Er zijn ruime grenzen in de percentages gegeven voor de gevallen waarin gekalibreerde meetinstrumenten of andere standaarden beschikbaar zijn om de stoornis in functie te kwantificeren. Als bijvoorbeeld "geen stoornis" of een "volledige stoornis" wordt gecodeerd, dan mag dit een foutenmarge hebben van maximaal 5%. Een "matige stoornis" reikt niet verder dan halverwege de schaal. De percentages moeten in verschillende domeinen worden uitgedrukt in percentielen van de standaardbevolking. Om deze kwantificering van de typering op een uniforme wijze toe te passen moeten meetprocedures worden ontwikkeld door middel van onderzoek.