afwijkende genotypen. 1345 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 1,5562 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 1,5
DPD genactiviteitsscore 2 (extensive metabolizer)Genotype leidend tot normale metabole capaciteit van DPD. Dit enzym zorgt voor meer dan 80% van de omzetting van fluorouracil naar een inactief metaboliet. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - DPD. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 26 november 2014). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. DPD genactiviteitsscore 2 (extensive metabolizer) is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. DPD genactiviteitsscore 0, 0.5, 1 en 1.5 zijn afwijkende genotypen. 544 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 2 (EXTENSIVE METABOLIZER)544 - DPD GENACTIVITEITSSCORE 2 (EXTENSIVE METABOLIZER)
EndometrioseAandoening die wordt veroorzaakt door functionerend (afh. van ovariële, oestrogene stimulatie) endometrium dat zich buiten de uterus bevindt. Endometrium: slijmvlies dat de uterusholte bekleedt. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
225 - Endometriose18 - ENDOMETRIOSE
617 - Endometriose
617.0 - Endometriose van uterus
617.1 - Endometriose van ovarium
617.2 - Endometriosis of fallopian tube
617.3 - Endometriose van peritoneum in het bekken
617.4 - Endometriose van septum rectovaginale of vagina
617.5 - Endometriosis of intestine
617.6 - Endometriosis in scar of skin
617.8 - Endometriosis of other specified sites
617.9 - Endometriose NNO
N80 - Endometriose
N80.0 - Endometriose van uterus
N80.1 - Endometriose van ovarium
N80.2 - Endometriose van tuba Fallopii
N80.3 - Endometriose van peritoneum in bekken
N80.4 - Endometriose van septum rectovaginale en vagina
N80.5 - Endometriose van darmen
N80.6 - Endometriose in litteken van huid
N80.8 - Overige gespecificeerde vormen van endometriose
N80.9 - Endometriose, niet gespecificeerd
129103003 - Endometriosis (disorder)
EndometriumcarcinoomKwaadaardige woekering van cellen, uitgaande van het epitheel van de baarmoederholte. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)

LET OP: deze contra-indicatie geldt alleen als de patiënte een baarmoedersparende behandeling heeft ondergaan. Deze contra-indicatie geldt niet als de baarmoeder verwijderd is.
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
De werkgroep heeft erover gedacht verschillende hormoonafhankelijke tumoren samen te voegen onder één contra-indicatie/voorzorg. In de commentaarronde bleek dat Health Base momenteel mammacarcinoom en endometriumcarcinoom apart als contra-indicatie heeft opgenomen, waarvan de bewaking onderling verschilt. Bijvoorbeeld: tamoxifen is alleen bij endometriumcarcinoom gecontra-indiceerd. Daarom is besloten Endometriumcarcinoom apart op de lijst op te nemen.
224 - Endometriumcarcinoom19 - ENDOMETRIUM- CARCINOOM
182 - Maligne neoplasma corpus uteri
182.0 - Corpus uteri, except isthmus
182.1 - Isthmus
182.8 - Other specified sites of body of uterus
C54.1 - Maligne neoplasma van corpus uteri, Endometrium
254878006 - endometrial carcinoma (disorder)
EpilepsieHet aanvalsgewijs, meestal kortdurend plaatsvinden van veranderingen in de elektrische activiteit van de hersencellen (abnormale, buitensporige ontladingen), met stoornissen in de hersenfunctie tot gevolg (insult, aanval). Er kunnen zich motorische, sensorische, vegetatieve of psychische verschijnselen voordoen. Vaak is er ook sprake van bewustzijnsverlies of -daling.
(Coëlho Zakwoordenboek der Geneeskunde, 28e druk, Elsevier Gezondheidszorg)
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
De werkgroep is van mening dat de naam die in de verschillende bronnen wordt gebruikt, kan worden gehandhaafd.
42 - Epilepsie2 - EPILEPSIE
345 - Epilepsy and recurrent seizures
345.0 - Gegeneraliseerde niet-convulsieve epilepsie
345.1 - Gegeneraliseerde convulsieve epilepsie
345.2 - Petit Mal Status
345.3 - Grand Mal Status
345.4 - Partiele epilepsie met aantasting van het bewustzijn
345.5 - Partiele epilepsie
345.6 - Infantiele Spasmen
345.7 - Epilepsia Partialis Continua
345.8 - Vorm van epilepsie NEC
345.9 - Epilepsie NNO
G40 - Epilepsie
G40.0 - Lokalisatiegebonden (focale)(partiële) idiopathische epilepsie en epileptische syndromen met aanvallen van lokale oorsprong
G40.1 - Lokalisatiegebonden (focale)(partiële) symptomatische epilepsie en epileptische syndromen met eenvoudige partiële aanvallen
G40.2 - Lokalisatiegebonden (focale)(partiële) symptomatische epilepsie en epileptische syndromen met complexe partiële aanvallen
G40.3 - Gegeneraliseerde idiopathische epilepsie en epileptische syndromen
G40.4 - Overige vormen van gegeneraliseerde epilepsie en epileptische syndromen
G40.6 - Grandmalaanvallen (met of zonder petit mal), niet gespecificeerd
G40.7 - Petit mal zonder grandmalaanvallen, niet gespecificeerd
G40.8 - Overige gespecificeerde vormen van epilepsie
G40.9 - Epilepsie, niet gespecificeerd
G40.5 - Speciale epileptische syndromen
84757009 - epilepsy (disorder)
Extrapiramidale stoornis (excl. Parkinson)Motorische stoornis, veroorzaakt door een stoornis in het extrapiramidale systeem.
Extrapiramidaal systeem: het complex van kernen van corpus striatum en pallidum, die samen met de piramidebaan de motoriek verzorgen (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek).
In de werkgroep is in november 2012 het volgende besproken:

Het voorstel om 'Parkinson, ziekte van' aan te passen in 'Parkinson, ziekte van/Extrapiramidale stoornis' is omgezet in een ander besluit. De contra-indicatieaarden Extrapiramidale stoornis en Ziekte van Parkinson zijn op 17 juni 2010 samengevoegd. Nu staat alleen “Parkinson, ziekte van” in de lijst. Het is in de praktijk niet duidelijk dat dit ook voor de Extrapiramidale stoornis is bedoeld. Dus iemand die alleen op Extrapiramidaal zoekt, zal nooit iets vinden.

Het besluit is om ‘Extrapiramidale stoornis’ en de ‘Ziekte van Parkinson’uit elkaar te trekken en apart te benoemen in de Nationale Contra-Indicatielijst.

In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:

De werkgroep is van mening dat bewaakt moet kunnen worden op 1) de ziekte van Parkinson, 2) tardieve dyskinesie (zoals nu bij Health Base), 3) overige vormen van parkinsonisme, bijv. bij Lewy-Body-dementie. Tijdens de eerdere vergadering van 12 juli 2007 werd besloten tot de contra- indicaties/voorzorgen 1) Parkinson en overige extrapiramidale stoornissen; 2) Tardieve dyskinesie. Volgens Pinkhof Geneeskundig Woordenboek wordt tardieve dyskinesie echter beschreven als: ‘extrapiramidale verschijnselen (o.a. orofaciale dyskinesieën) die optreden na langdurig gebruik van fenothiazinen’. Dat betekent dat ‘tardieve dyskinesie’ dan zowel onder ‘Parkinson en overige extrapiramidale stoornissen’ zou vallen als onder ‘Tardieve dyskinesie’. Daarom wordt gekozen voor andere termen: 1) Parkinson, ziekte van; 2) Extrapiramidale stoornis (excl. Parkinson). Onder de nieuwe term ’Extrapiramidale stoornis (excl. Parkinson)’ vallen dan bijvoorbeeld tardieve dyskinesie en extrapiramidale stoornissen bij Lewy-Body-Dementie. In de commentaarronde is ook gevraagd of ‘Bewegingsstoornissen door middelen ’ op de nationale lijst opgenomen kunnen worden, omdat bij bewegingsstoorissen door middelen bijvoorbeeld soms dopaminerge antiparkinsonmiddelen gecontra-indiceerd zijn. Dit valt ook onder ‘Extrapiramidale stoornis (excl. Parkinson)’.

1333 - Extrapiramidale stoornis (excl. Parkinson)7 - TARDIEVE DYS- KINESIE
76349003 - Extrapyramidal disease (disorder)
Factor V Leiden Heterozygootbezit van een kopie van de genvariant factor V Leiden. Factor V Leiden leidt tot geactiveerd-proteine-C-resistentie, een afwijking waarbij bloedstollingsfactor V verminderd gevoelig is voor de remmende werking van geactiveerde proteine-C. Dit leidt tot een verhoogd risico op trombusvorming (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek).Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Toelichting op basis van de werkgroep Farmacogenetica van de KNMP: Factor V Leiden verschilt in een nucleotide van het normale allel, leidend tot een verschillend aminozuur in het eiwit. De meest gangbare term is ‘heterozygoot’ voor 1 normaal en 1 variant allel, en ‘homozygoot’ voor 2 variant allelen.504 - Heterozygoot factor V Leiden503 - FACTOR V LEIDEN HOMO-/HETEROZYGOOT
286.9 - overige en niet gespecificeerd stollingsstoonissen
D68.2 - Hereditaire deficiëntie van andere stollingsfactoren
307116001 - heterozygous Factor V Leiden mutation (disorder)
Factor V Leiden Homozygootbezit van twee kopieën van de genvariant factor V Leiden. Factor V Leiden leidt tot geactiveerd-proteine-C-resistentie, een afwijking waarbij bloedstollingsfactor V verminderd gevoelig is voor de remmende werking van geactiveerde proteine-C. Dit leidt tot een verhoogd risico op trombusvorming (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek). Zie 'Factor V Leiden Heterozygoot'503 - Homozygoot factor V Leiden503 - FACTOR V LEIDEN HOMO-/HETEROZYGOOT
286.9 - - overige en niet gespecificeerd stollingsstoonissen
D68.2 - Hereditaire deficiëntie van andere stollingsfactoren
307115002 - homozygous Factor V Leiden mutation (disorder)
Factor V Leiden, afwezigFenotype met normale activiteit van factor V. Deze patienten hebben geen (extra) verhoogd risico op veneuze trombo-embolie. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - Factor V Leiden. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 24 februari 2009).

Zie 'Factor V Leiden heterozygoot'533 - Factor V Leiden, afwezig533 - Factor V Leiden, afwezig
FenylketonurieStofwisselingsdefect door het ontbreken van het leverenzym fenylalaninehydroxylase, zodat fenylalanine niet of onvoldoende in tyrosine wordt omgezet; de overblijvende fenylalanine is toxisch voor de hersenen, met als gevolg gebrekkige geestelijke ontwikkeling.
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
213 - Fenylketonurie270.1 - Fenylketonurie
E70.0 - Klassieke fenylketonurie
E70.1 - overige hyperfenylalaninemieën
58256000 - Dihydropteridine reductase deficiency (disorder)
297225000 - Maternal phenylketonuria (disorder)
7573000 - Classical phenylketonuria (disorder)
Feochromocytoom Uit verzoek tot opnemen Feochromocytoom in NCI-lijst:
 Een feochromocytoom is een zeldzame, catecholamineproducerende tumor van de chromaffiene cellen in het bijniermerg (90%) of chromaffiene cellen elders in het lichaam (10%), zoals het bekkengebied of borst- en buikholte. Indien de feochromocytoom gesitueerd is buiten de bijnier, wordt het een paraganglioom genoemd. Van de feochromocytomen die groeien in de bijnieren is ongeveer 10-15% kwaadaardig. Bij een paraganglioom daarentegen kan in 20-50% van de gevallen sprake zijn van een kwaadaardig gezwel. Oorzaak In de meeste gevallen is de exacte oorzaak van feochromocytoom onbekend. Dit wordt ook wel een sporadisch feochromocytoom genoemd. Bij een derde van de mensen met een feochromocytoom is er echter sprake van erfelijke aanleg. Een mutatie in het DNA veroorzaakt het gezwel. Een feochromocytoom of paraganglioom is dan onderdeel van een erfelijke ziekte, zoals multiple endocriene neoplasie (MEN) type 2 syndroom, neurofibromatose type I (Von Recklinghausen), de ziekte van Von Hippel Lindau of een familiair paraganglioom syndroom. Klachten De klachten en verschijnselen kunnen sterk variëren per individu. Ze worden enerzijds veroorzaakt door het teveel aan catecholamines die door het gezwel worden geproduceerd en anderzijds door druk van het gezwel op de omliggende weefsels. De klachten en verschijnselen die aanvalsgewijs kunnen ontstaan zijn: verhoogde bloeddruk, orthostatische hypotensie, hoofdpijn, overmatig zweten, trillen, hartkloppingen, misselijkheid, moeheid, etc.

Gevolgen: Een plots veel te hoge bloeddruk kan hierbij worden uitgelokt door een chirurgische ingreep, of gebruik van bepaalde medicijnen of voeding. Dit kan uiteindelijk leiden tot een myocardinfarct, cerebrovasculair accident (beroerte), encefalopathie, hartritmestoornissen, hartfalen, longoedeem en heeft soms zelfs de dood tot gevolg.
In de werkgroep is op 21 november 2019 het volgende besproken:
Feochromocytoom is vaak tijdelijk. Na (chirurgische) behandeling is geen bewaking meer nodig op contra-indicatie Feochromocytoom. Bij patienten die in afwachting zijn van behandeling of bij wie behandeling niet mogelijk is, is bewaken op deze contra-indicatie zinvol. 
1384 - Feochromocytoom80 - Feochromocytoom
124 - Feochromocytoom
D35.0 - bijnier
C74.1 - bijniermerg [medulla]
D09.3 - schildklier en overige endocriene klieren
D44.1 - bijnier
302835009 - feochromocytoom (aandoening) Phaeochromocytoma (disorder) Phaeochromocytoma [Ambiguous] Pheochromocytoma (disorder)
G6PD-deficiëntieAangeboren afwijking waarbij glucose-6-fosfaat-dehydrogenase (= enzym in erytrocyt) ontbreekt; in de erytrocyt stijgt de hoeveelheid geoxideerd glutathion en daalt de hoeveelheid gereduceerd glutathion, met verminderde stabiliteit van de erytrocyt en hemolytische anemie tot gevolg, vooral na ‘oxidatieve stress’ door bepaalde geneesmiddelen, infecties en na het eten van tuinbonen (favisme); komt vooral voor in Afrika en rondom de Middellandse Zee.
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
De werkgroep geeft de voorkeur aan het gebruik van de afkorting in de naam in plaats van de naam voluit geschreven. Aanvulling oktober 2007: Na de vergadering van 12 juli 2007 bleek dat de WINAp-werkgroep Contra-Indicaties heeft aangeraden om de contra-indicatie in twee groepen te splitsen: G6PD-deficiëntie zonder chronische anemie (type II/III) en G6PD-deficiëntie met chronische anemie (type I) De motivatie hiervoor was dat van de 42 geneesmiddelen/geneesmiddelgroepen er slechts 9 het zelfde advies krijgen voor beide groepen G6PD-deficiëntie (namelijk de 9 met een nee/nee-advies). Splitsing voorkomt hierdoor dat elke waarschuwing zowel een advies bevat dat van toepassing is, als een advies dat niet van toepassing is voor de betrokken patiënt. De werkgroep van het EMD-project contraindicaties/voorzorgen is echter van mening dat splitsen alleen gewenst is als er daadwerkelijk andere acties zijn (ja of nee), en niet altijd noodzakelijk is als het gaat om tekst in te korten. Opgemerkt wordt dat men doorgaans alleen achter de G6PD-deficiëntie komt n.a.v. het symptoom anemie, dus dat het waarschijnlijk vooral om de vorm met anemie zal gaan.
78 - G6PD-deficiëntie41 - G6PD-DEFICIENTIE
271.0 - Glycogenose
D55.0 - Anemie door deficiëntie van glucose-6-fosfaatdehydrogenase [G-6-PD]
62403005 - glucose-6-phosphate dehydrogenase deficiency anemia (disorder)
GlaucoomVerzamelnaam voor oogaandoeningen waarbij het aantal zenuwvezels in de oogzenuw afneemt en het gezichtsveld wordt aangetast, meestal door een tijdelijke of blijvende intraoculaire drukverhoging.
(PInkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
De werkgroep is van mening dat zorgverleners, met uitzondering van oogartsen, vooral de algemene term ‘glaucoom’ gebruiken. In de afhandelingstekst kunnen evt. afwijkende adviezen voor verschillende vormen van glaucoom worden genoemd.
67 - Glaucoom38 - GESL. KAMERHOEK GLAUCOOM
39 - OPEN KAMERHOEK GLAUCOOM
365 - ** Glaucoom
365.0 - Borderline glaucoma [glaucoma suspect]
365.1 - Open-angle glaucoma
365.2 - Primary angle-closure glaucoma
365.3 - Corticosteroid-induced glaucoma
365.4 - Glaucoma associated with congenital anomalies, dystrophies, and systemic syndromes
365.5 - Glaucoma associated with disorders of the lens
365.6 - Glaucoma associated with other ocular disorders
365.8 - Other specified forms of glaucoma
365.9 - Unspecified glaucoma
H40 - Glaucoom
H40.0 - Glaucoma suspectum
H40.1 - Primair open-kamerhoekglaucoom
H40.2 - Primair gesloten-kamerhoekglaucoom
H40.3 - Secundair glaucoom, ten gevolge van oogtrauma
H40.4 - Secundair glaucoom, ten gevolge van ontsteking van oog
H40.5 - Secundair glaucoom, ten gevolge van overige oogaandoeningen
H40.6 - Secundair glaucoom, ten gevolge van geneesmiddelengebruik
H40.8 - Overige gespecifceerde vormen van glaucoom
H40.9 - Glaucoom, niet gespecificeerd
H42* - Glaucoom bij elders geclassificeerde ziekten
H42.0* - Glaucoom bij elders geclassificeerde endocriene ziekten en voedings- en stofwisselingsstoornissen
H42.8* - Glaucoom bij elders geclassificeerde overige ziekten
23986001 - glaucoma (disorder)
HartfalenSyndroom waarbij het hart als pomp tekortschiet, met als gevolg dat er onvoldoende bloed naar de weefsels wordt gepompt om in de behoeften van het lichaam te voorzien (forward failure) of dat er veneuze stuwing ontstaat (backward failure).
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
72 - Hartfalen14 - HARTFALEN
428 - Decompensatie cordis
428.0 - Congestive heart failure, unspecified
428.1 - Left heart failure
428.2 - Systolic heart failure
428.3 - Diastolic heart failure
428.4 - Combined systolic and diastolic heart failure
428.9 - Heart failure, unspecified
I50 - Hartdecompensatie
I50.0 - Hartdecompensatie met stuwing
I50.1 - Linker-ventrikeldecompensatie
I50.9 - Hartdecompensatie, niet gespecificeerd
84114007 - Heart failure (disorder)
Harttransplantatie In de werkgroep is 22 november 2018 het volgende besproken:
Patiënten die een orgaantransplantatie hebben ondergaan, krijgen om rejectie te voorkomen levenslang medicatie en bepaalde geneesmiddelen mogen helemaal niet worden gegeven of uitsluitend met zorgvuldige controle. Er is momenteel geen mogelijkheid om deze contra-indicatie vast te leggen in de elektronische patiëntendossiers, waardoor de kans bestaat dat er medicatiefouten worden gemaakt. Er zijn steeds meer patiënten die een nier-, lever-, hart- of longtransplantatie hebben ondergaan waarbij geneesmiddelen gecontra-indiceerd zijn, de patiënten komen vaak bij meerdere artsen in 1e en 2e lijn, waardoor een contra-indicatievermelding van belang is. Daarom moeten contra-indicaties worden opgenomen voor transplantatie van nier, lever, hart en long.
1377 - HARTTRANSPLANTATIE118 - harttransplantatie
Z94.1 - aanwezigheid van harttransplantaat
161666008 - History of heart recipient (situation) History of - heart recipient (context-dependent category) History of - heart recipient (situation) status na harttransplantatie (situatie)
32413006 - Transplantation of heart (procedure) harttransplantatie (verrichting)
HLA-A*3101-negatiefHLA polymorfismen kunnen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van afweerreacties of afweerstoffen tegen een eiwitgeneesmiddel of tegen een geneesmiddel dat leidt tot modificatie van eiwitten in het lichaam. HLA-A*3101-negatief is het normale genotype. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - HLA. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 23 september 2016).Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-A*3101-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-A*3101-positief is het afwijkende genotype.
1364 - HLA-A*3101-NEGATIEF564 - HLA-A*3101negatief
HLA-A*3101-positiefHLA polymorfismen kunnen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van afweerreacties of afweerstoffen tegen een eiwitgeneesmiddel of tegen een geneesmiddel dat leidt tot modificatie van eiwitten in het lichaam. HLA-A*3101-positieve patiënten hebben een sterk verhoogd risico op een overgevoeligheidsreactie voor carbamazepine. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - HLA. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 23 september 2016). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-A*3101-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-A*3101-positief is het afwijkende genotype.
1361 - HLA-A*3101-POSITIEF563 - HLA-A*3101positief
716054006 - Human leukocyte antigen A 3101 antigen present (finding)
HLA-B*1502-negatiefHLA polymorfismen kunnen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van afweerreacties of afweerstoffen tegen een eiwitgeneesmiddel of tegen een geneesmiddel dat leidt tot modificatie van eiwitten in het lichaam. HLA-B*1502-negatief is het normale genotype. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - HLA. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 23 september 2016).Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-B*1502-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-B*1502-positief is het afwijkende genotype.
1363 - HLA-B*1502-NEGATIEF566 - HLA-B*1502negatief
HLA-B*1502-positiefHLA polymorfismen kunnen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van afweerreacties of afweerstoffen tegen een eiwitgeneesmiddel of tegen een geneesmiddel dat leidt tot modificatie van eiwitten in het lichaam. HLA-B*1502-positieve patiënten hebben een sterk verhoogd risico op een overgevoeligheidsreactie voor carbamazepine. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - HLA. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 23 september 2016).Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-B*1502-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-B*1502-positief is het afwijkende genotype.
1360 - HLA-B*1502-POSITIEF565 - HLA-B*1502positief
439978000 - Human leukocyte antigen B 1502 antigen present (finding)
HLA-B*1511-negatiefHLA polymorfismen kunnen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van afweerreacties of afweerstoffen tegen een eiwitgeneesmiddel of tegen een geneesmiddel dat leidt tot modificatie van eiwitten in het lichaam. HLA-B*1511-negatief is het normale genotype. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - HLA. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 23 september 2016).Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-B*1511-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-B*1511-positief is het afwijkende genotype.
1365 - HLA-B*1511-NEGATIEF568 - HLA-B*1511negatief
HLA-B*1511-positiefHLA polymorfismen kunnen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van afweerreacties of afweerstoffen tegen een eiwitgeneesmiddel of tegen een geneesmiddel dat leidt tot modificatie van eiwitten in het lichaam. HLA-B*1511-positieve patiënten hebben een sterk verhoogd risico op een overgevoeligheidsreactie voor carbamazepine. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - HLA. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 23 september 2016).Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-B*1511-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-B*1511-positief is het afwijkende genotype.
1362 - HLA-B*1511-POSITIEF567 - HLA-B*1511positief
HLA-B*5701-negatiefHLA polymorfismen kunnen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van afweerreacties of afweerstoffen tegen een eiwitgeneesmiddel of tegen een geneesmiddel dat leidt tot modificatie van eiwitten in het lichaam. HLA-B*5701-negatief is het normale genotype. HLA-B*5701-positieve patiënten hebben een sterk verhoogd risico op een overgevoeligheidsreactie voor abacavir. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - HLA. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 16 december 2008).
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-B*5701-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-B*5701-positief is het afwijkende genotype.
537 - HLA-B*5701-negatief537 - HLA-B*5701-negatief
HLA-B*5701-positiefHLA polymorfismen kunnen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van afweerreacties of afweerstoffen tegen een eiwitgeneesmiddel of tegen een geneesmiddel dat leidt tot modificatie van eiwitten in het lichaam. HLA-B*5701-positieve patiënten hebben een sterk verhoogd risico op een overgevoeligheidsreactie voor abacavir. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - HLA. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 16 december 2008).Zie 'HLA-B*5701-negatief'536 - HLA-B*5701-positief536 - HLA-B*5701-positief
HLA-B*5801-negatief HLA polymorfismen kunnen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van afweerreacties of afweerstoffen tegen een eiwitgeneesmiddel of tegen een geneesmiddel dat leidt tot modificatie van eiwitten in het lichaam. HLA-B*5801-negatief is het normale genotype HLA-B*5801-positieve patiënten hebben een sterk verhoogd risico op een levensbedreigende cutane bijwerking van allopurinol . (Adviestekst HLA-B*5801-negatief, KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 30 januari 2017). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. 
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-B*5801-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-B*5801-positief is het afwijkende genotype.
1367 - HLA-B*5801-NEGATIEF570 - HLA-B*5801negatief
HLA-B*5801-positief HLA polymorfismen kunnen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van afweerreacties of afweerstoffen tegen een eiwitgeneesmiddel of tegen een geneesmiddel dat leidt tot modificatie van eiwitten in het lichaam. HLA-B*5801-positieve patiënten hebben een sterk verhoogd risico op een levensbedreigende cutane bijwerking van allopurinol . (Adviestekst HLA-B*5801-negatief, KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 30 januari 2017). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.   
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-B*5801-negatief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-B*5801-positief is het afwijkende genotype.
1366 - HLA-B*5801-POSITIEF569 - HLA-B*5801positief
HLA-B44-negatiefHLA polymorfismen kunnen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van afweerreacties of afweerstoffen tegen een eiwitgeneesmiddel of tegen een geneesmiddel dat leidt tot modificatie van eiwitten in het lichaam. HLA-B44-negatieve patienten hebben minder vaak een aanhoudende respons op ribavirine. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - HLA. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 16 december 2008).Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. HLA-B44-positief is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. HLA-B44-negatief is het afwijkende genotype.
531 - HLA-B44-negatief531 - HLA-B44 negatief
HLA-B44-positiefHLA polymorfismen kunnen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van afweerreacties of afweerstoffen tegen een eiwitgeneesmiddel of tegen een geneesmiddel dat leidt tot modificatie van eiwitten in het lichaam. HLA-B44-positief is het normale genotype. HLA-B44-negatieve patienten hebben minder vaak een aanhoudende respons op ribavirine. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - HLA. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 16 december 2008).Zie 'HLA-B44-negatief'532 - HLA-B44-positief532 - HLA-B44 positief
Hyperlipidemie, familiaireErfelijke vorm van hyperlipidemie.
Hyperlipidemie: verzamelbegrip van hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie en hyperlipoproteïnemie (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Bij Health Base is de contra-indicatie ‘Hypercholesterolemie’ recent vervangen door ‘Familiaire hyperlipidemie’. Aan de gebruikers van Pharmacom/Medicom is hierover vorig jaar het volgende gemeld: “In praktijk is gebleken dat over het algemeen weinig tot niets met de signalen bij de contra-indicatie Hypercholesterolemie (CI 042) werd gedaan. Dit is overigens terecht, omdat beïnvloeding van de lipiden door de bewaakte middelen hooguit een paar procent is. Bij het lipideverlagende effect dat o.a. met statines bereikt wordt is een dergelijke stijging niet klinisch relevant. Bij patiënten met een familiaire aandoening kan gebruik van bepaalde geneesmiddelen wél leiden tot een ongewenste toename van bijv. triglyceriden. Het gaat hierbij echter om een veel kleinere groep patiënten, waar bij optreden van het signaal daadwerkelijk actie moet worden ondernomen.” De werkgroep is van mening dat op basis van deze recente gegevens de bewaking ‘Hyperlipidemie, familiaire’ genoemd moet worden.
227 - Hyperlipidemie, familiaire64 - FAMILIAIRE HYPERLIPIDEMIE
272.0 - Zuivere hypercholesterolemie
E78.0 - Zuivere hypercholesterolemie
E78.1 - zuivere hyperglyceridemie
E78.2 - gemengde hyperlipidemie
E78.3 - hyperchylomicronemie
E78.4 - overige gespecificeerde vormen van hyperlipidemie
E78.5 - hyperlipidemie, niet-gespecificeerd
E78.6 - lipoproteïnedeficiëntie
E78.8 - overige gespecificeerde stofwisselingsstoornissen van lipoproteïnen
E78.9 - stofwisselingsstoornis van lipoproteïnen, niet-gespecificeerd
55822004 - Hyperlipidemia (disorder)
HypertensieBij herhaalde metingen vastgestelde verhoogde bloeddruk. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
Zie de multidisciplinaire richtlijn 'Cardiovasculair risicomanagement' voor een definitie van verhoogde bloeddruk. Deze richtlijn is te raadplegen op de website www.kwaliteitskoepel.nl.
18 - Hypertensie10 - HYPERTENSIE
401 - Essentiele hypertensie
401.0 - Essentiele maligne hypertensie
401.1 - Essentiele benigne hypertensie
401.9 - Essentiele hypertensie, NNO
402 - Hypertensive heart disease
402.0 - Malignanten verder gespecificeerd
402.10 - Hartziekte tgv benigne hypertensie met stuwing
402.11 - Hartziekte tgv benigne hypertensie met hartdecompensatie en stuwing
402.90 - Hartziekte tgv hypertensie NNO, met stuwing
402.91 - Hartziekte tgv hypertensie NNO, met hartdecompensatie en stuwing
403 - Hypertensive chronic kidney disease
403.0 - Hypertensive chronic kidney disease, Malignant
403.1 - Hypertensive chronic kidney disease, Benign
403.9 - Unspecified
404 - 404 Hypertensive heart and chronic kidney disease
404.0 - Hypertensive heart and chronic kidney disease, Malignant
404.1 - Hypertensive heart and chronic kidney disease, Benign
404.9 - Hypertensive heart and chronic kidney disease, Unspecified
405 - Secundaire hypertensie
405.0 - Secundaire maligne hypertensie
405.1 - Secundaire benigne hypertensie
405.9 - Secundaire hypertensie NNO
I10 - Essentiële (primaire) hypertensie
I11 - Hypertensieve hartziekte
I11.0 - Hypertensieve hartziekte met (congestieve) hartdecompensatie
I11.9 - Hypertensieve hartziekte zonder (congestieve) hartdecompensatie
I12 - Hypertensieve nierziekte
I12.0 - Hypertensieve nierziekte met nierinsufficiëntie
I12.9 - Hypertensieve nierziekte zonder nierinsufficiëntie
I13 - Hypertensieve hart- én nierziekte
I13.0 - Hypertensieve hart- én nierziekte met (congestieve) hartdecompensatie
I13.1 - Hypertensieve hart- én nierziekte met nierinsufficiëntie
I13.2 - Hypertensieve hart- én nierziekte met (congestieve) hartdecompensatie én nierinsufficiëntie
I13.9 - Hypertensieve hart- én nierziekte, niet gespecificeerd
I15 - Secundaire hypertensie
I15.0 - Renovasculaire hypertensie
I15.1 - Hypertensie secundair aan andere nieraandoeningen
I15.2 - Hypertensie secundair aan endocriene ziekten
I15.8 - Overige gespecificeerde vormen van secundaire hypertensie
I15.9 - Secundaire hypertensie, niet gespecificeerd
38341003 - Hypertensive disorder, systemic arterial (disorder) Raised blood pressure (disorder)
Inflammatoire darmziektenChronische aspecifieke darmontsteking die lange tijd, vaak levenslang, klachten veroorzaakt; hiertoe behoren colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn; deze vormen vertonen veel verwantschap in symptomatologie (in 10-20% v.d. gevallen is onderscheid niet mogelijk), maar verschillen o.a. wat betreft anatomische lokalisatie, aanwezigheid van transmurale uitbreiding (Crohn) en perianale problemen (Crohn).
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is 12 november 2015 het volgende besproken:
Wijzigen van de naam van deze contra-indicatie is gewenst. De oude naam "Colitis ulcerosa / Ziekte van Crohn" moet worden gewijzigd in "Inflammatoire darmziekten". Deze term dekt de lading beter.
222 - Inflammatoire darmziekten30 - COLITIS ULCEROSA/ ZIEKTE VAN CROHN
30 - Inflammatoire darmziekten
556 - Ulcerative colitis (Idiopathische proctocolitis, ICD-9-DE)
In - ICD-9-CM onderscheiden in:
556.0 - Ulcerative (chronic) enterocolitis
556.1 - Ulcerative (chronic) ileocolitis
556.2 - Ulcerative (chronic) proctitis
556.3 - Ulcerative (chronic) proctosigmoiditis
556.4 - Pseudopolyposis of colon
556.5 - Left-sided ulcerative (chronic) colitis
556.6 - Universal ulcerative (chronic) colitis
556.8 - Other ulcerative colitis
556.9 - Ulcerative colitis, unspecified
555 - Enteritis regionalis
555.0 - Enteritis regionalis van dunne darm
555.1 - Enteritis regionalis van dikke darm
555.2 - Enteritis regionalis van dunne en dikke darm
555.9 - Enteritis regionalis , lokalisatie NNO
K51 - Colitis ulcerosa
K51.0 - Ulceratieve (chronische) enterocolitis
K51.1 - Ulceratieve (chronische) ileocolitis
K51.3 - Ulceratieve (chronische) rectosigmoïditis
K51.5 - Mucosale proctocolitis
K51.8 - Overige gespecificeerde colitis ulcerosa
K51.9 - Colitis ulcerosa, niet gespecificeerd
K50 - Ziekte van Crohn [enteritis regionalis]
K50.0 - Ziekte van Crohn van dunne darm
K50.1 - Ziekte van Crohn van dikke darm
K50.8 - Overige gespecificeerde ziekte van Crohn
K50.9 - Ziekte van Crohn, niet gespecificeerd
K51.4 - Pseudopolyposis van colon
K51.2 - Ulceratieve (chronische) proctitis
24526004 - Inflammatory bowel disease (disorder)
64766004 - Ulcerative colitis (disorder)
34000006 - Crohn's disease (disorder)
Ischemische hartziekten angina pectoris:benauwende, beangstigende, drukkende of beklemmende sensatie of pijn op de borst, vaak uitstralend naar een arm of beide armen, de keel, de onderkaak en/of rug. Treedt vooral op bij inspanning en verdwijnt bij staken daarvan of bij gebruik van nitraten (nitroglycerine). Meestal een gevolg van anoxie van het myocard als gevolg van coronairinsufficientie oftewel vernauwing van de takken van de kransslagaderen (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek).

stabiele angina pectoris: er is sprake van een voorspelbaar klachtenpatroon over langere tijd (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek).

ischemische hartziekte: aandoeningen van het hart die het gevolg zijn van atherosclerose van de kransslagaderen (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek).

Instabiele angina pectoris valt NIET onder deze contra-indicatie (zie rationale).
In de werkgroep is 21 november 2019 het volgende besproken:
De naam moet worden gewijzigd van Ischemische hartziekten (incl. angina pectoris) in ischemische hartziekten. Als een myocardinfarct de reden is om de contra-indicatie vast te leggen, dan geldt niet meer dat dit meer dan 3 maanden geleden moet zijn. De contra-indicatie geldt voor alle vormen van myocardischemie. 

In de werkgroep is 12 november 2015 het volgende besproken:
De naam Angina pectoris/ ischemische hartziekte dekt de lading niet goed. Daarom wordt deze gewijzigd in Ischemische hartziekten (incl. angina pectoris).

In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Angina pectoris en Ischemische hartziekte worden samengevoegd tot één contra-indicatie/voorzorg. In beide gevallen is er sprake van vernauwing van coronairarteriën. Dat kan zich uiten als angina pectoris, of andere ischemische hartziekten (bijv. hartinfarct). Health Base heeft in de commentaarronde opgemerkt dat bij de herziening van de CI, waar Health Base momenteel aan werkt, middelen die uitsluitend bij instabiele angina pectoris een probleem vormen, vermoedelijk niet opgenomen zullen worden. Health Base-bewaking is namelijk veelal gebaseerd op de stabiele/chronische vormen van aandoeningen. In die zin zal de bewaking bij instabiele angina pectoris dus mogelijk niet sluitend zijn (wat naar de mening van Health Base gezien het karakter van de aandoening geen probleem is, maar waar de gebruiker zich wel van bewust dient te zijn). Door KNMP/WINAp is de herziening van de contra-indicatie Angina Pectoris in een vergadering voorgelegd aan deskundigen. De werkgroep concludeerde dat combinatie van ‘angina pectoris’ en ‘ischemische hartziekten’ tot een contra-indicatie alleen goed is als de acute, instabiele situaties (instabiele angina pectoris, recent myocardinfarct) uitgesloten worden. Hierbij dient ook gedefinieerd te worden na hoeveel maanden een myocardinfarct niet meer recent is. De redenen voor dit advies zijn: dat volgens de cardioloog veel medicamenten, waarop bij angina pectoris bewaakt moet worden, bij een acuut myocardinfarct wel gebruikt worden; dat de medicatie bij instabiele angina pectoris duidelijk verschilt van die bij stabiele angina pectoris, bijv. nitraten bij stabiele angina pectoris en clopidogrel bij instabiele. Een extra reden om de acute coronaire syndromen (instabiele angina pectoris, acuut myocardinfarct) uit te sluiten, is dat deze aandoeningen tijdelijk van aard zijn. Waarschijnlijk zal dit maximaal 2-3 maanden bestaan. De werkgroep is dan ook van mening dat instabiele angina pectoris/recent hartinfarct niet onder deze contraindicatie/voorzorg zal vallen, en dat instabiele angina pectoris te tijdelijk is om zelf als contra-indicatie/voorzorg op te nemen. Indien acuut dan zal er nog geen contra-indicatie zijn en kan de behandeling door een specialist plaatsvinden. Later kan de voorschrijver overwegen om de contra-indicatie op te nemen. (In de omschrijving van de contra-indicatie/voorzorg is nu niet opgenomen dat het excl. instabiele angina pectoris/recent hartinfarct is, aangezien dat niet zal passen in het betreffende veld van de G-Standaard (50 posities voor de omschrijving+naam geneesmiddel(groep)).
70 - Ischemische hartziekten 11 - ANGINA PECTORIS
11 - Ischemische hartziekten (incl Angina Pectoris)
413 - Angina pectoris
413.0 - Angina decubitus
413.1 - Prinzmetal angina
413.9 - Angina pectoris
414 - Ischemische hartziekten
414.0 - Coronaire atherosclerose
414.2 - Chronic total occlusion of coronary artery
414.8 - Other specified forms of chronic ischemic heart disease
414.9 - Chronische ischemische hartaandoening, NNO
412 - Oud Myocard infarct
I20 - Angina pectoris
I20.1 - Angina pectoris met gedocumenteerde spasme
I20.8 - Overige gespecificeerde vormen van angina pectoris
I20.9 - Angina pectoris, niet gespecificeerd
I25 - Chronische ischemische hartziekte
I25.1 - Atherosclerotische hartziekte
I25.2 - Vroeger myocardinfarct
I25.0 - atherosclerotische cardiovasculaire-ziekte, als zodanig omschreven
I25.5 - ischemische cardiomyopathie
I25.6 - subklinische [silent] myocardischemie
I25.8 - overige gespecificeerde vormen van chronische ischemische-hartziekte
I25.9 - chronische ischemische-hartziekte, niet-gespecificeerd
I21.0 - acuut transmuraal myocardinfarct van voorwand
I21.1 - acuut transmuraal myocardinfarct van onderwand
I21.2 - acuut transmuraal myocardinfarct van overige gespecificeerde lokalisaties
I21.3 - acuut transmuraal myocardinfarct, lokalisatie niet-gespecificeerd
I21.4 - acuut subendocardiaal-myocardinfarct
I21.9 - acuut myocardinfarct, niet-gespecificeerd
I22.0 - recidief myocardinfarct van voorwand
I22.1 - recidief myocardinfarct van onderwand
I22.8 - recidief myocardinfarct van overige gespecificeerde lokalisaties
I22.9 - recidief myocardinfarct, lokalisatie niet-gespecificeerd
194828000 - Angina (disorder)
414545008 - Ischemic heart disease (disorder)
JichtVorming en neerslag van natriumuraatkristallen in kraakbeen en bindweefsel. Symptomen zijn acute, heftig pijnlijke monoartritis of oligoartritis van het basisgewricht van de grote teen  of lokalisatie in middenvoet, enkel, knie of pols. Meestal geneest dit binnen drie weken. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
De werkgroep is van mening dat het niet nodig is de term jicht uit te breiden met ‘(arthritis urica)’. In het NHG-formularium wordt verschil gemaakt tussen een chronische aandoening en een jichtaanval. Dit is voor therapieschema’s mogelijk praktisch, maar voor het koppelen van een patiënt aan een contra-indicatie/voorzorg is het praktisch om daartussen geen verschil te maken. Er wordt gesproken over het feit dat met allopurinol of benzbromaron niet tijdens een jichtaanval dient te worden gestart. Dit hoeft echter niet opgenomen te worden bij de contra-indicatie/voorzorg jicht, dit heeft meer te maken met rationeel voorschrijven.
98 - Jicht17 - JICHT
274 - Jicht
274.0 - Jicht artropathie
274.1 - Jicht nefropathie
274.8 - Gout with other specified manifestations en verder gespecificeerd
274.9 - Jicht NNO
M10 - Jicht
M10.0 - Idiopathische jicht
M10.1 - Door lood geïnduceerde jicht
M10.2 - Door geneesmiddel geïnduceerde jicht
M10.3 - Jicht door verminderde nierfunctie
M10.4 - Overige secundaire jicht
M10.9 - Jicht, niet gespecificeerd
90560007 - Gout (disorder)
Kinderwens (man)Kinderwens bij gebruik van een geneesmiddel door de man. In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Met Kinderwens (vrouw) in de G-Standaard wordt bedoeld: kinderwens bij gebruik van een geneesmiddel door de vrouw. Daarnaast is er contra-indicatie/voorzorg Kinderwens (man). In het bestand van Health Base is sinds juli 2007 ook ‘kinderwens man’ opgenomen, en heet de bestaande contra-indicatie 'kinderwens' sindsdien 'kinderwens vrouw'. De werkgroep neemt dit onderscheid en de bijbehorende namen over, met (vrouw) resp. (man) tussen haakjes: het gaat namelijk niet om de kinderwens van man resp. vrouw, maar om kinderwens, terwijl het geneesmiddel gebruikt wordt door man resp. vrouw.
1300 - Kinderwens (man)59 - KINDERWENS MAN
Z31.8 - Overige gespecificeerde hulpverlening in verband met voortplanting
Kinderwens (vrouw)Kinderwens bij gebruik van een geneesmiddel door de vrouw. In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Met Kinderwens (vrouw) in de G-Standaard wordt bedoeld: kinderwens bij gebruik van een geneesmiddel door de vrouw. Daarnaast is er contra-indicatie/voorzorg Kinderwens (man). In het bestand van Health Base is sinds juli 2007 ook ‘kinderwens man’ opgenomen, en heet de bestaande contra-indicatie 'kinderwens' sindsdien 'kinderwens vrouw'. De werkgroep neemt dit onderscheid en de bijbehorende namen over, met (vrouw) resp. (man) tussen haakjes: het gaat niet om de kinderwens van man resp. vrouw, maar om kinderwens, terwijl het geneesmiddel gebruikt wordt door man resp. vrouw.
1310 - Kinderwens (vrouw)60 - KINDERWENS VROUW
Z31.8 - Overige gespecificeerde hulpverlening in verband met voortplanting
169449001 - Trying to conceive (finding)
Lang-QT-intervalsyndroom (LQTS)Bij Lang-QT-intervalsyndroom (LQTS) is er sprake van een abnormaal lang QT-interval op het electrocardiogram (ECG). Het kan aangeboren of verworven zijn. Bij de verworven vorm wordt de verlenging van het QT-interval geïnduceerd door bepaalde geneesmiddelen of abnormale concentraties van elektrolyten in het bloed. 
(www.azcert.org, geraadpleegd 15 juli 2013)

In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Aan een deskundige van het AMC is gevraagd of de term ‘LQTS’ zowel voor een aangeboren als een verworven verlengd QT-interval gebruikt kan worden. Zijn antwoord in september 2007 was als volgt: ‘Ik zou wel onderscheid blijven maken tussen een aangeboren Lang-QT-syndroom (cLQTS) en een verworven Lang-QT-syndroom (aLQTS). Samen behoren ze wel tot de Lang-QT-syndromen. Het aangeboren LQTS heeft een genetische oorzaak en het is maar de vraag of dat ook altijd geldt voor het aLQTS. Tot nu toe kan dat maar in ongeveer 15% bewezen worden.’ De werkgroep oordeelt op basis hiervan dat, hoewel het aangeboren Lang-QT-intervalsyndroom onderscheiden moet worden van het verworven lang-QT-intervalsyndroom, beide onder de term Lang-QT-intervalsyndroom vallen (LQTS).
218 - Lang-QT-intervalsyndroom (LQTS)13 - LANG-QT-INTERVAL- SYNDROOM (LQTS)
426.8 - Other specified conduction disorders
I45.8 - Overige gespecificeerde geleidingsstoornissen
9651007 - Long QT syndrome (disorder)
Levercirrose Levercirrose: chronische leveraandoening, bestaande uit (nodulaire) regeneratie en verlittekening (fibrose) van de lever als reactie op hepatocellulaire necrose (bron: Pinkhof Geneeskundig Woordenboek).

De ernst van levercirrose wordt vaak aangeduid met een aangepaste vorm van de Child-Turcotte-Pugh-classificatie:
Child-Pugh-klasse A: licht
Child-Pugh-klasse B: matig
Child-Pugh-klasse C: ernstig
(bron: www.geneesmiddelenbijlevercirrose.nl)


In de werkgroep is 24 november 2016 het volgende besproken:
Voor de bewaking op levercirrose als contra-indicatie is de Child-Pugh-classificatie bepalend. Deze geeft de ernst van de levercirrose aan. De Child-Pugh-classificatie sluit niet aan bij het onderscheid gedecompenseerd / nog niet gedecompenseerd. Daarom worden de contra-indicaties Levercirrose (gedecompenseerd) en Levercirrose (nog niet gedecompenseerd) samengevoegd tot 1 contra-indicatie Levercirrose.

In de werkgroep is 20 november 2014 het volgende besproken:
De term 'Leverfunctiestoornis' is te breed. Voor veel patienten is deze contra-indicatie onterecht ingevoerd en het is niet mogelijk om goede bewakingsadviezen te geven. Voor gedecompenseerde levercirrose is het wel mogelijk om bewakingsadviezen op te stellen op basis van literatuur. Bewaking is hier ook nodig, omdat de lever geen restcapaciteit meer heeft. 
1352 - LEVERCIRROSE111 - LEVERCIRROSE (GEDECOMPENSEERD)
111 - LEVERCIRROSE
K74.6 - overige gespecificeerde en niet-gespecificeerde levercirrose
K74.3 - primaire biliaire-cirrose
K74.4 - secundaire biliaire-cirrose
K74.5 - biliaire cirrose, niet-gespecificeerd
K70.3 - alcoholische levercirrose
19943007 - Cirrhosis of liver (disorder)
19943007 - Cirrhosis of liver (disorder)
Levertransplantatie In de werkgroep is 22 november 2018 het volgende besproken:
Patiënten die een orgaantransplantatie hebben ondergaan, krijgen om rejectie te voorkomen levenslang medicatie en bepaalde geneesmiddelen mogen helemaal niet worden gegeven of uitsluitend met zorgvuldige controle. Er is momenteel geen mogelijkheid om deze contra-indicatie vast te leggen in de elektronische patiëntendossiers, waardoor de kans bestaat dat er medicatiefouten worden gemaakt. Er zijn steeds meer patiënten die een nier-, lever-, hart- of longtransplantatie hebben ondergaan waarbij geneesmiddelen gecontra-indiceerd zijn, de patiënten komen vaak bij meerdere artsen in 1e en 2e lijn, waardoor een contra-indicatievermelding van belang is. Daarom moeten contra-indicaties worden opgenomen voor transplantatie van nier, lever, hart en long.
1376 - LEVERTRANSPLANTATIE119 - levertransplantatie
Z94.4 - aanwezigheid van levertransplantaat
161671001 - History of - liver recipient (context-dependent category) History of liver recipient (situation) History of - liver recipient (situation) status na levertransplantatie ontvanger (situatie) status na partiële levertransplantatie ontvanger (situatie)
18027006 - Transplantation of liver (procedure) levertransplantatie (verrichting)
Longtransplantatie In de werkgroep is 22 november 2018 het volgende besproken:
Patiënten die een orgaantransplantatie hebben ondergaan, krijgen om rejectie te voorkomen levenslang medicatie en bepaalde geneesmiddelen mogen helemaal niet worden gegeven of uitsluitend met zorgvuldige controle. Er is momenteel geen mogelijkheid om deze contra-indicatie vast te leggen in de elektronische patiëntendossiers, waardoor de kans bestaat dat er medicatiefouten worden gemaakt. Er zijn steeds meer patiënten die een nier-, lever-, hart- of longtransplantatie hebben ondergaan waarbij geneesmiddelen gecontra-indiceerd zijn, de patiënten komen vaak bij meerdere artsen in 1e en 2e lijn, waardoor een contra-indicatievermelding van belang is. Daarom moeten contra-indicaties worden opgenomen voor transplantatie van nier, lever, hart en long.
1378 - LONGTRANSPLANTATIE120 - longtransplantatie
Z94.2 - aanwezigheid van longtransplantaat
161672008 - History of being lung transplant recipient (situation) History of - lung recipient (situation) History of - lung recipient (context-dependent category) status na longtransplantatie (situatie)
Maligne hyperthermie

Maligne hyperthermie

excessieve spieractiviteit en daardoor hoogoplopende lichaamstemperatuur als reactie op inleiding van narcose met halothaan of succinylcholine, die leidt tot uitdrijving van calcium uit de spiermembranen; genetisch heterogeen (genen op 6 chromosomen); aanval begint met spasme van de kaakspier, gevolgd door algehele spierspasmen, hyperventilatie, tachycardie, instabiele bloeddruk en een sterke stijging van de lichaamstemperatuur. [Bron: Pinkhof Geneeskundig woordenboek]

Maligne hyperthermie (MH) is een levensbedreigende complicatie van een algehele anesthesie. Deze aandoening ontstaat wanneer erfelijk voorbeschikte personen in contact gebracht worden met bepaalde anesthesiemiddelen [Bron: CWZ]

Symptomen van maligne hyperthermie zijn o.a. aritmie, hyperthermie, rabdomyolyse (als gevolg van spierrigiditeit), metabole acidose, hyperkaliemie.


Besluit van de NCI-werkgroep op 19 november 2020:  Neem maligne hyperthermie op in de NCI-lijst.

Onderbouwing:

Er zijn geneesmiddelen die recidief maligne hyperthermie kunnen veroorzaken. Bewaking als CI is zinvol, omdat patiënten bij wie maligne hyperthermie is opgetreden in het verleden bij opnieuw toepassen van de uitlokkende geneesmiddelen een verhoogd risico lopen om (opnieuw) maligne hyperthermie te ontwikkelen. 

Het optreden van maligne hyperthermie is gerelateerd aan RYR1, CACNA1S en STAC3 genafwijking. [Riazi S.  Anesthesiology. 2018 jan;128(1)168-180]

Niet alle genafwijkingen die maligne hyperthermie kunnen veroorzaken zijn getypeerd, waardoor gewerkt dient te worden met maligne hyperthermie als algemene contra-indicatie (en niet als een farmacogenetische contra-indicatie).

1388 - Maligne hyperthermie125 - maligne hyperthermie
Z88.4 - Persoonlijke anamnese met allergie voor anaesthetica
T88.3 - Maligne hyperthermie door anesthesie
405501007 - Malignant hyperthermia (finding) maligne hyperthermie (bevinding)
213026003 - Malignant hyperpyrexia caused by anesthetic (finding) maligne hyperthermie door anesthesie (bevinding)
Mastocytose/mestcelactivatiesyndroomSysteemaandoening van het weefselmacrofagensysteem, met hyperplasie en proliferatie van mestcellen, waardoor overproductie van histamine en andere mediatoren (prostaglandinen, leukotriënen) kan ontstaan.

Bron: Coëlho Zakwoordenboek der Geneeskunde, 28e druk, 2006

In de werkgroep is 22 november 2018 het volgende besproken:
Er is voldoende onderbouwing om de contra-indicatie op te nemen. 
1380 - MASTOCYTOSE/MESTCELACTIVATIESYNDROOM122 - mastocytose/mestcelactivatiesyndroom
Q82.2 - mastocytose
D47.0 - tumoren van histiocyten en mestcellen met onzeker of onbekend gedrag
C94.3 - mestcelleukemie
C96.2 - mestceltumor, maligne
397007003 - Mast cell disorder (disorder)
43371000146105 - Mast cell activation syndrome (disorder)
Mitochondriële ziekten

Mitochondriële/mitochondriale ziekten zijn een groep van genetische aandoeningen die wordt gekenmerkt door het disfunctioneren van mitochondriën, ze behoren tot de meest voorkomende erfelijke aandoeningen. De prevalentie wordt geschat op 1:5000. De diversiteit en complexiteit komen voort uit het enorme aantal genen dat verantwoordelijk is voor de bouw en functie van de mitochondriën. Uniek is dat de verantwoordelijke genen gelegen zijn op het kern-DNA en het mitochondriële DNA. Mitochondriële ziekten worden op verschillende manieren ingedeeld. In het verleden werd voornamelijk gebruik gemaakt van een syndromale benaming zoals MELAS of MERFF syndroom, of een functionele betiteling zoals complex I deficiëntie. Tegenwoordig wordt vooral onderscheid gemaakt op basis van het genetisch defect, zoals POLG-mutatie.

Vrijwel ieder orgaan kan zijn aangedaan door een mitochondriële ziekte. Het natuurlijk beloop toont vaak fluctuaties en uiteindelijk progressie in ernst van symptomen of betrokkenheid van orgaansystemen. Progressie kan worden uitgelokt door externe factoren zoals medicatie en fysieke stress ten tijde van infecties of operatieve ingrepen. 

In de werkgroep is 22 november 2018 het volgende besproken:
Er is onderbouwing voor een contra-indicatie "Mitochondriële ziekten". O.a. op de website van het RadboudUMC is informatie beschikbaar.

1379 - MITOCHONDRIELE ZIEKTEN123 - mitochondriële ziekten
G71.3 - mitochondriën myopathie, niet elders geclassificeerd
240096000 - Mitochondrial cytopathy (disorder)
Morbide obesitasObesitas: vetzucht (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)

Er is sprake van morbide obesitas bij patienten met een Body Mass Index (BMI) ≥ 40. (Van Binsbergen JJ, Langens FNM, Dapper ALM, Van Halteren MM, Glijsteen R, Cleyndert GA, Mekenkamp-Oei SN, Van Avendonk MJP. NHG-Standaard Obesitas. Huisarts Wet 2010:53(11):609-25)
In de werkgroep is 20 november 2014 het volgende besproken:
Voorgesteld wordt om maagverkleining, stoma en morbide obesitas als voorzorg op te nemen op de Nationale Contra-indicatielijst. Bij deze patientkenmerken kan sprake zijn van een veranderde opname van geneesmiddelen. Dit kan gevolgen hebben voor de dosering. Daarom is een medicatiebewakingssignaal met bijpassend advies gewenst. De werkgroep gaat akkoord met het voorstel.
1356 - MORBIDE OBESITAS116 - MORBIDE OBESITAS
E66.8 - overige gespecificeerde vormen van vetzucht
238136002 - Morbid obesity (disorder)
MTHFR 677CC (wild type)Genotype met normale activiteit van MTHFR. Dit enzym speelt een rol in het foliumzuurmetabolisme. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica – CYP1A2. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 12 november 2015).Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. MTHFR 677CC (wildtype) is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. MTHFR 677CT en 677TT zijn afwijkende genotypen.
1357 - MTHFR 677CC (WILD TYPE)
MTHFR 677CTGenotype met verminderde activiteit van MTHFR. Dit enzym speelt een rol in het foliumzuurmetabolisme. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica – CYP1A2. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 12 november 2015).Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. MTHFR 677CC (wildtype) is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. MTHFR 677CT en 677TT zijn afwijkende genotypen.
1358 - MTHFR 677CT
MTHFR 677TTGenotype met sterk verminderde activiteit van MTHFR. Dit enzym speelt een rol in het foliumzuurmetabolisme. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica – CYP1A2. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 12 november 2015).Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. MTHFR 677CC (wildtype) is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. MTHFR 677CT en 677TT zijn afwijkende genotypen.
1359 - MTHFR 677TT
MyasthenieVerhoogde vermoeibaarheid van de spieren.
Synoniem: spierzwakte
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Myasthenie is breder dan ‘myasthenia gravis’. De term ‘myasthenie’ is akkoord volgens de werkgroep.
136 - Myasthenie26 - MYASTHENIE
358.0 - Myasthenia gravis en verder gespecificeerd
358.1 - Myastheen syndroom tgv aangegeven ziekte
G70.0 - Myasthenia gravis
G73.1* - Syndroom van Eaton-Lambert (C80†)
G73.0 - myasthene syndromen bij endocriene ziekten
G73.2 - overige myasthene syndromen bij neoplasma (C00-D48)
G70.2 - congenitale en ontwikkelingsmyasthenie
91637004 - myasthenia gravis
56989000 - Eaton-Lambert syndrome (disorder)
Nierfunctie, verminderde

Verminderde glomerulaire filtratiesnelheid; leidt tot een ontoereikende verwijdering van zout en de bij de stofwisseling gevormde afbraakproducten uit het bloed. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)

Er is sprake van een (relatieve of absolute) contra-indicatie voor verschillende geneesmiddelen bij een creatinineklaring ≤ 50 ml/min.

In de werkgroep is in november 2014 het volgende besproken:

Op de Nationale Contra-indicatielijst staat verminderde nierfunctie, MDRD ≤ 50 ml/min. De term 'verminderde nierfunctie' is hier voldoende, met in de omschrijving een toelichting.

In de werkgroep is in november 2013 het volgende besproken:

Het voorstel is om de contra-indicatie ‘verminderde nierfunctie < 30 ml/min’ in de lijst op te nemen zonder de begrenzing (wijzigen in ‘verminderde nierfunctie’), omdat verminderde nierfunctie niet gekoppeld is aan de creatinineklaring. Daarnaast moet voor de meeste geneesmiddelen de dosering worden aangepast als de geschatte creatinineklaring (MDRD-klaring) lager is dan 50 ml/min. Ook is er een beperkt aantal geneesmiddelen waarvoor de dosering aangepast moet worden tussen 80 en 50 ml/min.

Uit de discussie kwam naar voren dat het loslaten van de grens kan leiden tot veel signalen. Daar tegenover staat dat nog niet veel systemen hierop kunnen bewaken, omdat de klinische beslisregels er nog niet zijn.

Bovendien is in het ziekenhuis een andere grenswaarde gewenst dan in de eerste lijn ((geschatte) creatinineklaring < 30 ml/min, versus < 50 ml/min).

Besluit: De contra-indicatie  ‘verminderde nierfunctie < 30 ml/min’ wordt vervangen door ‘verminderde nierfunctie, MDRD ≤ 50 ml/min.

In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:

De werkgroep heeft de voorkeur om ‘verminderde nierfunctie’ als term te gebruiken i.p.v. ‘nierfunctiestoornissen’, omdat het niet zal gaan om een verhoogde nierfunctie.

137 - Nierfunctie, verminderde33 - NIERFUNCTIE- STOORNIS
581 - Nephrotic syndrome
581.0 - With lesion of proliferative glomerulonephritis
581.1 - Nefrotisch syndroom, histologisch: membraneuze glomerulonefritis
581.2 - Nefrotisch syndroom, histologisch: membranoproliferatieve glomerulonefritis
581.3 - Nefrotisch syndroom, histologisch: glomerulonefritis met minimale afwijkingen
581.8 - With other specified pathological lesion in kidney
581.9 - Nefrotisch syndroom, NNO pathologische afwijking in nier
582 - Chronic glomerulonephritis
582.0 - With lesion of proliferative glomerulonephritis
582.1 - Chronische glomerulonefritis, histologisch: membraneuze glomerulonefritis
582.2 - With lesion of membranoproliferative glomerulonephritis
582.4 - With lesion of rapidly progressive glomerulonephritis
582.8 - With other specified pathological lesion in kidney en verder gespecificeerd
582.9 - Chronic glomerulonephritis with unspecified pathological lesion in kidney
583 - Nephritis and nephropathy, not specified as acute or chronic
583.0 - With lesion of proliferative glomerulonephritis
583.1 - With lesion of membranous (glomerulonephritis
583.2 - With lesion of membranoproliferative glomerulonephritis
583.4 - With lesion of rapidly progressive glomerulonephritis
583.6 - With lesion of renal cortical necrosis
583.7 - With lesion of renal medullary necrosis
583.8 - With other specified pathological lesion in kidney en verder gespecificeerd
583.9 - Nefritis of nefropathie met NNO pathologische afwijking nier
584 - Acute renal failure
584.5 - With lesion of tubular necrosis
584.6 - With lesion of renal cortical necrosis
584.7 - With lesion of renal medullary [papillary] necrosis
584.8 - With other specified pathological lesion in kidney
584.9 - Acute renal failure, unspecified
585 - Chronische nierinsufficientie
585.1 - Chronic kidney disease, Stage I
585.2 - Chronic kidney disease, Stage II (mild)
585.3 - Chronic kidney disease, Stage III (moderate)
585.4 - Chronic kidney disease, Stage IV (severe)
585.5 - Chronic kidney disease, Stage V
585.6 - End stage renal disease
585.9 - Chronic kidney disease, unspecified
586 - Nierinsufficientie NNO
587 - Nefrosclerose
588 - Disorders resulting from impaired renal function
588.0 - Renal osteodystrophy
588.1 - Nephrogenic diabetes insipidus
588.8 - Aandoeningen tgv beperkte nierfunctie
588.9 - Unspecified disorder resulting from impaired renal function
753.0 - Renal agenesis and dysgenesis (Hypoplasia of kidney(s))
591 - Hydronefrose
589 - Small kidney of unknown cause
589.0 - Unilateral small kidney
589.1 - Bilateral small kidneys
589.9 - Small kidney, unspecified
593.81 - Vascular disorders of kidney
N00 - Acuut nefritisch syndroom
N01 - Snel progressief nefritisch syndroom
N02 - Recidiverende en persisterende hematurie
N03 - Chronisch nefritisch syndroom
N04 - Nefrotisch syndroom
N05 - Niet gespecificeerd nefritisch syndroom
N06 - Geïsoleerde proteïnurie met gespecificeerde morfologische afwijking
N07 - Hereditaire nefropathie, niet elders geclassificeerd
N08* - Glomerulaire aandoeningen bij elders geclassificeerde ziekten
N08.0* - Glomerulaire aandoeningen bij elders geclassificeerde infectieziekten en parasitaire aandoeningen
N08.1* - Glomerulaire aandoeningen bij neoplasmata
N08.2* - Glomerulaire aandoeningen bij bloedziekten en bij aandoeningen waarbij immuunsysteem is betrokken
N08.3* - Glomerulaire aandoeningen bij diabetes mellitus (E10-E14† met gemeenschappelijk vierde teken .2)
N08.4* - Glomerulaire aandoeningen bij overige endocriene ziekten, voedings- en stofwisselingsstoornissen
N08.5* - Glomerulaire aandoeningen bij systeemziekten van bindweefsel
N08.8* - Glomerulaire aandoeningen bij elders geclassificeerde overige aandoeningen
N17 - Acute nierinsufficiëntie
N17.0 - Acute nierinsufficiëntie met tubulusnecrose
N17.1 - Acute nierinsufficiëntie met acute nierschorsnecrose
N17.2 - Acute nierinsufficiëntie met niermergnecrose
N17.8 - Overige gespecificeerde vormen van acute nierinsufficiëntie
N17.9 - Acute nierinsufficiëntie, niet gespecificeerd
N18 - Chronische nierinsufficiëntie
N18.0 - Terminale nierziekte
N18.8 - Overige gespecificeerde vormen van chronische nierinsufficiëntie
N18.9 - Chronische nierinsufficiëntie, niet gespecificeerd
N19 - Niet gespecificeerde nierinsufficiëntie
N26 - Niet gespecificeerde schrompelnier
N25 - Aandoeningen als gevolg van gestoorde tubulusfunctie
N25.0 - Renale osteodystrofie
N25.1 - Nefrogene diabetes insipidus
N25.8 - Overige gespecificeerde aandoeningen als gevolg van gestoorde tubulusfunctie
N25.9 - Aandoening als gevolg van gestoorde tubulusfunctie, niet gespecificeerd
Q60.3 - Hypoplasie van nier, enkelzijdig
Q60.4 - Hypoplasie van nier, dubbelzijdig
Q60.5 - Hypoplasie van nier, niet gespecificeerd
N13 - Obstructieve uropathie en reflux-uropathie
N13.0 - Hydronefrose met obstructie van pyelo-ureterale overgang
N13.1 - Hydronefrose met ureterstrictuur, niet elders geclassificeerd
N13.2 - Hydronefrose met obstructie door nier- en ureterstenen
N13.3 - Overige en niet gespecificeerde vormen van hydronefrose
N13.4 - Hydro-ureter
N13.5 - Afknikking en strictuur van ureter zonder hydronefrose
N13.6 - Pyonefrose
N13.7 - Uropathie samenhangend met vesico-ureterale reflux
N13.8 - Overige gespecificeerde obstructieve uropathie en reflux-uropathie
N13.9 - Obstructieve uropathie en reflux-uropathie, niet gespecificeerd
N10 - Acute tubulo-interstitiële nefritis
N11 - Chronische tubulo-interstitiële nefritis
N11.0 - Niet-obstructieve chronische pyelonefritis verband houdend met reflux
N11.1 - Chronische obstructieve pyelonefritis
N11.8 - Overige gespecificeerde chronische tubulo-interstitiële nefritis
N11.9 - Chronische tubulo-interstitiële nefritis, niet gespecificeerd
N12 - Tubulo-interstitiële nefritis, niet gespecificeerd als acuut of chronisch
N14 - Tubulo-interstitiële en tubulaire aandoeningen door geneesmiddelen en zware metalen
N14.0 - Nefropathie door analgetica
N14.1 - Nefropathie door overige gespecificeerde geneesmiddelen en biologische stoffen
N14.2 - Nefropathie door niet gespecificeerd geneesmiddel of biologische stof
N14.3 - Nefropathie door zware metalen
N14.4 - Toxische nefropathie, niet elders geclassificeerd
N15 - Overige tubulo-interstitiële nierziekten
N15.0 - Balkan-nefropathie
N15.1 - Renaal en perirenaal abces
N15.8 - Overige gespecificeerde tubulo-interstitiële nierziekten
N15.9 - Tubulo-interstitiële nierziekte, niet gespecificeerd
N16* - Tubulo-interstitiële nieraandoeningen bij elders geclassificeerde ziekten
N16.0* - Tubulo-interstitiële nieraandoeningen bij elders geclassificeerde infectieziekten en parasitaire aandoeningen
N16.1* - Tubulo-interstitiële nieraandoeningen bij neoplasmata
N16.2* - Tubulo-interstitiële nieraandoeningen bij bloedziekten en aandoeningen waarbij immuunsysteem is betrokken
N16.3* - Tubulo-interstitiële nieraandoeningen bij stofwisselingsstoornissen
N16.4* - Tubulo-interstitiële nieraandoeningen bij systeemziekten van bindweefsel
N16.5* - Tubulo-interstitiële nieraandoeningen bij afstoting van transplantaat (T86.-†)
N16.8* - Tubulo-interstitiële nieraandoeningen bij elders geclassificeerde overige ziekten
N27 - Kleine nier door onbekende oorzaak
N27.0 - Kleine nier, enkelzijdig
N27.1 - Kleine nier, dubbelzijdig
N27.9 - Kleine nier, niet gespecificeerd
N28.0 - Ischemie en infarct van nier
N99.0 - Nierinsufficiëntie na medische verrichting
R94.4 - Afwijkende uitslagen van nierfunctieonderzoeken
N18.1 - chronische nierziekte, stadium 1
N18.2 - chronische nierziekte, stadium 2
N18.3 - chronische nierziekte, stadium 3
N18.4 - chronische nierziekte, stadium 4
N18.5 - chronische nierziekte, stadium 5
76114004 - Decreased renal function (finding)
Niertransplantatie In de werkgroep is 22 november 2018 het volgende besproken:
Patiënten die een orgaantransplantatie hebben ondergaan, krijgen om rejectie te voorkomen levenslang medicatie en bepaalde geneesmiddelen mogen helemaal niet worden gegeven of uitsluitend met zorgvuldige controle. Er is momenteel geen mogelijkheid om deze contra-indicatie vast te leggen in de elektronische patiëntendossiers, waardoor de kans bestaat dat er medicatiefouten worden gemaakt. Er zijn steeds meer patiënten die een nier-, lever-, hart- of longtransplantatie hebben ondergaan waarbij geneesmiddelen gecontra-indiceerd zijn, de patiënten komen vaak bij meerdere artsen in 1e en 2e lijn, waardoor een contra-indicatievermelding van belang is. Daarom moeten contra-indicaties worden opgenomen voor transplantatie van nier, lever, hart en long.
1375 - NIERTRANSPLANTATIE121 - niertransplantatie
Z94.0 - aanwezigheid van niertransplantaat
161665007 - History of renal transplant (situation) History of - kidney recipient (situation) History of - kidney recipient (context-dependent category) status na niertransplantatie (situatie)
70536003 - Transplant of kidney (procedure) transplantatie van nier (verrichting)
NUDT15 extensive/normal metabolizer Genotype met normale metabole capaciteit van NUDT15. Dit enzym draait de volledige activatie van de thiopurines terug door 6-thio(deoxy)guanosinetrifosfaat om te zetten in 6-thio(deoxy)guanosinemonofosfaat (6-thio-dGMP en 6-thio-GMP). Het vermindert op deze wijze de werking en toxiciteit van de thiopurines.  (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - NUDT15. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 5 november 2018). 
Januari 2020
Naam gewijzigd van NUDT15 extensive (normal) metabolizer in NUDT15 extensive/normal metabolizer, conform besluit werkgroep Farmacogenetica van de KNMP. 

Voor 2020
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. 
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. NUDT15 extensive (normal) metabolizer is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. NUDT15 intermediate metabolizer en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen.
1383 - NUDT15 EXTENSIVE/NORMAL METABOLIZER 582 - NUDT 15 EM/NM
NUDT15 intermediate metabolizer Genotype met verlaagde metabole capaciteit van NUDT15. Dit enzym draait de volledige activatie van de thiopurines terug door 6-thio(deoxy)guanosinetrifosfaat om te zetten in 6-thio(deoxy)guanosinemonofosfaat (6-thio-dGMP en 6-thio-GMP). Het vermindert op deze wijze de werking en toxiciteit van de thiopurines.  (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - NUDT15. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 5 november 2018). 
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. 
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. NUDT15 extensive (normal) metabolizer is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. NUDT15 intermediate metabolizer en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen.
1382 - NUDT15 INTERMEDIATE METABOLIZER
NUDT15 poor metabolizer Genotype met sterk verlaagde of afwezige metabole capaciteit van NUDT15. Dit enzym draait de volledige activatie van de thiopurines terug door 6-thio(deoxy)guanosinetrifosfaat om te zetten in 6-thio(deoxy)guanosinemonofosfaat (6-thio-dGMP en 6-thio-GMP). Het vermindert op deze wijze de werking en toxiciteit van de thiopurines.  (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - NUDT15. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 5 november 2018).
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. 
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. NUDT15 extensive (normal) metabolizer is het normale genotype, waar geen medicatiebewaking aan gekoppeld is. NUDT15 intermediate metabolizer en poor metabolizer zijn afwijkende genotypen.
1381 - NUDT15 POOR METABOLIZER
Parkinson, ziekte vanDegeneratieve aandoening van het centraal zenuwstelsel die wordt gekenmerkt door een hypokinetisch-rigide syndroom, rusttremor en valneiging (parkinsonisme); in de loop van de ziekte treden ook autonome functiestoornissen en dementie op (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek).   In de werkgroep is in november 2012 het volgende besproken:

Het voorstel om 'Parkinson, ziekte van' aan te passen in 'Parkinson, ziekte van/Extrapiramidale stoornis' is omgezet in een ander besluit. De contra-indicatieaarden Extrapiramidale stoornis en Ziekte van Parkinson zijn op 17 juni 2010 samengevoegd. Nu staat alleen “Parkinson, ziekte van” in de lijst. Het is in de praktijk niet duidelijk dat dit ook voor de Extrapiramidale stoornis is bedoeld. Dus iemand die alleen op Extrapiramidaal zoekt, zal nooit iets vinden.
Het besluit is om ‘Extrapiramidale stoornis’ en de ‘Ziekte van Parkinson’uit elkaar te trekken en apart te benoemen in de Nationale Contra-Indicatielijst.


In de werkgroep is eerder het volgende besproken:

De werkgroep is van mening dat bewaakt moet kunnen worden op 1) de ziekte van Parkinson, 2) tardieve dyskinesie (zoals nu bij Health Base), 3) overige vormen van parkinsonisme, bijv. bij Lewy-Body-dementie. Tijdens de eerdere vergadering van 12 juli 2007 werd besloten tot de contra- indicaties/voorzorgen 1) Parkinson en overige extrapiramidale stoornissen; 2) Tardieve dyskinesie. Volgens Pinkhof Geneeskundig Woordenboek wordt tardieve dyskinesie echter beschreven als: ‘extrapiramidale verschijnselen (o.a. orofaciale dyskinesieën) die optreden na langdurig gebruik van fenothiazinen’. Dat betekent dat ‘tardieve dyskinesie’ dan zowel onder ‘Parkinson en overige extrapiramidale stoornissen’ zou vallen als onder ‘Tardieve dyskinesie’. Daarom wordt gekozen voor andere termen: 1) Parkinson, ziekte van; 2) Extrapiramidale stoornis (excl. Parkinson). Onder de nieuwe term ’Extrapiramidale stoornis (excl. Parkinson)’ vallen dan bijvoorbeeld tardieve dyskinesie en extrapiramidale stoornissen bij Lewy-Body-Dementie. In de commentaarronde is ook gevraagd of ‘Bewegingsstoornissen door middelen ’ op de nationale lijst opgenomen kunnen worden, omdat bij bewegingsstoorissen door middelen bijvoorbeeld soms dopaminerge antiparkinsonmiddelen gecontra-indiceerd zijn. Dit valt ook onder ‘Extrapiramidale stoornis (excl. Parkinson)’.

162 - Parkinson, ziekte van3 - PARKINSON
332.0 - Paralysis agitans (Parkinson's disease)
333.0 - Degeneratieve ziekte van de basale ganglia
G20 - Ziekte van Parkinson
49049000 - Parkinson's disease
Perifeer arterieel vaatlijden (excl. Raynaud)Atherosclerose in de slagaders van de extremiteiten. In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Perifeer arterieel vaatlijden wordt wel als synoniem van Claudicatio intermittens gezien (NHG-Standaard), maar apart van Raynaudfenomeen. De geneesmiddelen waarbij sprake zou zijn van een contra-indicatie, zijn voor perifeer arterieel vaatlijden en Raynaudfenomeen grotendeels verschillend (Informatorium Medicamentorum). Daarom als aparte contra-indicatie/voorzorg opgenomen naast ‘Raynaudfenomeen’.
229 - Perifeer arterieel vaatlijden (excl. Raynaudfenomeen)76 - PERIF. VAATLYDEN
443.9 - Perifere vaatziekte, NNO (waaronder Intermittent claudication NOS, zonder verdere specificering)
440.2 - Of native arteries of the extremities en verder gespecificeerd
440.3 - Of bypass graft of the extremities en verder gespecificeerd
440.4 - Chronic total occlusion of artery of the extremities
440.9 - Gegeneraliseerde of NNO atherosclerose
I73.9 - Perifere vaatziekte, niet gespecificeerd (Neventerm: Claudicatio intermittens)
I70.2 - Atherosclerose van arteriën van extremiteiten
399957001 - peripheral arterial occlusive disease
443971004 - Arteriosclerosis of artery of extremity (disorder)
PorfyrieEnzymatische stoornis in de porfyrinesynthese met als gevolg accumulatie van porfyrinemetabolieten in de huid. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)209 - Porfyrie43 - PORFYRIE
277.1 - Stoornis van de porfyrine stofwisseling
E80 - Stoornissen van porfyrine- en bilirubinemetabolisme
E80.0 - Hereditaire erytropoëtische porfyrie
E80.1 - Porphyria cutanea tarda
E80.2 - Overige gespecificeerde vormen van porfyrie
418470004 - porphyria (disorder)
PseudocholinesterasedeficientieAfwezigheid van of een tekort aan het enzym pseudocholinesterase.

Pseudocholinesterase: cholinesteraseachtig enzym dat i.h.b. choline-esters splitst, terwijl de echte cholinesterase meer actief is bij de splitsing van acetylcholine
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)

In de werkgroep is 20 november 2014 het volgende besproken:
Pseudocholinesterasedeficientie wordt toegevoegd aan de Nationale Contra-indicatielijst. Dit is een genetische afwijking. Op de Nationale Contra-indicatielijst staan ook genetische afwijkingen, bijvoorbeeld G6PD-deficiëntie.
1353 - PSEUDOCHOLINESTERASEDEFICIËNTIE114 - PSEUDOCHOLINESTERASEDEFICIËNTIE
E88.0 - stofwisselingsstoornissen van plasmaproteïne, niet elders geclassificeerd
191397007 - Pseudocholinesterase deficiency (disorder)
PsoriasisChronische huidziekte die bestaat uit scherp begrensde, rode verdikte plekken met zilverwitte schilfers verspreid over de huid. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)178 - Psoriasis25 - PSORIASIS
696.0 - Psoriasis arthropathica
696.1 - Vorm van psoriasis NEC
L40 - Psoriasis
L40.0 - Psoriasis vulgaris
L40.1 - Gegeneraliseerde psoriasis pustulosa
L40.2 - Acrodermatitis continua
L40.3 - Pustulosis palmaris et plantaris
L40.4 - Psoriasis guttata
L40.5† - Psoriasis arthropathica (M07.0-M07.3*, M09.0*)
L40.8 - Overige gespecificeerde vormen van psoriasis
L40.9 - Psoriasis, niet gespecificeerd
9014002 - psoriasis (disorder)
Pulmonale hypertensie

Pulmonale hypertensie

verhoogde bloeddruk in de longslagaderen (>25mmHg in arteria pulmonalis) [Bron: Pinkhof Geneeskundig woordenboek] 

Pulmonale hypertensie ( verhoogde bloeddruk in de longvaten) is een zeldzame en ernstige aandoening waarbij de bloeddruk in de longslagader hoger is dan normaal. Komt bij verschillende systemische auto-immuunziekten voor. [Bron: Ensie dokterswoordenboek] 

Symptomen van pulmonale hypertensie zijn o.a. kortademigheid, pijn op de borst, hartkloppingen, ongewone vermoeidheid, flauwvallen, pijnlijke gewrichten, vochtophoping. [Bron:  https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/pulmonale-hypertensie] 



Besluit van de NCI-werkgroep op 19 november 2020:  Neem  pulmonale hypertensie  op in de NCI-lijst.

Onderbouwing:

Gebruik van geneesmiddelen bij pulmonale hypertensie kan in sommige gevallen ernstige gevolgen hebben. Een voorbeeld hiervan zijn NSAID's.  [Bron: https://pulmonaryhypertensionrn.com/living-with-pah/common-medications-that-pose-increased-risk-in-pulmonary-hypertension]

Naar schatting zijn er in Nederland enkele duizenden patiënten met pulmonale hypertensie (PH). PH wordt als doodsoorzaak geregistreerd bij 200 Nederlandse patiënten per jaar. [Bron:  https://www.huisartsengenetica.nl/sites/default/file/Huisartsenbrochure%20Pulmonale%20Hypertensie.pdf]



1389 - Pulmonale hypertensie126 - pulmonale hypertensie
I27.2 - Overige secundaire pulmonale hypertensie
I27.0 - Primaire pulmonale hypertensie
P29.3 - Persisterende foetale circulatie
70995007 - Pulmonary hypertension (disorder) pulmonale hypertensie (aandoening)
RaynaudfenomeenFenomeen met aanvallen van koude, dove en soms pijnlijke vingers of tenen met een typische verkleuring van de vingers of tenen: eerst bleek, dan blauw, en vervolgens rood. De aanvallen kunnen worden uitgelokt door kou. De oorzaak is vasoconstrictie in de arteriolen van vingers of tenen. Daarna treedt een sterke cyanose op, gevolgd door vasodilatatie bij opwarmen.
(www.thuisarts,nl, geraadpleegd 15 juli 2013 en Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Gekozen wordt voor ‘Raynaudfenomeen’. Geneesmiddelen die gecontra-indiceerd zijn, gelden zowel bij het fenomeen als bij de ziekte. Het fenomeen kan zowel primair zijn (= ziekte) als secundair (= gevolg van andere aandoening).
230 - Raynaudfenomeen40 - RAYNAUD, FENOMEEN
443.0 - Syndroom van Raynaud
I73.0 - Syndroom van Raynaud
266261006 - Raynaud's phenomenon (finding)
RefluxziekteVerzamelnaam voor aandoeningen waarbij terugstroom van maaginhoud naar de slokdarm optreedt.
(Rationale, Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Volgens Commentaren Medicatiebewaking van Health Base is Refluxziekte het syndroom van refluxklachten, terwijl refluxoesofagitis een endoscopische diagnose is. In de G-Standaard zijn alleen die geneesmiddelen actief (=ja/ja) als contra-indicatie/voorzorg gekoppeld, waarbij het risico op slokdarmbeschadigingen gerelateerd is aan een reeds bestaande refluxaandoening. Dus bijvoorbeeld niet de middelen waarbij een risico bestaat dat áls het geneesmiddel in de slokdarm blijft hangen, schade aan de slokdarm optreedt, wat bij iedereen kan gebeuren die het geneesmiddel met te weinig vocht inneemt en te snel gaat liggen. Een waarschuwing daarvoor is in voorkomende gevallen als Etikettekst aan geneesmiddelen gekoppeld (‘Zittend of staand innemen met veel water’). Ook bij Health Base is hierop een gebruiksadvies gericht: ‘zittend of staand met water innemen’.
214 - Refluxziekte15 - REFLUX-ZIEKTE
530.1 - Oesofagitis
In - ICD-9-CM onderscheiden in:
530.10 - Esophagitis, unspecified
530.11 - Reflux esophagitis
530.12 - Acute esophagitis
530.19 - Other esophagitis
530.81 - Esophageal reflux (ICD-9-CM)
K21.0 - Gastro-oesofagale reflux met oesofagitis
K21.9 - Gastro-oesofagale reflux zonder oesofagitis
235595009 - gastroesophageal reflux disease
SchildklierfunctiestoornisStoornis in het functioneren van de schildklier. Er kan sprake zijn van een overmatige of een onvoldoende werking van de schildklier (hyperthyreoidie, resp. hypothyreoidie).
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
De werkgroep kiest voor de term ‘Schildklierfunctiestoornis’ i.p.v. ‘Schildklieraandoening’. In de commentaarronde is opgemerkt dat Health Base onder hypothyroïdie andere geneesmiddelen bewaakt dan onder hyperthyroïdie. Daarmee kunnen beide termen niet zo maar samengevoegd worden. Op dit moment is een recent benaderde deskundige het hoofdstuk aan het beoordelen. Over de toekomstige invulling kon nog geen uitspraak worden gedaan. De werkgroep besluit voorlopig toch te kiezen voor het samenvoegen tot één contra-indicatie/aandoening. In de commentaarronde is de vraag gesteld of hypo- en hyperthyreoidie zodanig permanente aandoeningen zijn, dat dit gegeven overgedragen moet worden, omdat je direct gaat behandelen en er binnen een paar maanden weer euthyreoidie zal zijn. De werkgroep is van mening dat ook bij behandelde schildklierfunctiestoornis problemen kunnen optreden, bijv. bij amiodaron. Dus ook bij behandeling lijkt bewaking nodig. De werkgroep is van mening dat voor geneesmiddelen waarbij bij hypothyreoïdie moet worden gewaarschuwd, doorgaans ook bij hyperthyreoïdie moet worden gewaarschuwd. In de afhandelingstekst kan dan duidelijk worden aangegeven wat er gebeurt. Samennemen van de aandoeningen (hypo- en hyperthyreoidie) doet meer recht aan het totaal volgens de werkgroep. De instelfase voor behandeling van hypothyreoidie is nu veel korter dan vroeger (nu 1-2 maanden, bij mensen met cardiale klachten langer). De vraag is of alleen behandelde hyperthyreoidie als contra-indicatie relevant blijft, nu de instelperiode bij hypothyreoidie zo kort is geworden.
183 - Schildklierfunctiestoornis22 - HYPOTHYREOIDIE
23 - HYPERTHYREOIDIE
242.9 - Thyreotoxicose zonder struma of andere oorzaak, zonder thyreotoxische crisis
E05.9 - Thyrotoxicose, niet gespecificeerd
E05.0 - thyrotoxicose met diffuse struma
E05.1 - thyrotoxicose met solitaire toxische-schildkliernodus
E05.2 - thyrotoxicose met toxische multinodulaire-struma
E05.3 - thyrotoxicose door ectopisch schildklierweefsel
E05.4 - thyrotoxicosis factitia
E05.5 - thyrotoxische crisis of storm
E05.8 - overige gespecificeerde vormen van thyrotoxicose
34486009 - hyperthyroidism
40930008 - hypothyroidism
Schizofrenie/ Psychotische stoornisSchizofrenie: chronische psychiatrische stoornis die wordt gekenmerkt door een karakteristieke verstoring van de waarneming, het denken en het voelen. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)

Psychotische stoornis: stoornis waarbij psychoses optreden. Bij een psychose is de controle van het ik over zichzelf en het eigen gedrag en handelen gestoord en is het contact met de omringende werkelijkheid ziekelijk veranderd (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek).
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Tijdens de vergadering op 12 juli 2007 was opgemerkt dat sommige geneesmiddelen de kans op een psychose kunnen verhogen, bijvoorbeeld interferon. De wens was toen geuit om ‘Psychose’ op te nemen op de wensenlijst voor de G-Standaard om deze te beoordelen. Tijdens de vergadering op 2 oktober 2007 wordt echter opgemerkt dat psychose eenmalig kan zijn, maar dat je wilt bewaken wanneer bekend is dat het een chronisch probleem is: daarom werd gekozen voor de term ‘Schizofrenie’. Uiteindelijk is dit veranderd in ‘Schizofrenie/Psychotische stoornis’.
231 - Schizofrenie/ Psychotische stoornis72 - SCHIZOFRENIE / PSYCHOSE
295. - Schizofrene stoornissen
295.0 - Simple type
295.1 - Disorganized type
295.2 - Schizofrenie, katatone vorm, NNO
295.3 - Paranoid type
295.4 - Schizophreniform disorder
295.5 - Latent schizophrenia
295.6 - Residual type
295.7 - Schizoaffective disorder
295.8 - Other specified types of schizophrenia
295.9 - Schizofrenie, NNO
301.22 - Schizotypal personality disorder
297 - Delusional disorders
297.0 - Paranoid state, simple
297.1 - Delusional disorder
297.2 - Paraphrenia
297.3 - Shared psychotic disorder
297.8 - Other specified paranoid states
297.9 - Unspecified paranoid state
293 - Transient mental disorders due to conditions classified elsewhere
293.0 - Delirium due to conditions classified elsewhere
293.1 - Subacute delirium
293.8 - Other specified transient mental disorders due to conditions classified elsewhere
293.81 - Psychotic disorder with delusions in conditions classified elsewhere
293.82 - Psychotic disorder with hallucinations in conditions classified elsewhere
293.83 - Mood disorder in conditions classified elsewhere
293.84 - Anxiety disorder in conditions classified elsewhere
293.89 - Other
293.9 - Unspecified transient mental disorder in conditions classified elsewhere
296 - Episodic mood disorders
296.0 - Bipolar I disorder, single manic episode
296.1 - Manic disorder, recurrent episode
296.2 - Major depressive disorder, single episode
296.3 - Major depressive disorder, recurrent episode
296.4 - Bipolar I disorder, most recent episode (or current) manic
296.5 - Bipolar I disorder, most recent episode (or current) depressed
296.6 - Bipolar I disorder, most recent episode (or current) mixed
296.7 - Bipolar I disorder, most recent episode (or current) unspecified
296.8 - Other and unspecified bipolar disorders
296.9 - Other and unspecified episodic mood disorder
298 - Other nonorganic psychoses
298.0 - Depressieve vorm van psychose
298.1 - Excitative type psychosis
298.2 - Reactive confusion
298.3 - Acute paranoid reaction
298.4 - Psychogenic paranoid psychosis
298.8 - Other and unspecified reactive psychosis
298.9 - Psychose NNO
F20 - Schizofrenie
F20.0 - Paranoïde schizofrenie
F20.1 - Hebefrene schizofrenie
F20.2 - Katatone schizofrenie
F20.3 - Ongedifferentieerde schizofrenie
F20.4 - Postschizofrene depressie
F20.5 - Schizofrene resttoestand
F20.6 - Schizophrenia simplex
F20.8 - Overige gespecificeerde vormen van schizofrenie
F20.9 - Schizofrenie, niet gespecificeerd
F21 - Schizotypische stoornis
F22 - Persisterende waanstoornissen
F22.0 - Waanstoornis
F22.8 - Overige gespecificeerde persisterende waanstoornissen
F22.9 - Persisterende waanstoornis, niet gespecificeerd
F23 - Acute en passagère psychotische stoornissen
F23.0 - Acute polymorfe psychotische stoornis zonder symptomen van schizofrenie
F23.1 - Acute polymorfe psychotische stoornis met symptomen van schizofrenie
F23.2 - Acute schizofrenie-achtige psychotische stoornis
F23.3 - Andere acute psychotische stoornissen met overwegend wanen
F23.8 - Overige gespecificeerde acute en passagère psychotische stoornissen
F23.9 - Acute en passagère psychotische stoornis, niet gespecificeerd
F24 - Geïnduceerde waanstoornis
F25 - Schizoaffectieve stoornissen
F25.0 - Schizoaffectieve stoornis, manische vorm
F25.1 - Schizoaffectieve stoornis, depressieve vorm
F25.2 - Schizoaffectieve stoornis, gemengde vorm
F25.8 - Overige gespecificeerde schizoaffectieve stoornissen
F25.9 - Schizoaffectieve stoornis, niet gespecificeerd
F28 - Andere niet-organische psychotische stoornissen
F29 - Niet gespecificeerde niet-organische psychose
F30 - Manische episode
F30.0 - Hypomanie
F30.1 - Manie zonder psychotische symptomen
F30.2 - Manie met psychotische symptomen
F30.8 - Overige gespecificeerde manische episoden
F30.9 - Manische episode, niet gespecificeerd
F31 - Bipolaire affectieve stoornis [manisch-depressieve stoornis]
F31.0 - Bipolaire affectieve stoornis, huidige episode hypomaan
F31.1 - Bipolaire affectieve stoornis, huidige episode manisch zonder psychotische symptomen
F31.2 - Bipolaire affectieve stoornis, huidige episode manisch met psychotische symptomen
F31.3 - Bipolaire affectieve stoornis, huidige episode licht of matig depressief
F31.4 - Bipolaire affectieve stoornis, huidige episode ernstig depressief zonder psychotische symptomen
F31.5 - Bipolaire affectieve stoornis, huidige episode ernstig depressief met psychotische symptomen
F31.6 - Bipolaire affectieve stoornis, huidige episode gemengd
F31.7 - Bipolaire affectieve stoornis, momenteel in remissie
F31.8 - Overige gespecificeerde bipolaire affectieve stoornissen
F31.9 - Bipolaire affectieve stoornis, niet gespecificeerd
F34 - Persisterende stemmingsstoornissen [affectieve stoornissen]
F34.0 - Cyclothymie
F34.8 - Overige gespecificeerde persisterende stemmingsstoornissen [affectieve stoornissen]
F34.9 - Persisterende stemmingsstoornis [affectieve stoornis], niet gespecificeerd
F38 - Andere stemmingsstoornissen [affectieve stoornissen]
F38.0 - Andere eenmalige stemmingsstoornissen [affectieve stoornissen]
F38.1 - Andere recidiverende stemmingsstoornissen [affectieve stoornissen]
F38.8 - Overige gespecificeerde stemmingsstoornissen [affectieve stoornissen]
F39 - Niet gespecificeerde stemmingsstoornis [affectieve stoornis]
58214004 - schizophrenia (disorder)
48500005 - delusional disorder
191499009 - transient organic psychoses
231489001 - acute transient psychotic disorder
61831009 - induced psychotic disorder
58214004 - schizophrenia (disorder)
69322001 - psychotic disorder
21071000119101 - Mood disorder of manic type (disorder)
SikkelcelziekteEen aantal erfelijke aandoeningen met als gemeenschappelijke factor de aanwezigheid van sikkelcelhemoglobine in de erytrocyten; er zijn 4 vormen: sikkelcelanemie, sikkelcelthalassemieziekte, sikkelcelhemoglobine-C-ziekte en sikkelcel-trait (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek).

In de werkgroep is in 2012 het volgende besproken:

De werkgroep heeft besloten om Sikkelcelanemie te laten vervallen en te vervangen door Sikkelcelziekte. De onderbouwing hiervoor is de volgende:

Pinkhof Geneeskundig Woordenboek geeft de volgende definitie van Sikkelcelziekte: een aantal erfelijke aandoeningen met als gemeenschappelijke factor de aanwezigheid van sikkelcelhemoglobine in de erytrocyten; er zijn 4 vormen: sikkelcelanemie, sikkelcelthalassemieziekte, sikkelcelhemoglobine-C-ziekte en sikkelcel-trait.

In de NHG-standaard staat dat de klachten bij Sikkelcelziekte worden veroorzaakt door:

  • Tekort aan goed werkende rode bloedcellen. Dat geeft bijvoorbeeld bloedarmoede met moeheid, bleekheid, kortademigheid.
  • Klontering van rode bloedcellen en afsluiting van bloedvaatjes. Dat geeft bijvoorbeeld slechter zien of een beroerte.
  • Het snel afbreken van de rode bloedcellen. Dat geeft bijvoorbeeld bloedarmoede, geelzucht en zwelling van de milt.

In december 2011 had de werkgroep besloten dat moet worden bewaakt op Sikkelcelanemie. De onderbouwing hiervoor was de volgende:In het Informatorium Medicamentorum blijkt sikkelcelanemie bij meerdere geneesmiddelen bij de Contra-indicaties genoemd te worden. De werkgroep is van mening dat dit op de lijst moet komen en voor medicatiebewaking verder uitgezocht moet worden.

232 - Sikkelcelanemie73 - SIKKELCELANEMIE
282.6 - Sikkelcel Anemie, NNO
282.61 - Hb-SS disease without crisis
282.62 - Hb-SS disease with crisis
282.63 - Sickle-cell/ Hb-C disease without crisis
282.64 - Sickle-cell/ Hb-C disease with crisis
282.68 - other sickle-cell disease without crisis
282.69 - other sickle-cell disease with crisis
D57.3 - Sikkelcel-trait
D57.2 - Dubbel-heterozygote sikkelaandoeningen
D57 - Sikkelcelaandoeningen
D57.0 - Sikkelcelanemie met crisis
D57.1 - Sikkelcelanemie zonder crisis
D57.8 - Overige sikkelcelaandoeningen
127040003 - Hereditary hemoglobinopathy disorder homozygous for hemoglobin S (disorder)
35434009 - Sickle cell-hemoglobin C disease (disorder)
127041004 - Sickle cell-beta-thalassemia (disorder)
16402000 - Sickle cell trait (disorder)
Sjögren, syndroom vanAuto-immuunaandoening die  primair voorkomt (ziekte van Sjögren) of secundair bij andere aandoeningen (syndroom van Sjögren). Kenmerkende klachten zijn droge ogen (xeroftalmie), een droge mond (xerostomie) en een droge vagina. Ook kunnen algehele malaise, hoge vermoeibaarheid en gewrichtspijnen voorkomen.
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Door Health Base zijn geneesmiddelen gekoppeld waar je droge ogen en mond van zou kunnen krijgen. Een werkgroeplid laat weten dat ze, als ze zou weten dat iemand het Syndroom van Sjögren heeft, bij bepaalde geneesmiddelen wel een opmerking zou willen maken. In het Informatorium Medicamentorum staat bij enkele geneesmiddelen het Syndroom van Sjögren onder de kop Contra-indicaties. Besloten wordt deze contra-indicatie/voorzorg op de lijst op te nemen.
233 - Sjogren, syndroom van65 - SYNDROOM VAN SJOGREN
710.2 - Sicca syndroom
M35.0 - Sicca-syndroom [Sjögren]
83901003 - Sjögren's syndrome (disorder)
Slaapapneu

Optreden van apneu tijdens de slaap. Apneu = toestand van niet-ademhalen. (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)

In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Slaapapneu lijkt steeds vaker voor te komen. Het is nuttig dit op te nemen als uit te wisselen contra-indicatie/voorzorg. In de commentaarronde heeft Health Base laten weten dat slaapapneu ook op de wensenlijst van contra-indicaties/voorzorgen staat van Health Base.
215 - Slaapapneu70 - SLAAPAPNEU
780.51 - slapeloosheid met slaapapneu
780.53 - overmatige slaap en slaperigheid met slaapapneu
780.57 - Unspecified sleep apnea
327.2 - Organic sleep apnea
327.20 - Organic sleep apnea, unspecified
327.21 - Primary central sleep apnea
327.22 - High altitude periodic breathing
327.23 - Obstructive sleep apnea (adult) (pediatric)
327.24 - Idiopathic sleep related nonobstructive alveolar hypoventilation
327.25 - Congenital central alveolar hypoventilation syndrome
327.26 - Sleep related hypoventilation/hypoxemia in conditions classifiable elsewhere
327.27 - Central sleep apnea in conditions classified elsewhere
327.29 - Other organic sleep apnea
G47.3 - Slaapapnoe
73430006 - sleep apnea (finding)
SLCO1B1 521CCGenotype met sterk verlaagde activiteit van SLCO1B1. Deze transporter speelt een belangrijke rol bij het transport van statines van de poortader naar de levercellen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - SLCO1B1. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 5 december 2012).Zie 'SLCO1B1 521TT (wildtype)'547 - SLCO1B1 521CC547 - SLCO1B1 521CC
SLCO1B1 521TCGenotype met verlaagde activiteit van SLCO1B1. Deze transporter speelt een belangrijke rol bij het transport van statines van de poortader naar de levercellen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - SLCO1B1. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 5 december 2012).Zie 'SLCO1B1 521TT (wildtype)'546 - SLCO1B1 521TC546 - SLCO1B1 521TC
SLCO1B1 521TT (wildtype)Genotype met normale activiteit van SLCO1B1. Deze transporter speelt een belangrijke rol bij het transport van statines van de poortader naar de levercellen. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - SLCO1B1. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 5 december 2012).Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica het KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen.
Dit kenmerk is nieuw opgenomen ten opzichte van de vastgestelde lijst. SLCO1B1 521TT (wildtype) is het normale genotype, waaraan geen medicatiebewaking gekoppeld is. SLCO1B1 521CC en 521CT zijn afwijkende genotypen.
545 - SLCO1B1 521TT (wildtype)545 - SLCO1B1 521TT (WILD TYPE)
SlikstoornisStoornis waardoor een patiënt niet in staat is om te slikken. Deze stoornis is vaak tijdelijk.

NB hier wordt een daadwerkelijke stoornis bedoeld en niet een onjuiste slikmethode. Voor slikinstructies, zie www.apotheek.nl.

In de werkgroep is 20 november 2014 het volgende besproken:
In de praktijk blijkt er behoefte te zijn aan een voorzorg Slikstoornis. Het Geneesmiddel Informatie Centrum van de KNMP heeft in samenwerking met het Laboratorium Nederlandse Apothekers (LNA, ook onderdeel van de KNMP) een voorstel gemaakt voor een praktische uitwerking hiervan. Hierbij wordt rekening gehouden met de informatie die al beschikbaar is in het naslagwerk Oralia VTGM van het LNA.Op basis hiervan besluit de werkgroep dat Slikstoornis als voorzorg moet worden opgenomen op de Nationale Contra-indicatielijst.
240 - Slikstoornis108 - Slikstoornis
R13 - dysfagie
D50.1 - sideropenische dysfagie
Q39.3 - congenitale stenose en strictuur van oesofagus
K22.2 - obstructie van slokdarm
K91.8 - overige gespecificeerde aandoeningen van spijsverteringsstelsel na medische verrichting, niet elders geclassificeerd
I69.4 - late gevolgen van beroerte, niet-gespecificeerd als bloeding of infarct
258149004 - Swallowing finding (finding)
SlokdarmstenoseVernauwing van het lumen van de slokdarm door tumorgroei, door littekenvorming, of door langdurige ontsteking. Littekenvorming kan bijvoorbeeld optreden bij verbranding door etsende substanties.
Synoniem: slokdarmstrictuur.
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Hierbij zullen middelen gecontra-indiceerd zijn die de slokdarm kunnen beschadigen als zij blijven steken in de slokdarm (terwijl normaal gesproken de waarschuwende etikettekst (‘Zittend of staand innemen met veel water’) voldoende is, zie bij Refluxziekte). Er wordt opgemerkt dat met de NHG-formulariumterm ‘slokdarmafwijkingen (distale)’ hetzelfde wordt bedoeld als Slokdarmstenose. De NHG-formulariumterm is gekoppeld aan de aandoening Osteoporose, waarschijnlijk bij bisfosfonaten. De NHG-formulariumterm kan aangepast worden.
234 - Slokdarmstenose77 - SLOKDARMSTENOSE
530.3 - Strictuur of stenose van oesofagus
750.3 - congenitale strictuur van de oesofagus
K22.2 - Obstructie van slokdarm
Q39.3 - Congenitale stenose en strictuur van oesofagus
33282003 - stenosis of esophagus (disorder)
253760004 - congenital stenosis of esophagus (disorder)
63305008 - Stricture of esophagus (disorder)
SondeAanwezigheid van een voedingssonde, waarbij de patiënt niet langs de sonde kan slikken. In de werkgroep is 20 november 2014 het volgende besproken:
In de praktijk blijkt er behoefte te zijn aan een voorzorg Sonde. Het Geneesmiddel Informatie Centrum van de KNMP heeft in samenwerking met het Laboratorium Nederlandse Apothekers (LNA, ook onderdeel van de KNMP) een voorstel gemaakt voor een praktische uitwerking hiervan. Hierbij wordt rekening gehouden met de informatie die al beschikbaar is in het naslagwerk Oralia VTGM van het LNA.Op basis hiervan besluit de werkgroep dat Sonde als voorzorg moet worden opgenomen op de Nationale Contra-indicatielijst.
1350 - SONDE110 - SONDE
Z93.1 - aanwezigheid van gastrostoma
Z97.8 - aanwezigheid van overige gespecificeerde hulpmiddelen
61420007 - Tube feeding of patient (regime/therapy) Tube feeding of patient (procedure)
Sportbeoefening

Beoefenen van (wedstrijd)sport.

In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
In het G-Standaardbestand zijn geneesmiddelen gekoppeld die op de WADA-dopinglijst voorkomen. Door de werkgroep werd besproken dat koppeling vooral relevant is voor patiënten die aan wedstrijdsport doen. Voor hen is waarschuwing relevant bij alle middelen die de sportprestaties negatief beïnvloeden, dus breder dan doping. De groep patiënten waarvoor dit geldt is breder dan alleen professionele sporters, maar in feite smaller dan álle mensen die aan sportbeoefening doen. De naam ’sportbeoefening’ zoals deze ook al in het Pharmabasebestand wordt gebruikt, is volgens de werkgroep een geschikte naam. In het Pharmabasebestand zijn naast doping ook andere prestatiebeïnvloedende geneesmiddelen gekoppeld. Health Base heeft echter aangegeven dat de huidige invulling als (te) breed wordt gezien. Binnen veel geneesmiddelgroepen worden bijna alle middelen bewaakt; een reëel alternatief bieden is dan niet meer mogelijk. Daarnaast blijkt na overleg met deskundigen op dit gebied en de Redactiecommissie Medicatiebewaking dat er in de praktijk weinig behoefte bestaat aan deze advisering. Ook wordt door de deskundigen aangegeven dat de beïnvloeding in de praktijk vaak minimaal is (of niet los te zien van de te behandelen aandoening). Tot slot is het lastig solide criteria te ontwerpen en handhaven die als basis voor de bewaking kunnen dienen. Dit geheel van factoren heeft Health Base ondertussen doen besluiten de contra-indicatie vanaf juli 2008 te beperken tot de WADA-lijst.
210 - Sportbeoefening100 - SPORTBEOEFENING
- Geen koppeling met ICD-9 mogelijk.
300800004 - does participate in sporting activities (finding)
Stollingsstoornis (verhoogde bloedingsneiging)Overkoepelende term voor stoornissen in de bloedstolling, waarbij er sprake is van een verhoogde bloedingsneiging. In de werkgroep is 20 november 2014 het volgende besproken:
In de praktijk blijkt niet altijd duidelijk te zijn dat met deze contra-indicatie een verhoogde bloedingsneiging wordt bedoeld. Daarom besluit de werkgroep de naam te wijzigen van 'Stollingsstoornis' in 'Stollingsstoornis (verhoogde bloedingsneiging)'. Dit heeft geen gevolgen voor de huidige bewakingsinformatie in de landelijke databanken.

In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:

In het Informatorium Medicamentorum staat ‘stollingsstoornis(sen)’ of bijv. ‘verhoogde bloedingsneiging’ soms vermeld bij Contra-indicaties. Soms staat een specifieke stollingsstoornis vermeld zoals de ziekte van Von Willebrand. De werkgroep kiest voor de term ‘Stollingsstoornis’ als overkoepelende term. Andere wensen uit de commentaarronde die hieronder vallen: ‘hemofilie’ van wensenlijst gebruikers Health Base en Thrombocytopathie/Purpura.
235 - STOLLINGSSTOORNIS (VERHOOGDE BLOEDINGSNEIGING)68 - STOLLINGSSTOORNIS
286 - Stollingsstoornissen
286.0 - Congenitale factor VIII Deficientie
286.1 - Congenitale factor IX Deficientie
286.2 - Congenital factor XI deficiency
286.3 - Congenitale Deficientie andere Stollingsfactoren
286.3a - Congenitale Deficientie Stollingsfactor NEC; trombofilie
286.3b - Congenitale Deficientie Stollingsfactor NEC; hemorragische diathese
286.4 - Ziekte van Von Willebrand
286.5 - Hemorragische ziekte tgv circulerende anticoagulantia
286.6 - Defibrinatie Syndroom
286.7 - Verworven deficientie van stollingsfactor
286.9 - Stollingsstoornis NEC of NNO (Other and unspecified coagulation defects)
287 - Purpera en overige hemorraghische diathesen
287.0 - Allergische Purpura (ICD-9-DE)
287.1 - Kwalitatieve afwijkingen van Trombocyten
287.1a - Kwalitatieve afwijking van Trombocyten; trombofilie
2871b - Kwalitatieve afwijking van Trombocyten; hemorragische diathese
287.2 - Other nonthrombocytopenic purpuras (ICD-9-CM)
287.3 - Primaire trombocytopenie
2873a - Primaire trombocytopenie; ITP
2873z - Primaire trombocytopenie; overige
287.30 - Primary thrombocytopenia unspecified (ICD-9-CM)
287.32 - Evans' syndrome (ICD-9-CM)
287.33 - Congenital and hereditary thrombocytopenic purpura (ICD-9-CM)
287.4 - Secundaire trombocytopenie
287.4a - Secundaire trombocytopenie; HIT
287.4b - Secundaire trombocytopenie;overige
287.5 - Trombocytopenie NNO
287.8 - Other specified hemorrhagic conditions (ICD-9-CM)
287.9 - Hemorragische diathese, NNO
D65 - Gedissemineerde intravasculaire stolling [defibrinatiesyndroom]
D66 - Hereditaire factor VIII-deficiëntie (neventermen: Hemofilie: NNO. A, klassiek
D67 - Hereditaire factor IX-deficiëntie (neventerm: hemofilie B)
D68 - Overige stollingsstoornissen
D68.0 - Ziekte van Willebrand
D68.1 - Hereditaire factor XI-deficiëntie (neventerm Hemofilie C)
D68.2 - Hereditaire deficiëntie van andere stollingsfactoren
D68.3 - Hemorragische aandoening door circulerende anticoagulantia
D68.4 - Verworven stollingsfactordeficiëntie
D68.8 - Overige gespecificeerde stollingsstoornissen
D69 - Purpura en overige hemorragische aandoeningen
D69.0 - Allergische purpura
D69.1 - Kwalitatieve trombocytenafwijkingen
D69.2 - Overige niet-trombocytopenische purpura
D69.3 - Idiopathische trombocytopenische purpura
D69.4 - Overige primaire trombocytopenie
D69.5 - Secundaire trombocytopenie
D69.6 - Trombocytopenie, niet gespecificeerd
D69.8 - Overige gespecificeerde hemorragische aandoeningen
D69.9 - hemorragische aandoening, niet-gespecificeerd
64779008 - blood coagulation disorder
128105004 - von Willebrand disorder
49762007 - hereditary factor XI deficiency disease
28293008 - hereditary factor VIII deficiency disease
21148002 - allergic purpura
267532001 - qualitative platelet disorder
32273002 - idiopathic thrombocytopenic purpura
74576004 - acquired thrombocytopenia
16922007 - Hereditary coagulation factor deficiency (disorder)
StomaAanwezigheid van een (darm)stoma.
In de werkgroep is 20 november 2014 het volgende besproken:
Voorgesteld wordt om maagverkleining, stoma en morbide obesitas als voorzorg op te nemen op de Nationale Contra-indicatielijst. Bij deze patientkenmerken kan sprake zijn van een veranderde opname van geneesmiddelen. Dit kan gevolgen hebben voor de dosering. Daarom is een medicatiebewakingssignaal met bijpassend advies gewenst. De werkgroep gaat akkoord met het voorstel.
1354 - STOMA115 - STOMA
Z93.0 - aanwezigheid van tracheostoma
Z93.1 - aanwezigheid van gastrostoma
Z93.2 - aanwezigheid van ileostoma
Z93.3 - aanwezigheid van colostoma
Z93.4 - aanwezigheid van overige kunstmatige-lichaamsopeningen van tractus gastrointestinalis
Z93.5 - aanwezigheid van cystostoma
Z93.6 - aanwezigheid van overige kunstmatige-lichaamsopeningen van nier en urinewegen
Z93.8 - aanwezigheid van overige gespecificeerde vormen van kunstmatige lichaamsopening
Z93.9 - aanwezigheid van kunstmatige lichaamsopening, niet-gespecificeerd
225577002 - Stoma finding (finding)
TPMT intermediate metabolizerGenotype leidend tot verlaagde metabole capaciteit van TPMT. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van thiopurines. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - TPMT. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 20 januari 2009). Zie 'TPMT extensive metabolizer'527 - TPMT intermediate metabolizer527 - TPMT-IM
- Geen koppeling met ICD-9 mogelijk.
238012003 - Thiopurine methyltransferase deficiency (disorder)
TPMT normal metabolizerGenotype leidend tot normale metabole capaciteit van TPMT. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van thiopurines. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - TPMT. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 20 januari 2009). Januari 2020
Naam gewijzigd van TPMT extensive metabolizer in TPMT normal metabolizer, conform besluit werkgroep Farmacogenetica van de KNMP.

Voor 2020
Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddelen Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Toelichting op basis van de werkgroep Farmacogenetica de KNMP: het variant allel van TPMT dient als fenotype (= poor metabolizer, intermediate metabolizer) te worden opgenomen. Reden: - de enzymactiviteit van de meer dan 10 variant allelen bedraagt in alle gevallen vrijwel nul. Per combinatie van allelen (normaal + geen activiteit, geen activiteit + geen activiteit) is het advies hetzelfde, zodat er geen noodzaak is alle verschillende combinaties van genotypen op te nemen - uitsplitsen per genotype zou een zeer lange lijst opleveren zonder toegevoegde waarde boven een korte lijst op voorspeld fenotype. - TPMT extensive metabolizer is het normale geno- c.q. fenotype. Hiermee kan worden vastgelegd dat geen afwijkend geno- of fenotype is gevonden bij labonderzoek Opnemen als: TPMT EXTENSIVE METABOLIZER TPMT INTERMEDIATE METABOLIZER TPMT POOR METABOLIZER
534 - TPMT normal metabolizer534 - TPMT EXTENSIVE METABOLIZER
- Geen koppeling met ICD-9 mogelijk.
TPMT poor metabolizerGenotype leidend tot sterk verlaagde of afwezige metabole capaciteit van TPMT. Dit enzym is betrokken bij het metabolisme van thiopurines. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - TPMT. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 20 januari 2009). Zie 'TPMT extensive metabolizer'528 - TPMT poor metabolizer528 - TPMT-PM
- Geen koppeling met ICD-9 mogelijk.
238012003 - Thiopurine methyltransferase deficiency (disorder)
Trombo-embolische ziekte, veneuzeVeneuze trombose: Vorming of aanwezigheid van een bloedstolsel (trombus) in een vene.
Trombo-embolie: het bijven steken van een losgeraakt stuk trombus in een bloedvat. Hierdoor wordt het bloedvat afgesloten.
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)

In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:

Het onderscheid tussen arteriële en veneuze trombose in de G-Standaard is na bespreking met deskundigen gekozen, i.v.m. de waarschuwingen voor COX-2-remmers. Dit wordt door de werkgroep overgenomen. De werkgroep vraagt of hierbij ook op orale anticonceptiva moet worden bewaakt. Bij een longembolie is er eigenlijk altijd sprake van veneuze trombose. Er wordt daarom gekozen om ‘embolie’ in de naam terug te laten komen.

216 - Trombo-embolische ziekte, veneuze28 - TROMBO-EMBOLIE, VENEUS
453 - Veneuze embolie of trombose
453.0 - Syndroom van Budd Chiari
453.1 - Tromboflebitis Migrans
453.2 - Van vena cava
453.3 - Van renal vein
453.4 - Venous embolism and thrombosis of deep vessels of lower extremity en verder gespecificeerd
453.8 - Embolie of trombose van vene NEC
4539 - Veneuze embolie of trombose, lokalisatie NNO
415.1 - Longembolie of longinfarct
415.11 - Iatrogenic pulmonary embolism and infarction
415.12 - Septic pulmonary embolism
415.19 - Other
I82 - Overige veneuze embolie en trombose
I82.0 - Syndroom van Budd-Chiari
I82.1 - Thrombophlebitis migrans
I82.2 - Embolie en trombose van vena cava
I82.3 - Embolie en trombose van vena renalis
I82.8 - Embolie en trombose van overige gespecificeerde venen
I82.9 - Embolie en trombose van niet gespecificeerde vene
I26 - Longembolie
I26.0 - Longembolie met vermelding van acuut cor pulmonale
I26.9 - Longembolie zonder vermelding van acuut cor pulmonale
111293003 - venous thrombosis (disorder)
234049002 - venous embolism (disorder)
59282003 - Pulmonary embolism (disorder)
Trommelvlies, open/ oorbuisjesAanwezigheid van een gat in het trommelvlies, met als mogelijke oorzaken: 
-    het plaatsen van trommelvliesbuisjes
-    ontstekingen.
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
De werkgroep ziet het nut van het waarschuwen bij open trommelvlies voor bijvoorbeeld lokale effecten van propyleenglycol uit oordruppels. Er is discussie of open trommelvlies zodanig chronisch zal zijn dat het als patiëntkenmerk kan worden ingevoerd. Opgemerkt wordt dat bijvoorbeeld buisjes bij kinderen lang aanwezig kunnen zijn. Besloten wordt voor de formulering ‘Trommelvlies, open’ te kiezen.In januari 2008 is het commentaar besproken, dat Health Base in het verleden bewust heeft besloten deze contra-indicatie niet op te nemen. Hierbij speelde de relatieve tijdelijkheid van de situatie mee, maar belangrijker is dat volgens de standpuntnota van KNO-artsen ook bij een open middenoor zo nodig met potentieel ototoxische oordruppels wordt behandeld. De werkgroep blijft van mening dat een waarschuwing voor de zorgverlener nuttig kan zijn. Health Base geeft ook aan dat bij een open middenoor ZO NODIG met ototoxische oordruppels wordt behandeld; dat betekent ook dat een afweging moet worden gemaakt, dus een signaal nuttig kan zijn. Een open trommelvlies kan langdurig zijn. De werkgroep is van mening dat ‘oorbuisjes’ of een dergelijke omschrijving toegevoegd zou moeten worden aan de omschrijving van dit patiëntkenmerk.
236 - Trommelvlies, open/ oorbuisjes79 - OPEN TROMMELVLIES
384.2 - Perforatie van Trommelvlies
Volgende - coderingen uit ICD-9-CM
384.20 - Perforation of tympanic membrane, unspecified
384.21 - Central perforation of tympanic membrane
384.22 - Attic perforation of tympanic membrane
Pars - flaccida
384.23 - Other marginal perforation of tympanic membrane
384.24 - Multiple perforations of tympanic membrane
384.25 - Total perforation of tympanic membrane
Z96.2 - Aanwezigheid van otologische en audiologische implantaten
H72 - Perforatie van trommelvlies
H72.0 - centrale perforatie van trommelvlies
H72.1 - perforatie van trommelvlies t.h.v. koepelholte
H72.8 - overige gespecificeerde perforaties van trommelvlies
H72.9 - perforatie van trommelvlies, niet-gespecificeerd
60442001 - Perforation of tympanic membrane (disorder)
247253001 - Ventilation tube in tympanic membrane (finding)
TuberculoseChronische infectieziekte die wordt veroorzaakt door een bacterie (Mycobacterium tuberculosis) en die tegenwoordig vrijwel alleen door besmetting van de longen wordt verkregen; tbc veroorzaakt aldaar karakteristieke haardjes met weefselverval en kan zich in geval van onvoldoende weerstand bij de gastheer via de lymfebanen en de bloedbaan naar elk ander orgaan verplaatsen (botten, nieren, lever, hersenvliezen enz.). (Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)

In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:

Er zijn bepaalde medicijnen die gecontraindiceerd zijn bij een door gemaakte tuberculose. Tuberculose in het verleden kan niet gecodeerd worden met de ICPC en de ICD. Een mogelijke oplossing is de arts de vraag voor te leggen of hij de CI tuberculose wil vastleggen op het moment dat hij tuberculose als diagnose vastlegt in het dossier van de patiënt.
Een andere mogelijkheid is dat als een doorgemaakte tuberculose in het dossier van de patiënt staat de arts de contra-indicatie tuberculose kan vastleggen door deze te kiezen uit de lijst met CI.

239 - Tuberculose78 - TUBERCULOSE
010 - Primary tuberculous infection
010.0 - Primary tuberculous infection
010.1 - Tuberculous pleurisy in primary progressive tuberculosis
010.8 - Other primary progressive tuberculosis
010.9 - Primary tuberculous infection, unspecified
A15 - Tuberculose van ademhalingsstelsel, bacteriologisch en histologisch bevestigd
A15.0 - Longtuberculose, bevestigd door microscopisch sputumonderzoek met of zonder kweek
A15.1 - Longtuberculose, alleen door kweek bevestigd
A15.2 - Longtuberculose, histologisch bevestigd
A15.3 - Longtuberculose, bevestigd door niet gespecificeerde onderzoeksmethode
A15.4 - Tuberculose van intrathoracale lymfeklieren, bacteriologisch en histologisch bevestigd
A15.5 - Tuberculose van larynx, trachea en bronchus, bacteriologisch en histologisch bevestigd
A15.6 - Tuberculeuze pleuritis, bacteriologisch en histologisch bevestigd
A15.7 - Primaire tuberculose van ademhalingsstelsel, bacteriologisch en histologisch bevestigd
A15.8 - Overige gespecificeerde vormen van tuberculose van ademhalingsstelsel, bacteriologisch en histologisch bevestigd
A15.9 - Tuberculose van ademhalingsstelsel niet gespecificeerd, bacteriologisch en histologisch bevestigd
A16.0 - longtuberculose, bacteriologisch en histologisch negatief
A16.1 - longtuberculose, bacteriologisch en histologische onderzoek niet verricht
A16.2 - longtuberculose, zonder vermelding van bacteriologische of histologische bevestiging
A16.3 - tuberculose van intrathoracale lymfeklieren, zonder vermelding van bacteriologische of histologische bevestiging
A16.4 - tuberculose van larynx, trachea en bronchus, zonder vermelding van bacteriologische of histologische bevestiging
A16.5 - tuberculeuze pleuritis, zonder vermelding van bacteriologische of histologische bevestiging
A16.7 - primaire tuberculose van ademhalingsstelsel zonder vermelding van bacteriologische of histologische bevestiging
A16.8 - overige gespecificeerde vormen van tuberculose van ademhalingsstelsel, zonder vermelding van bacteriologische of histologische bevestiging
A16.9 - tuberculose van ademhalingsstelsel niet-gespecificeerd, zonder vermelding van bacteriologische of histologische bevestiging
A17.0 - tuberculeuze meningitis (G01)
A17.1 - meningeaal tuberculoom (G07)
A17.8 - overige tuberculose van zenuwstelsel
A17.9 - tuberculose van zenuwstelsel, niet-gespecificeerd (G99.8)
A18.0 - tuberculose van botten en gewrichten
A18.1 - tuberculose van urogenitaalstelsel
A18.2 - tuberculeuze perifere lymfadenopathie
A18.3 - tuberculose van darmen, peritoneum en mesenteriale klieren
A18.4 - tuberculose van huid en subcutaan weefsel
A18.5 - tuberculose van oog
A18.6 - tuberculose van oor
A18.7 - tuberculose van bijnieren (E35.1)
A18.8 - tuberculose van overige gespecificeerde organen
A19.0 - acute miliaire tuberculose van één gespecificeerde lokalisatie
A19.1 - acute miliaire tuberculose van multipele lokalisaties
A19.2 - acute miliaire tuberculose, niet-gespecificeerd
A19.9 - miliaire tuberculose, niet-gespecificeerd
A19.8 - overige gespecificeerde vormen van miliaire tuberculose
56717001 - Tuberculosis (disorder)
UGT1A1 *1/*1 (TA6/TA6)Genotype leidend tot normale metabole capaciteit van UGT1A1. Dit enzym is betrokken bij de glucuronidering van veel geneesmiddelen en endogene substraten. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - UGT1A1. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 25 februari 2009). Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddelen Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Toelichting op basis van de werkgroep Farmacogenetica van de KNMP: het variant allel van UGT1A1 dient als genotype (= mutant allel) te worden opgenomen. Reden: - er zijn weliswaar meerdere mutante allelen, bekend, maar alleen *28 komt zodanig vaak voor dat het relevant is hierop te bewaken. De omschrijving als fenotype heeft daarom geen meerwaarde boven omschrijving als genotype, in dat geval heeft het genotype de voorkeur. - in de literatuur is de indeling op genotype gangbaar. - UGT1A1 genotype anderszins, fenotype interm.metab en UGT1A1 genotype anderszins, fenotype poor metab zijn bedoeld als ‘escape’ om toch te kunnen bewaken indien alleen het fenotype bekend is of indien een genotype is gevonden dat afwijkt van waarop bewaakt kan worden en dat toch een afwijkend fenotype is waarop bewaakt moet worden. - UGT1A1 *1/*1 (TA6/TA6) is het normale geno- c.q. fenotype. Hiermee kan worden vastgelegd dat geen afwijkend geno- of fenotype is gevonden bij labonderzoek. - Let op: Het syndroom van Gilbert wordt veroorzaakt door een variant allel in het UGT1-gen. Kenmerk is een verhoogde hoeveelheid bilirubine in het bloed. Het syndroom van Gilbert kan worden vermoed op grond van de geelzucht. De diagnose kan bevestigd worden door genetisch onderzoek (DNA-onderzoek). (http://www.erfelijkheid.nl/zena/gilbe.php geraadpleegd 4-4-2008). Hiermee moet rekening worden gehouden wanneer een synoniemenlijst wordt opgesteld, waarmee zorgverleners contra-indicaties/voorzorgen kunnen vinden.522 - UGT1A1 *1/*1 (TA6/TA6)522 - UGT1A1-*1*1
277.4 - Disorders of bilirubin excretion
E80.4 - Syndroom van Gilbert
UGT1A1 *1/*28 (TA6/TA7)Genotype leidend tot verlaagde metabole capaciteit van UGT1A1. Dit enzym is betrokken bij de glucuronidering van veel geneesmiddelen en endogene substraten.  (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - UGT1A1. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 25 februari 2009). Zie 'UGT1A1 *1/*1 (TA6/TA6)523 - UGT1A1 *1/*28 (TA6/TA7)523 - UGT1A1-*1/*28
430235005 - UGT1A1*28 polymorphism (disorder)
UGT1A1 *28/*28 (TA7/TA7)Genotype leidend tot sterk verlaagde metabole capaciteit van UGT1A1. Dit enzym is betrokken bij de glucuronidering van veel geneesmiddelen en endogene substraten. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - UGT1A1. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 25 februari 2009). Zie 'UGT1A1 *1/*1 (TA6/TA6)'524 - UGT1A1 *28/*28 (TA7/TA7)524 - UGT1A1-*28/*28
430235005 - UGT1A1*28 polymorphism (disorder)
UGT1A1 genotype anderszins, fenotype interm. metab Genotype leidend tot verlaagde metabole capaciteit van UGT1A1. Dit enzym is betrokken bij de glucuronidering van veel geneesmiddelen en endogene substraten. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - TPMT. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 20 januari 2009). Zie 'UGT1A1 *1/*1 (TA6/TA6)'525 - UGT1A1 genotype anderszins, fenotype interm. metab525 - UGT1A1-IM
277.4 - Disorders of bilirubin excretion
E80.4 - Syndroom van Gilbert
UGT1A1 genotype anderszins, fenotype poor metab Genotype leidend tot sterk verlaagde of afwezige metabole capaciteit van UGT1A1. Dit enzym is betrokken bij de glucuronidering van veel geneesmiddelen en endogene substraten. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - TPMT. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 20 januari 2009). Zie 'UGT1A1 *1/*1 (TA6/TA6)'526 - UGT1A1 genotype anderszins, fenotype poor metab526 - UGT1A1-PM
277.4 - Disorders of bilirubin excretion
E80.4 - Syndroom van Gilbert
Ulcus pepticum (actueel of in anamnese)Zweer in het spijsverteringsorgaan t.g.v. inwerking van maagzuur: komt voor in maag, duodenum of slokdarm.
Synoniem: maagzweer
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
In de commentaarronde wordt gevraagd of ‘Ulcus pepticum’ een blijvende ziektetoestand is. De vraag is of je nog kwetsbaar bent wanneer de Helicobacter is geëradiceerd. De werkgroep is van mening dat je na genezing van een ulcus toch extra kwetsbaar bent. De omschrijving wordt daarom: ‘Ulcus pepticum (actueel of in anamnese)’. De NHG-formulariumtermen zullen aangepast worden.
158 - Ulcus pepticum (actueel of in anamnese)16 - ULCUS PEPTICUM
532 - Ulcus duodeni
532.0 - Acuut met bloeding
532.1 - Auut met perforatie
532.2 - Acuut met bloeding en perforatie
532.3 - Acute without mention of hemorrhage or perforation
532.4 - Chronic or unspecified with hemorrhage
532.5 - Chronic or unspecified with perforation
532.6 - Chronic or unspecified with hemorrhage and perforation
532.7 - Chronic without mention of hemorrhage or perforation
532.9 - Unspecified as acute or chronic, without mention of hemorrhage or perforation
533 - Ulcus pepticum
533.0 - Acuut met bloeding
533.1 - Acuut met perforatie
533.2 - Acuut met bloeding en perforatie
533.3 - Acute without mention of hemorrhage and perforation
533.4 - Chronisch of NNO, met bloeding
533.5 - Chronic or unspecified with perforation
533.6 - Chronisch of NNO, met bloeding en perforatie
533.7 - Chronic without mention of hemorrhage or perforation
533.9 - Unspecified as acute or chronic, without mention of hemorrhage or perforation
531 - Ulcus ventriculi
531.0 - Acuut met bloeding
531.1 - Acuut met perforatie
531.2 - Acuut met bloeding en perforatie
531.3 - Acute without mention of hemorrhage or perforation (ICD-9-CM)
531.4 - Chronisch of NNO, met bloeding
531.5 - Chronisch of NNO, met perforatie
531.60 - Chronisch of NNO, met bloeding en perforatie
531.7 - Chronic without mention of hemorrhage or perforation (ICD-9-CM)
531.9 - Unspecified as acute or chronic, without mention of hemorrhage or perforation (ICD-9-CM)
K26 - Ulcus duodeni
K27 - Ulcus pepticum, lokalisatie niet gespecificeerd
K25 - Ulcus ventriculi
13200003 - Peptic ulcer (disorder)
51868009 - Duodenal ulcer disease (disorder)
UrineretentieUrineretentie door bijvoorbeeld aspecifieke mictieklachten.
In de werkgroep is 21 november 2019 het volgende besproken:
De naam moet worden gewijzigd van Mictieklachten met urineretentie in Urineretentie, De contra-indicatie kan zowel bij mannen als bij vrouwen van toepassing zijn. 

In de werkgroep is 20 november 2014 het volgende besproken:
In de bewaking voor contra-indicatie Prostaathyperplasie gaat het om urineretentie.Het verband tussen urineretentie en prostaatvergroting is niet overtuigend aangetoond (zie ook Geneesmiddelenbulletin 4, 3 mei 2013). Besloten wordt om de contra-indicatie Prostaathyperplasie te vervangen door Mictieklachten met urineretentie.Er wordt niet gekozen voor de term LUTS (Lower Urinary Tract Symptoms), omdat dit breder is dan wat bewaakt wordt.
1349 - Urineretentie24 - MICTIEKLACHTEN MET URINERETENTIE
R39.1 - overige mictiestoornissen
R33 - retentie van urine
267064002 - Retention of urine (disorder)
252041008 - Micturition finding (finding)
38671000119103 - abnormale mictie (bevinding) Abnormal urination (finding)
102835006 - mictieproblemen (bevinding) moeilijkheden bij plassen (bevinding) Difficulty passing urine (finding)
VerkeersdeelnameDeelname aan het gemotoriseerd verkeer. In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
Deze contra-indicatie/voorzorg wordt in de G-Standaard opgenomen op verzoek van VWS. Het gaat in dit verband om mensen die deelnemen aan gemotoriseerd verkeer. Het is dus niet smaller (bijv. alleen beroepschauffeurs) of breder (alle verkeer). De naam ’verkeersdeelname’ zoals deze ook al in het Pharmabasebestand werd gebruikt, is volgens de werkgroep een geschikte naam.
219 - Verkeersdeelname101 - VERKEERSDEELNAME
446497005 - Has driver's license (finding)
VKORC1 -1639AA (1173TT)Genotype met sterk verminderde productie van VKORC1 en daarmee VKOR. Dit enzym regenereert inactief vitamine K tot de actieve vorm. Cumarinederivaten remmen VKOR. Een verlaagde expressie van VKOR kan leiden tot een sterkere werking van cumarinederivaten. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - VKORC1. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 20 januari 2009) Gewijzigd op 10 september 2018

Zie de toelichting bij de rationale van 'VKORC1 -1639GG (1173CC) (wildtype)'

530 - VKORC1 -1639AA (1173TT)530 - VKORC1 1173TT (-1639AA)
129988008 - vitamin-K-epoxide reductase (warfarin-insensitive)
129987003 - vitamin-K-epoxide reductase (warfarin-sensitive)
VKORC1 -1639GA (1173CT)Genotype met verminderde productie van VKORC1 en daarmee VKOR. Dit enzym regenereert inactief vitamine K tot de actieve vorm. Cumarinederivaten remmen VKOR. Een verlaagde expressie van VKOR kan leiden tot een sterkere werking van cumarinederivaten. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - VKORC1. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 20 januari 2009) Gewijzigd op 10 september 2018

Zie de toelichting bij de rationale van  'VKORC1 -1639GG (1173CC) (wildtype)'
529 - VKORC1 -1639GA (1173CT)529 - VKORC1 1173CT (-1639GA)
VKORC1 -1639GG (1173CC) (wildtype)Genotype met normale productie van VKORC1. Dit enzym regenereert inactief vitamine K tot de actieve vorm. (Algemene achtergrondtekst Farmacogenetica - VKORC1. KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum, 20 januari 2009) Gewijzigd op 10 september 2018

Omdat farmacogenetica nog een nieuw gebied is, en er reeds overleg/consensusvorming plaatsvindt over de op te nemen kenmerken (G-Standaard, Pharmabase), neemt de werkgroep momenteel de in de G-Standaard opgenomen kenmerken (beoordeeld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP Geneesmiddelen Informatie Centrum) over in de nationale lijst van contraindicaties/voorzorgen. Toelichting op basis van de werkgroep Farmacogenetica van de KNMP: het genotype van VKORC1 (= combinatie van allelen) wordt opgenomen. Reden: het genotype kan op diverse manieren worden omschreven. De werkgroep van deskundigen heeft besloten beide notaties die door genotyperingslaboratoria worden gebruikt te gebruiken om het genotype te omschrijven als ‘-1639GA (1173CT)’ (= normaal + variant allel) en '-1638AA (1173TT)' (= 2 variante allelen)  VKORC1 -1639GG (1173CC)  (wildtype) is het normale geno- c.q. fenotype. Hiermee kan worden vastgelegd dat geen afwijkend genoof fenotype is gevonden bij labonderzoek Opnemen als: VKORC1 -1639GG (1173CC) VKORC1 -1639GA (1173CT) VKORC1 -1639AA (1173TT) 
535 - VKORC1 -1639GG (1173CC) (wildtype)535 - VKORC1 1173CC (-1639GG) WILD TYPE
Wolff-Parkinson-White-syndroom (WPW)Paroxismale tachycardie op basis van een extra elektrische verbinding (bundel van Kent) tussen boezems en kamers.
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
Aanvullende opmerking, toegevoegd in juli 2013:
Inmiddels zijn in de Pharmabase èn in de G-Standaard de contra-indicaties van de nationale lijst opgenomen waarbij sprake is van hartritmestoornissen.

Discussie 2008:
Er was discussie of één overkoepelende term gebruikt zou moeten worden (Hartritmestoornis), of afzonderlijke contra-indicaties/voorzorgen, en zo ja, welke. Vooralsnog is er geen bewaking op hartritmestoornissen in de G-Standaard. In Pharmabase is recent ‘Tachy-aritmie’ vervangen door twee afzonderlijke contra-indicaties/voorzorgen: Wolff-Parkinson-White-syndroom (WPW); 2) Brugada-syndroom. De toelichting is terug te vinden in Commentaren Medicatiebewaking. In grote lijnen komt het er op neer dat de geraadpleegde deskundige aangaf dat bij de meeste vormen van hartritmestoornissen geen geneesmiddelen gecontra-indiceerd zijn, met uitzondering van WPW en Brugada. De verschillende middelen die bij WPW en Brugada bewaakt worden zijn terug te vinden in Commentaren Medicatiebewaking (bij WPW zijn dit er veel minder dan bij Brugada, waar ook bewaking op bijvoorbeeld TCA’s en SSRI’s plaatsvindt). Aan de gebruikers van Pharmacom/Medicom is hierover vorig jaar het volgende gemeld: “Tachy-aritmie is een breed begrip, waar veel verschillende ritmestoornissen onder vallen. Niet alle aandoeningen ondervinden evenveel hinder van bepaald geneesmiddelgebruik. Van bepaalde geneesmiddelen was de relevantie van het signaal CI 012 onduidelijk. Bij patiënten met het Brugada-syndroom of het Wolff-Parkinson-White-syndroom kan gebruik van bepaalde geneesmiddelen tot (grote) problemen leiden. Het gaat hierbij echter om een veel kleinere groep patiënten, bij wie daadwerkelijk iets met het signaal gedaan kan worden. Het is de werkgroep niet helemaal duidelijk waarom WPW en Brugada door Health Base zijn benoemd. Zo is er over Brugada weinig gepubliceerd. Atriumfibrilleren komt mogelijk meer voor, maar hier hoeft mogelijk niet op bewaakt te worden. Wel is de vraag of bewaakt moet worden op 1) ‘sick sinus’ (brady- of tachyaritmie), wrsch. alleen bètablokkers en/of 2) AV-geleidingsstoornis (bradyaritmie, 2e en 3e graads AV-block);, wrsch. van belang bij digoxine, betablokkers en calciumantagonisten. Voorlopig kiest de werkgroep voor de contraindicaties/voorzorgen die Health Base recent heeft gedefinieerd. De overige hartritmestoornissen moeten in de toekomst beoordeeld worden (zie (nog) niet op nationale lijst).
237 - Wolff-Parkinson-White-syndroom (WPW)63 - WOLFF-PARKINSON- WHITE SYNDROOM
426.7 - Abnormale atrioventriculaire excitatie ook vermeld als WPW-syndroom
I45.6 - Pre-excitatiesyndroom
74390002 - Wolff-Parkinson-White pattern (disorder)
ZwangerschapDe toestand van de vrouw vanaf de innesteling van een bevrucht ei tot aan de geboorte van het kind.
(Pinkhof Geneeskundig Woordenboek)
In de werkgroep is vóór 2012 het volgende besproken:
De werkgroep is van mening dat het niet nodig is de term Zwangerschap uit te breiden met ‘(eerste, tweede en derde trimester)’. Tijdens de commentaarronde wordt gevraagd of ‘Bevalling/ontzwangering’ als contra-indicatie/voorzorg opgenomen moet worden, maar in de medicatiebewaking is bij de adviezen van de contra-indicatie/voorzorg ‘Zwangerschap’ al ruimte voor informatie voor rond de bevalling. Verder is de periode rond de bevalling zo tijdelijk dat het voornamelijk protocollair bewaakt zal moeten worden. Zwangerschap zelf is een tijdelijke situatie; hierbij wordt in het softwaresysteem de verwachte einddatum vastgelegd. Bij het uitwisselen van informatie m.b.t. deze contra-indicatie/voorzorg zou deze informatie meegenomen moeten worden.
1320 - Zwangerschap5 - ZWANGERSCHAP
V72.42 - Pregnancy examination or test, positive result
V61.7 - Ongewenste zwangerschap (ICD-9-DE)
V22 - Normale zwangerschap
V22.0 - Supervision of normal first pregnancy
V22.1 - Supervision of other normal pregnancy
V22.2 - Pregnant state, incidental (ICD-9-CM)
V23 - Supervision of high-risk pregnancy
V23.0 - Pregnancy with history of infertility
V23.1 - Pregnancy with history of trophoblastic disease
V23.2 - Pregnancy with history of abortion
V23.3 - Grand multiparity
V23.4 - Pregnancy with other poor obstetric history en verder gespecificeerd
V23.5 - Pregnancy with other poor reproductive history
V23.7 - Insufficient prenatal care
V23.8 - Other high-risk pregnancy en verder gespecificeerd
V23.9 - Unspecified high-risk pregnancy
graviditeit - na intra uteriene overplaatsing naar derde lijn (ICD-9-DE)
Z32.1 - Zwangerschap bevestigd
Z64.0 - Problemen verband houdend met ongewenste zwangerschap
Z32 - Zwangerschapsonderzoek en -test
Z32.0 - Zwangerschap, (nog) niet bevestigd
Z32.1 - Zwangerschap bevestigd
Z33 - Zwangerschap als bijkomstige bevinding
Z34 - Controle van normale zwangerschap
Z34.0 - Controle van normale eerste zwangerschap
Z34.8 - Controle van andere normale zwangerschap
Z34.9 - Controle van normale zwangerschap, niet gespecificeerd
Z35 - Controle van zwangerschap met verhoogd risico [high-risk]
Z35.0 - Controle van zwangerschap met onvruchtbaarheid in anamnese
Z35.1 - Controle van zwangerschap met abortus in anamnese
Z35.2 - Controle van zwangerschap met anderszins belaste verloskundige anamnese en voortplantingsanamnese
Z35.3 - Controle van zwangerschap met in anamnese onvoldoende prenatale zorg
Z35.4 - Controle van zwangerschap bij grande multipariteit
Z35.5 - Controle van oudere primigravida
Z35.6 - Controle van zeer jonge primigravida
Z35.7 - Controle van zwangerschap met verhoogd risico door sociale problemen
Z35.8 - Controle van zwangerschap met overige gespecificeerde vormen van verhoogd risico
Z35.9 - Controle van zwangerschap met verhoogd risico, niet gespecificeerd
77386006 - Patient currently pregnant (finding)